Home

Hoge Raad, 01-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:803, 17/04541

Hoge Raad, 01-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:803, 17/04541

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 juni 2018
Datum publicatie
1 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:803
Formele relaties
Zaaknummer
17/04541

Inhoudsindicatie

HR: art. 81.1 RO.

Uitspraak

1 juni 2018

nr. 17/04541

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 augustus 2017, nr. 13/00694, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. AWB LEE 11/2228) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2006 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.

Belanghebbende heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.

Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.

De Staatssecretaris heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.

Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van dupliek ingediend.

2. Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen en van de in het incidentele beroep aangevoerde klacht

De middelen en de klacht kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen en de klacht niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

Wat betreft het principale cassatieberoep van belanghebbende acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Wat betreft het incidentele cassatieberoep van de Staatssecretaris zal de Staatssecretaris worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4 Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 2004 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2018.