Home

Hoge Raad, 16-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1956, 17/01054

Hoge Raad, 16-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1956, 17/01054

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 oktober 2018
Datum publicatie
17 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:1956
Formele relaties
Zaaknummer
17/01054

Inhoudsindicatie

Opzettelijk niet voldoen aan ambtelijk bevel, art. 184.1 Sr. Niet beslist op voorafgaand aan tz. per e-mail gedaan en ttz. herhaald aanhoudingsverzoek van gemachtigde raadsvrouwe op de grond dat verdachte is verhinderd omdat hij net kindje heeft gekregen dat nog in ziekenhuis verblijft. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2018:1934, inhoudende dat aanhoudingsverzoek kan worden gedaan door verdachte, gemachtigde raadsman of niet gemachtigde raadsman (met het oog op effectuering aanwezigheidsrecht verdachte of t.b.v. alsnog verkrijgen machtiging) en dat overeenkomstig art. 329 en 330 Sv op verzoek wordt beslist nadat OM daaromtrent is gehoord. P-v van tz. in h.b. houdt in strijd met hetgeen is vooropgesteld geen uitdrukkelijke en gemotiveerde beslissing in omtrent verzoek van raadsvrouwe tot aanhouding van de behandeling van de zaak. Volgt vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 17/01052 en 17/01053.

Uitspraak

16 oktober 2018

Strafkamer

nr. S 17/01054

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 3 februari 2017, nummer 23/000682-16, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2 Beoordeling van het middel

2.1.

Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd uitdrukkelijk en gemotiveerd te beslissen op een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.

2.2.

De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld ter zake van "opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast".

2.3.

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 januari 2017 houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen. Het houdt voorts het volgende in:

"Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M. Ketting, advocaat te Amsterdam, die mededeelt dat de verdachte op de hoogte is van de zitting.

De raadsvrouw deelt het volgende mede:

Ik zou het hof willen verzoeken de zaak aan te houden, zodat de verdachte gebruik kan maken van zijn aanwezigheidsrecht. Ik heb dit aanhoudingsverzoek reeds gisteren omstreeks 13.12 uur naar de administratie van het hof gemaild. De verdachte heeft op 18 januari 2017 een tweede kindje gekregen. Het kindje heeft een moeilijke start en iedereen is nog in het ziekenhuis. De verdachte beroept zich op overmacht, hij wil graag bij de behandeling aanwezig zijn en had dit niet voorzien. De moeder ligt ook nog in het ziekenhuis, het kind is via een keizersnede geboren.

De voorzitter vraagt naar de reden waarom de verdachte juist vandaag niet aanwezig kan zijn.

De raadsvrouw deelt het volgende mede:

De verdachte wil bij zijn baby zijn, hij wil op de hoogte zijn van wat er gebeurt. Hij is niet 24 uur per dag in het ziekenhuis, dat is niet toegestaan. Maar hij is er veel en hij draagt ook de zorg voor zijn andere kindje van twee jaar. De verdachte wil eveneens bij zijn partner zijn, zijn partner heeft een psychiatrische achtergrond en moet medicatie slikken. De baby is niet kritisch, maar verdachte wil er bij zijn.

(...)

Desgevraagd geeft de raadsvrouw aan dat zij uitdrukkelijk is gemachtigd als raadsvrouw de verdachte te verdedigen."

2.4.

Een verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting kan ter terechtzitting worden gedaan door de verdachte of diens op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman. Ook de raadsman die niet is gemachtigd tot het voeren van de verdediging van de ter terechtzitting niet-verschenen verdachte, kan ter terechtzitting een verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting doen voor zover dat verzoek wordt gedaan met het oog op de effectuering van het aanwezigheidsrecht van de verdachte of ten behoeve van het alsnog verkrijgen van de in art. 279, eerste lid, Sv bedoelde machtiging. Overeenkomstig art. 329 en 330 Sv wordt beslist op het verzoek nadat het openbaar ministerie daaromtrent is gehoord. (Vgl. HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1934.)

2.5.

Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt in strijd met hetgeen hiervoor onder 2.4 is vooropgesteld, geen uitdrukkelijke en gemotiveerde beslissing in omtrent het verzoek van de raadsvrouwe tot aanhouding van de behandeling van de zaak. Het middel is terecht voorgesteld.

3 Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4 Beslissing