Home

Hoge Raad, 11-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:906, 17/04879

Hoge Raad, 11-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:906, 17/04879

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 juni 2019
Datum publicatie
11 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:906
Formele relaties
Zaaknummer
17/04879

Inhoudsindicatie

Potentiële Syriëganger. Voorbereiden en/of bevorderen van brandstichting (art. 157 jo. 176b Sr), moord (art. 289a Sr) en doodslag (art. 288a Sr) te begaan met terroristisch oogmerk door zowel zijn eigen uitreis naar Syrië ter aansluiting bij terroristische organisatie (feit 1) als die van medeverdachte, die zich wilde aansluiten bij andere terroristische organisatie (feit 2), voor te bereiden. Oogmerk verdachte telkens gericht op voorbereiden en/of bevorderen van voornoemde misdrijven? HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2017:416, inhoudende dat voor bewezenverklaring van in art. 96.2 Sr bedoelde voorbereiding of bevordering van in art. 176b en/of 289a Sr omschreven misdrijven, voldoende is dat oogmerk van verdachte op voorbereiden of bevorderen van die misdrijven is gericht, zonder dat concretisering van voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is vereist en dat daarom slechts is vereist dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk in art. 176b en/of 289a Sr omschreven misdrijf nader aan art. 96.2 Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht. ’s Hofs op zijn vaststellingen gebaseerde oordeel dat kan worden bewezenverklaard dat verdachte in vereniging met een ander oogmerk had op voorbereiden en/of bevorderen van onder 1 en 2 bewezenverklaarde misdrijven en dat met voldoende bepaaldheid blijkt dat bewezenverklaarde voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen op die misdrijven waren gericht geeft, mede gelet op hetgeen is vooropgesteld, geen blijk van onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat Hof tevens heeft geoordeeld dat door verdachte m.b.t. het onder 1 bewezenverklaarde aangedragen alternatieve scenario, dat hij eerst marktonderzoek ter plaatse zou verrichten en vervolgens transportonderneming zou opzetten, niet aannemelijk is geworden. Volgt verwerping.

Uitspraak

11 juni 2019

Strafkamer

nr. S 17/04879

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 6 oktober 2017, nummer 22/000953-16, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben I.T.H.L. van de Bergh en S. Weening, beiden advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2 Beoordeling van het eerste en het tweede middel

2.1.

Het eerste en het tweede middel komen op tegen het oordeel van het Hof dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde oogmerk van de verdachte telkens was gericht op het voorbereiden en/of het bevorderen van de in de art. 157 jo. 176b, 289 en 288a Sr bedoelde misdrijven, te weten brandstichting, moord en/of doodslag, te begaan met een terroristisch oogmerk. De middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.

2.2.

Ten laste van de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - bewezenverklaard dat:

"1.

Hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 25 november 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk ter voorbereiding en/of ter bevordering van de te plegen misdrijven omschreven in artikel 157 en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten,

- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en

- moord en doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,

- middelen en inlichtingen tot het plegen van de misdrijven aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen

immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader (telkens) ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch oogmerk,

A. zich (via chatberichten) laten informeren over het afreizen naar het strijdgebied in Syrië en

B. zich (via chatberichten) laten informeren over een te volgen reisroute naar het strijdgebied en

C. deelgenomen aan Arabische lessen en

D. informatie ingewonnen en/of verkregen en/of verstrekt voor een reisuitrusting en praktische maatregelen die getroffen moeten worden voor het vertrek naar het strijdgebied in Syrië en

E. een of meerdere documenten of afbeeldingen op gegevens/informatiedragers voorhanden gehad met daarop aanwijzingen om zich aan te houden bij de oorlogsvoering en aanwijzingen om zich aan te houden bij het voorbereiden van het vertrek naar het strijdgebied in Syrië en

G. zich geuit over zijn/hun wens zich te begeven naar Syrië en/of zich aan te aansluiten bij de gewapende strijd en/of gewapende Jihad (door onder meer te spreken over het elkaar te ontmoeten op het slagveld).

2.

Hij in de periode van 1 september 2014 tot en met 31 oktober 2014, in Nederland, met het oogmerk ter voorbereiding en/of ter bevordering van de te plegen misdrijven omschreven in artikel 157 en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten,

- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en

- moord en doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk,

- een ander heeft trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid of inlichtingen te verschaffen

immers heeft verdachte ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch oogmerk,

A. contacten onderhouden met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , ten behoeve van de aansluiting van [betrokkene 3] bij Islamitische Staat (IS) en

B. met deze [betrokkene 1] en [betrokkene 2] gesproken over door [betrokkene 3] te volgen reisroutes (via onder meer Gaziantep) naar het strijdgebied en/of het verschaffen van een persoonlijke garantstelling ("tazkiyya") ten behoeve van toelating tot het strijdgebied van deze [betrokkene 3] ."

2.3.

Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft het Hof het volgende overwogen:

"6. Achtergrond en algemene bewijsoverwegingen

6.1

Strijdende partijen in het conflict in Syrië

1. Het is een feit van algemene bekendheid, zoals daarvan (tevens) blijkt uit de door het hof geraadpleegde - en zonder noemenswaardige moeite te raadplegen - algemeen, toegankelijke bronnen dat in het voorjaar van 2011 een groot deel van de bevolking van Syrië vreedzaam in verzet kwam tegen het regime van president Bashar al-Assad.

2. Wat begon als een vreedzaam protest ontwikkelde zich tot een gewapende strijd, waarvan vooral de burgerbevolking het slachtoffer was. Het aantal doden dat tijdens het conflict in Syrië is gevallen werd in december 2014 geschat op meer dan 200.000. Op dat moment waren al meer dan 3 miljoen Syriërs gevlucht naar het buitenland en bedroeg het aantal ontheemden in Syrië meer dan 7,6 miljoen.

3. In de loop van 2012 werd duidelijk dat jihadistische strijdgroepen, met zowel lokale als buitenlandse strijders in hun gelederen, in toenemende mate betrokken waren bij de opstand in Syrië tegen het regime van Assad.

4. In de strijd tegen het regime van Assad hebben zich ook twee belangrijke aan Al-Qa'ida gelieerde jihadistische organisaties gemengd: Jabhat al-Nusra (per 28 juli 2016: Jabhat Fatah al-Sham) en de Islamitische Staat in Irak en al-Sham (ISIS, ook wel bekend als IS, ISI, ISIL, AQI of DAESH).

ISIS/IS

5. ISI wijzigde op 8 april 2013 haar naam in de Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIL), onder meer om de uitbreiding van haar activiteiten naar Syrië te benadrukken. Op 29 juni 2014 riep ISIL het islamitisch kalifaat uit in het door haar veroverde gebied in Irak en Syrië en werd haar naam gewijzigd in de Islamitische Staat (IS). Abu Bakr al-Baghdadi, de emir van de organisatie, werd aangesteld als 'kalief' van IS.

6. De Islamitische Staat is in internationaal verband aangemerkt als een terroristische organisatie en is daarmee een in Nederland verboden terroristische organisatie. Op 30 mei 2013 wordt het toenmalige ISIL aan de VN Sanctielijst toegevoegd. Op 1 juli 2013 is het toenmalige ISIL op de financiële sanctielijst van de Europese Unie geplaatst.

7. De organisatie heeft als doel het vestigen van een islamitisch kalifaat dat de landsgrenzen van in ieder geval Syrië en Irak overstijgt. Om dit te bewerkstelligen voert zij een gewapende strijd.

8. ISIS/IS hanteert tijdens militaire operaties en de uitoefening van de macht in de door haar veroverde gebieden in Irak en Syrië de volgende werkwijzen:

(zelfmoord)aanslagen, executies, ontvoeringen, gijzelingen en martelingen. De organisatie doodt tegenstanders door middel van onthoofding, kruisiging en een schot door het hoofd, zo wordt gemeld uit de door ISIS bezette of bevochten gebieden.

Jabhat al-Nusra

9. Jabhat al-Nusra maakte op 24 januari 2012 zijn oprichting bekend.

10. Jabhat al-Nusra is in internationaal verband aangemerkt als een terroristische organisatie en daarmee een in Nederland verboden (terroristische) organisatie. Op 30 mei 2013 is Jabhat al-Nusra op de VN Sanctielijst geplaatst als een van de aliassen van Al-Qa'ida in Iraq. Jabhat al-Nusra is op 29 mei 2014 op de (financiële) sanctielijst van de EU geplaatst.

11. De organisatie heeft als doel het vestigen van een islamitische staat. Om dit te bewerkstelligen voert zij een gewapende strijd.

12. Jabhat al-Nusra bedient zich tijdens haar (militaire) operaties van de volgende werkwijzen:

(zelfmoord)aanslagen, executies en beschietingen van burgers, ontvoeringen, martelingen en het onthouden van humanitaire hulp. Veel van de aanslagen die in 2012 in Syrië zijn gepleegd werden door Jabhat al-Nusra opgeëist. De claims van Jabhat al-Nusra worden op het internet bekend gemaakt op jihadistische websites als www.shamikh1.info en www.as-ansar.com en bijvoorbeeld ook via haar eigen Twitteraccount.

13. Eind juli 2014 zou de aanwezigheid en de invloed van Jabhat al-Nusra zich hebben beperkt tot de rurale gebieden van Aleppo, Idlib en Hama. Jabhat al-Nusra concentreert zich in de maanden na het uitroepen van het Kalifaat door IS veel meer op het verkrijgen van de controle op het Turks-Syrische grensgebied in het Noordwesten van Syrië. In oktober 2014 boekt Jabhat al-Nusra wederom militaire successen in de provincie Idlib.

14. Zowel IS als Jabhat al-Nusra zijn organisaties in de zin van artikel 140a Sr zoals door de Hoge Raad in zijn vaste rechtspraak nader ingevuld. De hierboven beschreven misdrijven worden gepleegd door deze uit grote aantallen personen bestaande samenwerkingsverbanden die zich kenmerken door een zekere duurzaamheid en structuur. Dat komt - gelet op het bovenstaande - onder andere naar voren in de bestendigheid van de organisaties die reeds sinds 2012 bestaat, hun hiërarchische structuur en de wijze van naar buiten treden door de organisatie.

Rapport 'Bestemming Syrië'

15. In het rapport 'Bestemming Syrië' wordt ingegaan op de vraag of een uitreis naar Syrië in 2014 gelijk stond aan een bestaan als strijder of dat er ook andere opties waren. In dit rapport is hierover onder meer het volgende vermeld.

16. Sinds 2012 zijn velen uit het westen, waaronder naar schatting 220 Nederlanders naar het conflictgebied in Syrië (en Irak) getrokken. Het overgrote deel van de Nederlandse uitreizigers heeft zich aangesloten bij salafi-jihadistische strijdorganisaties: ISIS en (aan) Jabhat al-Nusra (gelieerde groepen).

17. De mannen worden - aangekomen in Syrië - naar trainingskampen gebracht. Nadat deze training is doorlopen, kunnen buitenlanders in verschillende functies terechtkomen. De meesten - waaronder Nederlanders - zullen worden ingezet als strijder, maar er zijn ook voorbeelden dat personen andere rollen vervullen.

18. Over de mogelijkheden tot het vervullen van een functie achter de frontlinie bij Jabhat al-Nusra is minder informatie beschikbaar dan bij ISIS. Jabhat al-Nusra controleert aanzienlijke gebieden waardoor ook hier bepaalde niet-militaire functies moeten worden vervuld. Ook personen die in dergelijke andere functies belanden blijven overigens, door de eerder afgelegde eed, wel reservist: zij kunnen te allen tijde door hun emir worden opgeroepen om mee te komen strijden. Weigeren lijkt niet tot de opties te behoren. Het is dan ook niet mogelijk te stellen dat personen met een rol achter de frontlinies zich volledig aan de gewelddadige strijd kunnen onttrekken.

19. Buitenlandse strijders kunnen op verschillende manieren worden ingezet. Bijvoorbeeld om grensbieden of checkpoints te bewaken (ribaat) of om na verloop van tijd aan de frontlinies te strijden. Anderen bewaken gevangenissen of zijn (in-)direct betrokken bij martelingen of executies. Er is vastgesteld dat strijders periodes aan het front afwisselen met periodes achter de frontlinies. Eenmaal teruggekeerd van het slagveld voeren strijders ook andere taken uit, bijvoorbeeld administratieve werkzaamheden, da'wa (missie, zending), bijeenkomsten of het wachtlopen binnen steden.

Deskundige Weggemans

20. Ter terechtzitting in hoger beroep is een van de opstellers van het rapport 'Bestemming Syrië', dhr. Weggemans, als deskundige gehoord. Hij heeft onder meer aangegeven dat Jabhat al-Nusra primair een strijdorganisatie is. De deskundige heeft voorts verklaard dat in geval van aansluiting bij Jabhat al-Nusra, de kans groot is dat de persoon bij de strijd betrokken raakt. Er zijn ook andere functies binnen Jabhat al-Nusra. Weggemans acht het hoogst onwaarschijnlijk dat de personen die deze functies vervullen geen banden met Jabhat al-Nusra hebben. Hij acht het voorts hoogst onwaarschijnlijk dat er in Jabhat al-Nusra gebied civiele functies kunnen worden vervuld zonder daadwerkelijke aansluiting bij Jabhat al-Nusra.

6.2

Terroristische misdrijven

1. Artikel 83 Sr bepaalt welke misdrijven als terroristische misdrijven hebben te gelden. Gemeenschappelijk daaraan is dat zij moeten zijn begaan met een terroristisch oogmerk.

2. Artikel 83a Sr omschrijft het terroristisch oogmerk als:

'het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.'

3. Aan de verdachte worden gedragingen verweten die zouden zijn gepleegd in de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 25 november 2014.

4. Het is een feit van algemene bekendheid dat ten tijde van de ten laste gelegde feiten maar ook al ver voor die periode jihadistische strijdgroepen systematisch en op grote schaal ernstige misdrijven pleegden.

5. Deze jihadistische strijdgroepen in Syrië zoals Jabhat al-Nusra en IS(IS) wilden/willen op gewelddadige wijze een zuiver islamitische samenleving en/of staat gebaseerd op de sharia opleggen aan de burgerbevolking. Hiermee beogen zij de fundamentele politieke structuur van Syrië te vernietigen zoals bedoeld in art. 83a Sr. Veel van deze misdaden zijn bovendien gepleegd met (mede) het doel grote delen van de bevolking in deze gebieden ernstige vrees aan te jagen zoals bedoeld in art. 83a Sr. De Jihadistische strijdgroepen in Syrië zaai(d)en - om hun doel te bereiken - dood en verderf onder ieder die hun extreem fundamentalistische geloof niet deelt. Executies, onthoofdingen en kruisigingen vonden daarom bewust in het openbaar plaats. De bevolking werd opgeroepen dan wel gedwongen deze bij te wonen en soms werden video's hiervan op het internet geplaatst. De Independent International Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic (verder: IICISAR), heeft in haar rapport van 12 februari 2014 gemeld dat Jabhat al-Nusra en ISIS publiekelijk executies uitvoerden "to assert their presence after taking control of an area and to instil fear among the population."

6. De misdrijven die deze strijdgroepen plegen, zoals moord, doodslag, brandstichting en het teweegbrengen van ontploffingen en dergelijke, worden dus begaan met een terroristisch oogmerk en zijn daarmee terroristische misdrijven. Deelneming aan de gewapende strijd in Syrië aan de zijde van deze strijdgroepen houdt dus altijd in het plegen van terroristische misdrijven.

7. Beoordeling van de tenlastelegging

7.1

Feiten 1 en 2 primair I: Voorbereiding/bevordering van terroristische misdrijven

7.1.1

Juridisch kader voorbereiding en bevordering van terroristische misdrijven, artikel 96, lid 2, Sr (feit 1, feit 2 primair I)

1. De toepasselijke strafbepalingen luiden als volgt:

(...)

2. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voldoende is om tot een bewezenverklaring van, kort gezegd, de in art. 96 lid 2 Sr bedoelde voorbereiding of bevordering van de in art. 289a Sr27 omschreven misdrijven te komen, indien het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht, zonder dat een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is vereist. De Hoge Raad overweegt in dit verband dat gelet op de wetsgeschiedenis de voor toepassing van art. 46 Sr vereiste mate van concretisering ook geldt voor art. 96 lid 2 Sr. Vereist is daarom slechts dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk in art. 289a Sr omschreven misdrijf de nader aan art. 96 lid 2 Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht (HR 17 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4200, NJ 2002/626, NbSr 2002/244 en HR 28 januari 2014, ECLI: NL:HR:2014:179, NbSr 2014/95).

(...)

7.1.2.2 Standpunt van de verdediging

1. De verdediging heeft vrijspraak bepleit.

2. Met betrekking tot feit 1 heeft de verdachte gesteld dat hij naar het gebied van Jabhat al-Nusra in Syrië wilde reizen om een transportonderneming op te zetten.

3. De verdediging heeft - kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte zich weliswaar heeft laten informeren over afreizen en de route naar Syrië, maar niet naar het strijdgebied. Hij heeft daartoe ook geen informatie verschaft. Hij heeft geen gegevens voorhanden gehad over het jihadistisch gedachtengoed. Aldus zijn de overgemaakte bedragen ook niet relevant. Hij heeft zich ook niet geuit over de wens zich aan te sluiten bij de gewapende strijd. Gelet hierop ontbreekt bij de verdachte het vereiste oogmerk om met de ten laste gelegde gedragingen een terroristisch misdrijf voor te bereiden of te bevorderen.

7.1.3

De door het hof vastgestelde feiten

1. Op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast, waarbij het hof de volgorde van de tenlastelegging volgt.

Onderdelen 1. A, B, C en G van de tenlastelegging

2. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in Syrië is geweest en in december 2013 in Nederland is teruggekeerd. Hij wilde vervolgens met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) met de auto afreizen naar Syrië. De verdachte wilde zich daar vestigen. [medeverdachte] wilde ook afreizen naar Syrië en heeft de verdachte gevraagd daarover mee te denken. Zowel de verdachte als [medeverdachte] spraken versluierd over hun uitreisplannen.

3. Op 5 april 2014 heeft de verdachte WhatsApp contact met ' [betrokkene 4] ', die gebruik maakt van een Syrisch telefoonnummer, over de te volgen route. In september en oktober 2014 heeft de verdachte via Skype of Facebook daarover contact met [betrokkene 1] , die zich van de skypenaam ' […] ' bediende. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij aan [betrokkene 1] - die op dat moment in Syrië deelnam aan de gewapende strijd aan de zijde van ISIS - naar routes heeft gevraagd van Nederland naar Turkije. [betrokkene 1] gaf de verdachte opties. Volgens de verdachte is het voor een moslimman gemakkelijk om Syrië binnen te komen.

4. De verdachte wilde vervolgens gaan naar een gebied van Jabhat al-Nusra, gelegen rond Aleppo (Kaffr Hamra) en Atme (beide in het Noord-Westen van Syrië). Uit de kennisbijlage 140a van dr. Jolen volgt verder dat de door de verdachte aangeduide plaatsen in Syrië na juli 2014 strijdgebied waren. Jabhat al-Nusra concentreerde zich toen op het verkrijgen van de controle op het Turks-Syrisch grensgebied in het Noord-Westen van Syrië. Zo boekte Jabhat al-Nusra in oktober 2014 militaire successen in de provincie Idlib, waarin ook Atme ligt. Dit vindt ook bevestiging in de verklaring van de verdachte dat [betrokkene 4] zich bevond in een gebied waar bombardementen plaatsvonden en dat [betrokkene 4] wilde dat de verdachte - die in november 2013 al in Kaffr Hamra in Noord West Syrië was geweest - terug zou keren.

5. In chatverkeer op 30 juli 2014 tussen de verdachte en een vermoedelijk in Syrië verblijvend persoon met een Syrisch telefoonnummer vraagt de verdachte hoe het leven daar is en of er nog een nieuw front geopend wordt. De ander laat de verdachte weten dat hij gemist wordt en doet vervolgens kort verslag van de ontwikkelingen van de strijd in Syrië.

6. Verder blijkt uit een chat van 12 oktober 2014 met [betrokkene 1] dat hij de verdachte adviseert via Griekenland te reizen en Syriër te spelen en in het Arabisch te zeggen dat hij naar Syrië wil gaan. De verdachte heeft verklaard dat hij in Arnhem aan Arabische lessen heeft deelgenomen omdat dat handig is als je naar Syrië gaat. In dezelfde chat zegt de verdachte dat hij naar Jabhat al-Nusra gaat. Op 30 mei 2013 was Jabhat al-Nusra op de VN sanctielijst geplaatst.

7. [medeverdachte] - met wie de verdachte naar Syrië zou reizen - heeft tegenover [betrokkene 5] op 7 september 2014 verklaard dat hij zich gaat aansluiten "daar", waarop [betrokkene 5] antwoordt dat hij zich gaat aansluiten "bij hun", waarop [medeverdachte] zegt: "dan zie ik je op het slagveld, we ontmoeten elkaar."

Onderdelen 1. D en E van de tenlastelegging

8. [medeverdachte] beschikte op 30 oktober 2014 over een lijst met 'tien (10) punten van waaraan te houden'. Daarop staan onder meer de punten: 1. Spreek met niemand via social media als die persoon in Syrië is; 2. Bespreek dit niet met zelfs jouw dichtstbijzijnde vrienden of familie. 3. Iedereen is hierover op de hoogte dus haast je met het oversteken van de grens. 4. Eet zoveel je kunt (...). (...). 8. Doe een medische test voordat je hier komt. (...). 9. Maak veel gebeden????. 10. Doe het alleen in de naam van Allah!

9. Tussen [medeverdachte] en de verdachte vonden WhatsApp-gesprekken plaats op onder andere 30 augustus 2014 waarin gesproken wordt over "een boodschappenlijst". [medeverdachte] ontvangt vervolgens op 3 oktober 2014 via WhatsApp van de verdachte een bestand. Dit betreft een afbeelding van de boodschappenlijst waarop staat: facebook aanmaken, skype aanmaken, WhatsApp hebben, paspoort/ID kaart verlengen opnieuw aanvragen als smoes gestolen/kwijt, uitschrijven bij gemeente "studeren bij familie of zo", ziekenfonds en die dingen stopzetten, diarree-pillen meenemen, stevige winterjas, boots, broeken, smartphone, ibuprofen, paracetamol, Nivea crème, thermokleding, veel geld.

10. Het hof stelt vast dat de genoemde '10 punten' en 'boodschappenlijst' betrekkingen hebben op aanwijzingen en dingen die te doen staan alvorens af te reizen naar Syrië en/of Irak met het oog op het zich aansluiten bij de gewapende strijd.

11. Op de bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] in beslag genomen mobiele telefoon IPhone 5C wordt aangetroffen een hadieth, een overlevering met regels voor oorlogsvoering, opgesteld door Abu Bakr, de eerste kalief.

12. De verdachte is op 25 november 2014 aangehouden.

Onderdelen 2. A en B van de tenlastelegging

13. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij voor [betrokkene 3] ten behoeve van zijn reis naar Syrië heeft bemiddeld. Hij heeft gesteld dat [betrokkene 3] wist dat hij in Syrië was geweest en hem vroeg om hem in contact te brengen met mensen in Syrië, zodat hij naar het gebied van IS zou kunnen komen. De verdachte zou hebben aangegeven dat hij iemand kende, te weten [betrokkene 1] , een goede vriend uit Arnhem, die in Syrië bij IS zit.

14. Tussen 30 september en 24 oktober 2014 voert de verdachte, gebruik makend van de naam ' […] ' via Facebook chatgesprekken met [betrokkene 1] . Op 30 september 2014 geeft de verdachte te kennen dat "een broeder met vakantie wil". [betrokkene 1] geeft aan dat deze broeder, wanneer hij arriveert in Kasienteb, met hem contact moet zoeken via Facebook. Het hof begrijpt dat met Kasienteb wordt bedoeld de stad Gazientep/Gaziantep, een stad in Zuid-Oost Turkije dichtbij de Syrische grens. Op 21 oktober 2014 zegt de verdachte dat het om [betrokkene 3] gaat, een "1.90m grote jonge kast, Somal". [betrokkene 1] geeft aan dat hij hem teskiaa wil geven.

15. Uit het dossier blijkt dat [betrokkene 6] op zaterdag 18 oktober 2014 een melding van vermissing heeft gedaan van haar zoon [betrokkene 3] , geboren [geboortedatum] -1987 te [geboorteplaats] . Volgens de gemeentelijke basisadministratie is het laatste paspoort van [betrokkene 3] afgegeven te Arnhem op 15-01-2014 en blijkt uit dit paspoort dat hij 1.88 m lang is.

16. Op 19 oktober 2014 vindt er een gesprek plaats tussen de verdachte en [betrokkene 1] , waarin deze laatste zegt dat "soma" niet online is. De verdachte reageert door te zeggen dat "hij er al bijna is", via " [betrokkene 2] , die hem gaat helpen over te steken". [betrokkene 1] zegt dat hij de broeder (Soma) gaat proberen te bereiken in Jarabulus. Het hof begrijpt dat het gaat om Jarabulus, een stad gelegen in Syrië aan de Turkse grens op ongeveer 90 kilometer van Gazienteb.

17. Ter terechtzitting in hoger beroep verklaart de verdachte over het gesprek met [betrokkene 1] van 21 oktober 2014 dat [betrokkene 1] bereid was [betrokkene 3] teskiaa te geven. Dat betekent dat hij garant voor hem wilde staan. Door garant te staan kon iemand in het gebied komen zonder een procedure te ondergaan. De verdachte verklaart eveneens dat hij [betrokkene 2] had gevraagd [betrokkene 3] te helpen, indien [betrokkene 1] hem niet kon helpen. Uit een chatgesprek tussen de verdachte en [betrokkene 2] van 17 oktober 2014 antwoordt de verdachte desgevraagd dat [betrokkene 3] zich wil aansluiten bij IS ("Ja bij IS"). Op de computer van de verdachte is een afbeelding (screenshot) van een kranten artikel aangetroffen, dat als kop heeft: " [betrokkene 2] ronselt moslimjongeren voor ISIS".

(...)

Bespreking van het verweer van de verdachte inzake het alternatief scenario met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde

20. De verdachte heeft aangevoerd dat hij naar het gebied van Jabhat al-Nusra in Syrië wilde reizen om een transportonderneming op terzetten. Daartoe zou de verdachte eerst enquêtes afnemen om er achter te komen wat het aanbod en de vraag was en welke prijzen hij zou kunnen vragen.

21. Het hof stelt voorop dat het dossier (bijvoorbeeld afgeluisterde telefoongesprekken of chats) geen aanknopingspunten voor de juistheid van het scenario van de verdachte biedt. De verdachte heeft zijn voornemen om aldaar een transportbedrijf op te zetten ook desgevraagd ter terechtzitting in hoger beroep geen handen en voeten gegeven.

22. Uit de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de deskundige Weggemans leidt het hof af dat het hoogst onwaarschijnlijk - maar niet uitgesloten - is dat men in het gebied van Jabhat al-Nusra civiele functies kan uitoefenen zonder je daadwerkelijk aan te sluiten. Hij acht het onwaarschijnlijk dat iemand naar Jabhat al-Nusra gebied gaat om iets anders te doen dan strijden, maar het is niet uitgesloten. De kans is volgens de deskundige groot dat je bij de strijd betrokken raakt. Dat is naar het oordeel van het hof eens te meer aannemelijk nu het hiervoor uit de bewijsmiddelen afleidt dat de verdachte naar het strijdgebied van Jabhat al-Nusra in Syrië wilde vertrekken.

23. Bij die stand van zaken acht het hof het alternatieve scenario, dat de verdachte eerst marktonderzoek ter plaatse zou verrichten en vervolgens een transportonderneming zou opzetten, niet aannemelijk geworden. Het had op de weg van de verdachte gelegen concretere aanknopingspunten hierover te verschaffen. Ten slotte neemt het hof in aanmerking dat de verdachte op 25 november 2014 is aangehouden, vervolgens is verhoord en hoofdzakelijk heeft gezwegen, maar pas op 12 mei 2015 heeft verklaard dat hij in Syrië "samen met [betrokkene 7] , die net is omgekomen bij een bombardement," een transportonderneming wilde opzetten in het vervoeren van mensen en aardappelen, groenten en fruit. Ter terechtzitting van 14 februari 2016 heeft de verdachte aangevoerd dat hij in gebied dat in handen was van Jabhat al-Nusra een transportbedrijfje wilde opzetten.

7.1.4.

Overwegingen van het hof met betrekking tot de tenlastelegging ten aanzien van de feiten 1 en 2 in relatie tot art. 96, lid 2, Sr

7.1.4.1 Oogmerk en concretisering

1. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit leidt het hof uit de vastgestelde feiten met betrekking tot de gedragingen van de verdachte af dat hij samen met [medeverdachte] wilde afreizen naar Syrië en zich wilde aansluiten bij Jabhat al-Nusra.

2. Ten aanzien van het onder 2 primair I ten laste gelegde feit leidt het hof uit de vastgestelde feiten met betrekking tot de gedragingen van de verdachte af dat hij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft trachten te bewegen behulpzaam te zijn en om gelegenheid of inlichtingen te verschaffen om [betrokkene 3] te helpen bij zijn aansluiting bij IS na zijn uitreis vanuit Nederland naar Syrië.

3. Het oogmerk om een van de terroristische misdrijven voor te bereiden volgt uit deze vaststellingen, aangezien deelname aan de gewapende strijd in Syrië aan de zijde van deze strijdgroepen altijd het plegen van terroristische misdrijven inhoudt.

4. Uit de vooropstelling van het hof zoals hiervoor in hoofdstuk 6 is vermeld volgt dat in de gewapende strijd dagelijks - samengevat weergegeven - wordt gemoord, brand wordt gesticht en explosies teweeg worden gebracht. De beoogde aansluiting van de verdachte, [medeverdachte] en [betrokkene 3] bij de gewapende strijd levert aldus een voldoende nadere bepaling op van de in de artikelen 157 juncto 176b en/of 289(a) en/of 288a Sr beschreven terroristische misdrijven."

2.4.

De te dezen toepasselijke strafbepalingen luidden ten tijde van het tenlastegelegde als volgt:

- art. 157 Sr:

"Hij die opzettelijk brand sticht, een ontploffing teweegbrengt of een overstroming veroorzaakt, wordt gestraft:

1°. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

2°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;

3°. met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft."

- art. 176b Sr:

"1. De samenspanning tot de in de artikelen 157, 161, onderdelen 2° en 3°, 161bis, onderdelen 3° en 4°, 161quater, 161sexies, onderdelen 2° en 3°, 162, 164, 166, 168, 170, 172, 173a en 174 omschreven misdrijven, te begaan met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

2. Artikel 96, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing."

- art. 288a Sr:

"Doodslag, gepleegd met een terroristisch oogmerk, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie."

- art. 289 Sr:

"Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan moord, gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie."

- art. 289a Sr:

"1. De samenspanning tot het in artikel 289 omschreven misdrijf, te begaan met een terroristisch oogmerk, alsmede het in artikel 288a omschreven misdrijf, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

2. Artikel 96, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing."

- art. 96 Sr:

"1. De samenspanning tot een der in de artikelen 92-95a omschreven misdrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

2. Dezelfde straf is toepasselijk op hem die, met het oogmerk om een der in de artikelen 92-95a omschreven misdrijven voor te bereiden of te bevorderen:

1°. een ander tracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;

2°. gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen tracht te verschaffen;

3°. voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf;

4°. plannen voor de uitvoering van het misdrijf, welke bestemd zijn om aan anderen te worden medegedeeld, in gereedheid brengt of onder zich heeft;

5°. enige maatregel van regeringswege genomen om de uitvoering van het misdrijf te voorkomen of te onderdrukken, tracht te beletten, te belemmeren of te verijdelen."

2.5.

Voor een bewezenverklaring van de in art. 96, tweede lid, Sr bedoelde voorbereiding of bevordering van de in art. 176b en/of 289a Sr omschreven misdrijven, is voldoende dat het oogmerk van de verdachte op het voorbereiden of bevorderen van die misdrijven is gericht, zonder dat een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is vereist. Vereist is daarom slechts dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk in art. 176b en/of 289a Sr omschreven misdrijf de nader aan art. 96, tweede lid, Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht (vgl. HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:416).

2.6.1.

Het Hof heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde vastgesteld dat Jabhat al-Nusra primair een strijdorganisatie is alsmede dat IS en Jabhat al-Nusra in internationaal verband zijn aangemerkt als terroristische organisaties, dat deze organisaties een gewapende strijd voeren met als doel het vestigen van een islamitische staat en dat deze organisaties ten tijde van de ten laste feiten, maar ook al ver daarvoor, bij hun (militaire) operaties en voor zover het IS betreft ook bij de uitoefening van de macht in de door haar veroverde gebieden, op grote schaal ernstige misdrijven pleegden zoals moord, doodslag, brandstichting en het teweegbrengen van ontploffingen. Het Hof heeft voorts vastgesteld dat mannen die zich in de periode tussen 2012 en 2014 bij deze organisaties aansloten na hun aankomst in Syrië een training doorliepen, waarna de meeste werden ingezet als strijder, terwijl voor degenen die in andere functies belandden niet kan worden gesteld dat zij zich volledig aan de gewelddadige strijd konden onttrekken.

2.6.2.

Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde heeft het Hof voorts onder meer vastgesteld dat:

- de verdachte eerder in Syrië is geweest en in 2013 in Nederland is teruggekeerd;

- hij in 2014 samen met zijn mededader [medeverdachte] wilde afreizen naar strijdgebied van Jabhat al-Nusra in Syrië;

- hij daartoe naar routes heeft gevraagd aan [betrokkene 1] , die op dat moment in Syrië deelnam aan de gewapende strijd aan de zijde van IS, en tegen deze [betrokkene 1] heeft gezegd dat hij naar Jabhat al-Nusra gaat;

- hij in een chatgesprek met een vermoedelijk in Syrië verblijvend persoon heeft gevraagd of er nog een nieuw front geopend wordt, waarna die ander heeft gezegd dat de verdachte gemist wordt en verslag doet van de ontwikkelingen van de strijd;

- de mededader [medeverdachte] tegen [betrokkene 5] heeft verklaard dat hij zich 'daar' gaat aansluiten, en heeft gezegd 'dan zie ik je op het slagveld, we ontmoeten elkaar'.

2.6.3.

Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde heeft het Hof voorts onder meer vastgesteld dat de verdachte [betrokkene 3] in contact heeft gebracht met mensen in Syrië, dat de verdachte heeft bemiddeld ten behoeve van de reis van [betrokkene 3] naar Syrië en diens aansluiting bij IS en dat de verdachte in een chatgesprek met [betrokkene 1] heeft gezegd dat voornoemde [betrokkene 3] zich wil aansluiten bij IS.

2.7.

Het op deze vaststellingen gebaseerde oordeel van het Hof dat kan worden bewezenverklaard dat de verdachte in vereniging met een ander het oogmerk had op het voorbereiden en/of bevorderen van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde misdrijven en dat met voldoende bepaaldheid blijkt dat de bewezenverklaarde voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen op die misdrijven waren gericht geeft, mede gelet op wat onder 2.5 is vooropgesteld, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Hof tevens heeft geoordeeld dat het door de verdachte met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde aangedragen alternatieve scenario, dat hij eerst marktonderzoek ter plaatse zou verrichten en vervolgens een transportonderneming zou opzetten, niet aannemelijk is geworden.

2.8.

Het eerste en het tweede middel falen.

3 Beoordeling van het derde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Beslissing