Home

Hoge Raad, 07-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1224, 18/05490

Hoge Raad, 07-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1224, 18/05490

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 september 2021
Datum publicatie
7 september 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1224
Formele relaties
Zaaknummer
18/05490

Inhoudsindicatie

Voorhanden hebben vuurwapen (art. 26.1 WWM). Redelijke termijn in cassatiefase is enige klacht die overblijft na intrekking ander middel. Voldoende belang verdachte? HR: art. 80a RO. Vervolg op 18/05490 (niet gepubliceerd; geen middelen ingediend, verdachte n-o) en ECLI:NL:HR:2020:1722 (rolbeslissing m.b.t. betekening aanzegging in cassatie).

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 18/05490

Datum 7 september 2021

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 december 2018, nummer 23/003471-16, in de strafzaak

tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur twee cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het eerste cassatiemiddel is later ingetrokken.

De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep met toepassing van art. 80a RO.

De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2021.