Home

Hoge Raad, 09-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1031, 18/04055

Hoge Raad, 09-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1031, 18/04055

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 juni 2020
Datum publicatie
9 juni 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1031
Formele relaties
Zaaknummer
18/04055

Inhoudsindicatie

Jeugdzaak. Als jongere die kwalificatieplichtig is verplichting tot geregeld volgen van onderwijs niet nakomen door veelvuldig ongeoorloofd afwezig te zijn van school, art. 26.2 Leerplichtwet 1969. Beroep op vrijstelling wegens ziekte a.b.i. art. 11.d Lpw. Volstaat enkele ziekmelding a.b.i. art. 12 Lpw? Opvatting dat voor geslaagd beroep op vrijstelling van geregeld schoolbezoek a.b.i. art. 11.d Lpw enkele kennisgeving a.b.i. art. 12 Lpw in alle gevallen z.m. toereikend is, vindt geen steun in het recht. ’s Hofs oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte in tlgd. periode geoorloofd afwezig is geweest van school en daarop gebaseerd oordeel dat verdachte, zoals is bewezenverklaard, ‘niet heeft voldaan aan verplichting volledig onderwijsprogramma en volledig programma van combinatie leren en werken te volgen, dat door die school of instelling wordt aangeboden’, zijn gelet op bewijsvoering toereikend gemotiveerd. Volgt verwerping. Samenhang met 18/04061.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 18/04055 J

Datum 9 juni 2020

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 4 september 2018, nummer 21/001512-17, in de strafzaak

tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,

hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2 Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1

Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de verdachte niet aan haar verplichting tot geregeld schoolbezoek heeft voldaan.

2.2.1

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

“zij in de periode van 6 september 2016 tot en met 14 oktober 2016 in de gemeente Zutphen, als jongere die als leerling of deelnemer van een school of instelling, te weten Praktijkonderwijs Zutphen te Zutphen, staat ingeschreven, op grond van artikel 4a van de Leerplichtwet 1969 niet heeft voldaan aan de verplichting het volledige onderwijsprogramma en het volledige programma van de combinatie leren en werken te volgen, dat door die school of instelling wordt aangeboden, terwijl ten aanzien van die jongere de leerplicht, als bedoeld in artikel 2 van genoemde wet was geëindigd en die jongere nog geen startkwalificatie had behaald.”

2.2.2

Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

“Voor zover in de hierna opgesomde bewijsmiddelen wordt verwezen naar het stamproces- verbaal wordt hiermee verwezen naar het door verbalisant [verbalisant] , leerplichtambtenaar, in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 12 december 2016 te Zutphen.

1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal leerplicht (als bijlage pagina 3-10 van het stamproces-verbaal), opgemaakt op 12 december 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, het relaas van verbalisant [verbalisant] :

Melding relatief schoolverzuim

Naar aanleiding van een melding van vermoedelijk ongeoorloofd schoolverzuim van [betrokkene 1] , adjunct directeur van de Praktijkschool Zutphen, zijnde een school in de zin van artikel 1 van de Leerplichtwet 1969, is er een onderzoek ingesteld naar het schoolverzuim in de periode van 06-09-2016 tot en met 14-10-2016 van het hieronder genoemde kwalificatie plichtige kind.

Ik, [verbalisant] , leerplichtambtenaar in dienst van de gemeente Zutphen belast met de handhaving van de Leerplichtwet, daartoe aangewezen door burgemeester en wethouders, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar (nummer akte van beëdiging nummer [001] ), standplaats Zutphen, heb in verband met ongeoorloofd schoolverzuim na dit onderzoek vastgesteld dat de jongere en ouders verantwoordelijk zijn voor het schoolverzuim. Ik heb de jongere en ouders daarop op 23 november 2016, te Zutphen als verdachten opgeroepen. [verdachte] en haar ouders hebben geen gehoor gegeven aan de oproep. Ik heb [verdachte] en ouders wederom op 5 december 2016 als verdachten opgeroepen. Ook aan deze oproep hebben [verdachte] en ouders geen gehoor gegeven. De moeder van [verdachte] heeft bij beide oproepen per mail laten weten niet in staat zijn te komen vanwege ziekte.

Leerplichtige minderjarige/verdachte

Naam: [verdachte]

Geboortedatum en plaats: [geboortedatum] -2000

Adres: [a-straat 1]

PC/woonplaats: [postcode] [plaats]

Ouders van leerling/verdachten

Naam moeder: [betrokkene 2]

Geboortedatum: [geboortedatum] -1973

Adres: [a-straat 1]

PC/woonplaats: [postcode] [plaats]

Vrijstelling

Tevens heb ik vastgesteld dat de leerplicht als bedoeld in artikel 3 van de Leerplichtwet is geëindigd, maar dat de jongere geen startkwalificatie heeft als bedoeld in art. 7.2.2, eerste lid onder b tot en met e, van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Verhoor verdachten

Er is geen gehoor gegeven aan de uitnodigingen voor verhoor op zowel 23-11-2016 en op 05-12-2016. Op 23 november mailt moeder dat [verdachte] ziek is. Vanuit leerplicht wordt aangeboden om de hoorzitting op het woonadres van [verdachte] te doen indien dit wenselijk is. Hierop komt geen reactie. Er wordt een 2e hoorzitting gepland op 5 december 2016. Moeder laat per mail weten dat zij niet kunnen komen. Ze wijst leerplicht per mail op het feit dat rust voor [verdachte] nu van essentieel belang is, gezien de ernst van de situatie. Ze vraagt rust vanuit leerplicht.

Bijzonderheden schoolloopbaan/hulpverlening/voogd

01-08-2012 tot heden: Praktijkschool Zutphen

[verdachte] is door de Praktijkschool en door leerplicht meerdere keren verwezen naar de schoolarts, [betrokkene 3] , van de GGD. Hier is geen gehoor aan gegeven.

Huidige melding

Schooljaar: 2016-2017

Periode: 22-08-2016 tot 12-12-2016

Interventie leerplicht: direct in het nieuwe schooljaar wordt [verdachte] en ouders uitgenodigd door leerplicht.

Moeder komt alleen op dit gesprek, ze geeft aan dat [verdachte] ziek is. Moeder wil niet aangeven waarom [verdachte] ziek is, ze geeft aan dat dit privé is en dat leerplicht dat niet hoort te vragen. Leerplicht dringt er op aan dat [verdachte] naar de schoolarts gaat of dat de schoolarts contact op mag nemen met de huisarts. Dit is de enige manier voor leerplicht om te onderzoeken of het verzuim van [verdachte] ongeoorloofd dan wel geoorloofd is. Moeder zegt toe mij uiterlijk aan het eind van de week te laten weten of zij [verdachte] hier voor kan motiveren.

Moeder mailt leerplicht met het bericht dat [verdachte] in gesprek wil met leerplicht. In deze mail wordt tevens aangeven dat [verdachte] eist van school dat zij door moet naar het MBO, ondanks een negatief advies van school. Zij vragen aan leerplicht om zo spoedig mogelijk met de praktijkschool in gesprek te gaan om dit voor hen te regelen.

Leerplicht belt met de praktijkschool over de overstap van deze school naar het MBO. De school geeft aan dat zij bereid zijn om met [verdachte] en moeder in gesprek te gaan. Leerplicht mailt dit naar moeder en geeft tevens aan dat moeder [verdachte] zou motiveren om een afspraak met de GGD arts te maken.

Moeder geeft aan dat zij graag eerst de situatie met leerplicht te willen bespreken voordat zij in gesprek gaat met school. Er wordt een afspraak gemaakt op 29 augustus. In dit gesprek vertelt [verdachte] over haar wens om naar het MBO te gaan. Zij vertelt dat zij zich gediscrimineerd voelt op de praktijkschool en dat het eigenlijk de schuld is van haar mentor dat zij haar arm heeft gebroken. Zij was erg overstuur van de mededeling dat zij niet naar het MBO mocht en is daarom van de fiets gevallen. Op de vraag van leerplicht hoe het nu met haar gezondheid gaat, grijpt moeder in. Hierover mag leerplicht geen vraag stellen, dit is privé.

Leerplicht en de praktijkschool overleggen over de impasse. Indien er, ondanks het negatieve advies van de praktijkschool, toch toestemming gegeven zal worden om [verdachte] naar het MBO te laten gaan, kan dit de schoolgang bevorderen. Er wordt contact gezocht met het MBO en [verdachte] wordt uitgenodigd voor een intake gesprek.

Moeder geeft in een mail aan blij te zijn dat [verdachte] naar het MBO kan en dankt leerplicht voor de inzet hierin. [verdachte] wordt op het eerste intakegesprek op het MBO echter ziek gemeld door moeder.

Ook een tweede afspraak wordt afgezegd.

Op 25 september laat moeder per mail weten dat [verdachte] afziet om naar het MBO te gaan, het wordt haar te zwaar gezien haar beperking.

Interventie leerplicht: Leerplicht informeert bij de juriste van Ingrado hoe om te gaan met ziektemelding zonder dat er onderzoek gedaan kan worden door een schoolarts. De praktijkschool gaat het registeren van de ziektemeldingen omzetten in vermoedelijk ongeoorloofd verzuim naar aanleiding van dit advies.

De praktijkschool stuurt regelmatig mails naar moeder om [verdachte] uit te nodigen om weer op school te komen. Moeder en [betrokkene 1] , adjunct-directeur, hebben op 6 oktober gezamenlijk een gesprek over de broer van [verdachte] . In dit gesprek wordt ook besloten dat moeder [verdachte] zal motiveren om naar een dokter te gaan. [verdachte] blijft afwezig, moeder blijft haar ziekmelden.

Leerplicht informeert bij de politie, bij veilig thuis en bij stichting Perspectief of er signalen zijn waaruit moet blijken dat er zorgen zijn rondom het gezin [verdachte] . Reden hiervoor is dat [verdachte] al langere tijd niet gezien is op school (vanaf mei 2016). Leerplicht doet nog een laatste poging om [verdachte] door een schoolarts te laten zien alvorens een proces verbaal op te maken.

[verdachte] wordt 22 november uitgenodigd voor een afspraak met de schoolarts.

Moeder laat dezelfde dag per mail weten niet te komen. [verdachte] en ouders worden uitgenodigd voor een hoorzitting in verband met het opmaken van een proces verbaal door leerplicht op 23 november. Zij melden zich af. Leerplicht biedt aan om de hoorzitting thuis af te nemen. Hierop komt geen reactie. [verdachte] en ouders worden opnieuw uitgenodigd voor een hoorzitting op 5 december. Moeder laat per mail weten niet te komen

Leerplicht maakt proces-verbaal op.

[verdachte] wordt nog steeds ziek gemeld door moeder.

2. Het als bijlage bij het stamproces-verbaal gevoegde schriftelijke bescheid (pagina ’s 12-13), inhoudende ‘Aanwezigheidsregistratie detail’ (betrekking hebbende op [verdachte] , voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:

Lesuur

Dag Datum Vanaf T/m Omschrijving

Klas: 5A

Leerling: [verdachte]

(...)

Di 06-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Wo 07-09-2016 1 6 Ongeoorloofd

Do 08-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Vr 09-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Ma 12-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Di 13-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Wo 14-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Do 15-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Vr 16-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Ma 19-09-2016 1 6 Ongeoorloofd

Di 20-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Wo 21-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Do 22-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Vr 23-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Ma 26-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Di 27-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Wo 28-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Do 29-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Vr 30-09-2016 1 8 Ongeoorloofd

Ma 03-10-2016 1 8 Ongeoorloofd

Di 04-10-2016 1 7 Ongeoorloofd

Wo 05-10-2016 1 6 Ongeoorloofd

Do 06-10-2016 1 7 Ongeoorloofd

Vr 07-10-2016 1 5 Ongeoorloofd

Ma 10-10-2016 1 8 Ongeoorloofd

Di 11-10-2016 1 7 Ongeoorloofd

Wo 12-10-2016 1 6 Ongeoorloofd

Do 13-10-2016 1 7 Ongeoorloofd

Vr 14-10-2016 1 5 Ongeoorloofd

Aantal keer afwezig: 36 Uren afwezig: 267.”

2.2.3

Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:

“De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het haar tenlastegelegde, nu verdachte verontschuldigbaar afwezig is geweest op school en er geen sprake was van ongeoorloofd ziekteverzuim.

Het hof is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Het hof stelt vast dat verdachte in de periode van 6 september 2016 tot en met 14 oktober 2016 niet naar de school is geweest waar zij stond ingeschreven. In zoverre is het feit bewezen. Vraag is of verdachte vrijgesteld was van de verplichting naar school te gaan wegens ziekte, als bedoeld in artikel 11 van de Leerplichtwet.

Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte geoorloofd afwezig is geweest van school ten tijde van de tenlastegelegde periode. Bij het proces-verbaal leerplicht bevindt zich een verzuimoverzicht. Een enkele afmelding vanwege ‘ziekte’ door haar moeder is niet zomaar voldoende voor geoorloofde afwezigheid. Door verdachte is op geen enkele manier openheid van zaken gegeven, zodat niet duidelijk is geworden waarom zij afwezig was. Er werd gesteld dat dit een privé aangelegenheid was en verder werd de deur dicht gehouden. Als een ziekte zou zijn vastgesteld zou dat een reden kunnen zijn geweest voor Bureau leerplicht om een vrijstelling voor het volgen van onderwijs af te geven op grond van artikel 11 van de Leerplichtwet. Een onderzoek naar de ziekte van verdachte is onmogelijk gebleken doordat niet werd meegewerkt met de diverse instanties. Dat recentelijk de psychische stoornis PTSS bij verdachte zou zijn vastgesteld, doet aan het voorgaande oordeel niet af.”

2.3

De Leerplichtwet 1969 (hierna: Lpw) luidt, voor zover thans van belang, als volgt.

- Artikel 11:

“Gronden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij staat ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die kwalificatieplichtig is, zijn vrijgesteld van de verplichting de school of de instelling geregeld te bezoeken, indien

(...)

d. de jongere wegens ziekte verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken;”

- Artikel 12:

“Ziekte van leerling

Een beroep op vrijstelling wegens ziekte van de jongere kan slechts worden gedaan, indien daarvan binnen twee dagen na het ontstaan van de verhindering aan het hoofd kennis is gegeven, zo mogelijk met opgave van de aard van de ziekte.”

2.4

Voor zover het middel berust op de opvatting dat voor een geslaagd beroep op de vrijstelling van geregeld schoolbezoek als bedoeld in artikel 11 aanhef en onder d Lpw, de enkele kennisgeving als bedoeld in artikel 12 Lpw in alle gevallen zonder meer toereikend is, faalt het omdat deze opvatting geen steun vindt in het recht.

2.5

Voor zover het middel klaagt over het oordeel van het hof dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte in de tenlastegelegde periode geoorloofd afwezig is geweest van school, faalt het eveneens. Dat oordeel en het daarop gebaseerde oordeel van het hof dat de verdachte, zoals is bewezenverklaard, ‘niet heeft voldaan aan de verplichting het volledige onderwijsprogramma en het volledige programma van de combinatie leren en werken te volgen, dat door die school of instelling wordt aangeboden’, zijn toereikend gemotiveerd gelet op de onder 2.2.2 en 2.2.3 weergegeven bewijsvoering.

3 Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

Op de verdachte is het strafrecht voor jeugdigen toegepast. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde geheel voorwaardelijke taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden. De Hoge Raad zal daarom met dat oordeel volstaan.

4 Beslissing