Hoge Raad, 27-03-2012, BU8791, 11/02426 E
Hoge Raad, 27-03-2012, BU8791, 11/02426 E
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 27 maart 2012
- Datum publicatie
- 27 maart 2012
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BU8791
- Zaaknummer
- 11/02426 E
Inhoudsindicatie
Economische zaak. 1. Art. 83 Wet op de accijns; doorzoeken vervoermiddel. 2. Gegronde bewijsklacht voorhanden hebben van vuurwerk. Ad 1. De opvatting in het middel dat de controlebevoegdheid tot onderzoek aan vervoermiddelen als bedoeld in art. 83.1 jo 83.2 Wet op de accijns zich niet mede uitstrekt tot onderzoek in de kofferbak van een auto vindt geen steun in het recht. Ad 2. Uit de omstandigheid dat de verdachte het vuurwerk bij een niet-erkende handelaar heeft gekocht - waaromtrent de bewijsmiddelen overigens niets inhouden - kan niet worden afgeleid dat het opzet van de verdachte al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het tenlastegelegde en bewezenverklaarde voorhanden hebben van vuurwerk. De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Conclusie AG: anders.
Uitspraak
27 maart 2012
Strafkamer
nr. S 11/02426 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, van 22 september 2010, nummer 22/001595-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest wat betreft de kwalificatie en de aangehaalde wetsartikelen zal vernietigen en, met verbetering daarvan, het beroep voor het overige zal verwerpen.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 4 november 2007, te Schiedam, opzettelijk consumentenvuurwerk, te weten 40 signaalraketten, (Signalrakete 901), voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of ter uitwerking van dit besluit krachtens artikel 24, derde lid, Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers,
a. was voornoemd vuurwerk niet voorzien van de aanduiding "Geschikt voor particulier gebruik", en
b. was voornoemd vuurwerk niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan, en
c. waren genoemde signaalraketten in strijd met het bepaalde in Bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van een lading (voor knaleffect) welke niet uitsluitend bestond uit zwart buskruit."
2.2.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 23 maart 2009 verklaard, zakelijk weergegeven:
Het vuurwerk dat op 4 november 2007 te Schiedam in mijn auto werd aangetroffen was van mij.
2. Het proces-verbaal van aanhouding van de Politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2007374463-2, d.d. 4 november 2007 opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Op 4 november 2007, omstreeks 4.20 uur, kregen wij de opdracht van de politiemeldkamer te Rotterdam om te gaan naar de afrit van de rijksweg A4 Schiedam Vijfsluizen. Ter plaatse werden wij aangesproken door [verbalisant 1], douaneambtenaar. Hij verklaarde aan ons dat er door hem vuurwerk was aangetroffen in een auto, merk Volkswagen, type Golf en gekentekend [AA-00-BB]. De douaneambtenaar had de bestuurder van dit voertuig staande gehouden op de Vlaardingerdijk te Schiedam, ter controle op de Accijnswet. Wij zijn vervolgens naar bovengenoemd voertuig en bestuurder gelopen en zagen dat in de kofferbak een doos stond met hierin 40 grote vuurwerkpijlen. Aangezien er geen Nederlandse gebruiksaanwijzing op zat, constateerden wij dat het hier illegaal vuurwerk betrof. Hierna hebben wij de bestuurder aangehouden. Het vuurwerk werd door ons in beslag genomen.
3. Het proces-verbaal van de Belastingdienst/Douane met X-polnummer 2007374366, d.d. 4 november 2007 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
In de nacht van 3 op 4 november 2007 stonden wij in verband met een gerichte opdracht in observatie op een pand gelegen aan de [a-straat] te Rotterdam. Omstreeks 3.20 uur werd gezien dat een doos achterin de kofferbak van een zwarte Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] werd gelegd. Vervolgens stapte een man achter het stuur van de Golf en reed weg. Op de A4 in de richting van Den Haag gaf ik ter hoogte van de Beneluxtunnel een stopteken. Nadat de Golf was gestopt overlegde de bestuurder mij een in Nederland afgegeven rijbewijs op naam van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats]. Op grond van de Accijnswet heb ik het voertuig doorzocht. Daarbij vond ik in de kofferbak 40 stuks vuurwerk die niet voorzien waren van een Nederlandstalige gebruiksaanwijzing.
4. Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van de Politie Rotterdam-Rijnmond met nummer 2007374463, d.d. 4 november 2007 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Ik heb het volgende vuurwerk onderzocht en beschreven overeenkomstig mijn bevindingen.
Gegevens van de inbeslagneming
Datum: 4 november 2007
Locatie: Vlaardingerdijk te Schiedam
X-polnummer: 2007374463
Verdachte: [verdachte]
Ik zag dat het hier een partij vuurwerk betrof, bestaande uit 40 vuurpijlen. Door mij werden de stuks vuurwerk onderzocht waarbij door mij het volgende werd bevonden.
Vuurpijl (lawinepijl)
Aantal: 40 stuks
Typenummer:Signalrakete
Merk: 901
Ik heb geconstateerd dat de vuurpijlen niet waren voorzien van de aanduiding "Geschikt voor particulier gebruik".
Op/bij dit vuurwerk was niet aanwezig een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en waarschuwingen dat het bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en omstanders kan ontstaan. Uit de deskundigenverklaring van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat de effectlading van dit type signaalraket bestaat uit 25,2 gram Kaliumperchloraat en Aluminium."
2.2.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
"Door en namens de verdachte is gesteld dat hij niet wist dat het in zijn auto aangetroffen vuurwerk niet aan de wettelijke eisen voldeed en dat hij aldus niet opzettelijk heeft gehandeld.
Hieromtrent overweegt het hof dat de verdachte het vuurwerk naar eigen zeggen heeft gekocht op de markt aan het Afrikaanderplein in Rotterdam. Nu de verdachte het vuurwerk bij een niet erkende handelaar heeft gekocht heeft hij naar het oordeel van het hof willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het vuurwerk niet voldeed aan de wettelijke eisen."
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt over de verwerping door het Hof van het verweer dat het bewijs bestaande uit het aantreffen van het vuurwerk bij de doorzoeking van de auto van de verdachte onrechtmatig is verkregen.
3.2. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsman heeft betoogd dat het bewijs - voor zover bestaande uit het aantreffen van het vuurwerk bij de doorzoeking van de auto van de verdachte - onrechtmatig is verkregen, nu uit het dossier niet blijkt dat de verbalisanten gerechtigd waren de verdachte te observeren. Op grond hiervan heeft de raadsman verzocht de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt. Uit het proces-verbaal van bevinding d.d. 4 november 2007 blijkt dat douaneambtenaren in de nacht van 3 op 4 november 2007 post hadden gevat bij het pand [a-straat 1] te Rotterdam in verband met een gerichte opdracht. Aldaar zagen zij dat goederen in een auto werden geladen. Die auto is gevolgd en op enig moment tot stoppen gedwongen, waarna de auto is doorzocht op grond van de Wet op de accijns. In aanvullende processen-verbaal d.d. 7 juli, 7 oktober 2008 en 14 januari 2009 wordt gerelateerd dat de gerichte opdracht die aan de douaneambtenaren was verstrekt bestond uit het proberen vast te stellen of de bewoners van het geobserveerde pand handelden in accijnsgoederen. De opdracht vermeldde voorts dat er indicaties waren dat kratten bier en mogelijk sigaretten vanuit het pand in auto's werden geladen. Een dergelijke waarnemingsopdracht vindt geheel plaats in de controlesfeer.
Op grond van het vorenstaande stelt het hof vast dat de doorzoeking van de auto van de verdachte een handeling was, gericht op de naleving van de Wet op de accijns, en geen opsporingshandeling. Eerst nadat tijdens de uitoefening van deze controlebevoegdheid verboden vuurwerk in de auto werd aangetroffen, rees jegens de verdachte een verdenking in de zin van het Wetboek van Strafvordering en is de verdachte rechtmatig aangehouden door de verbalisanten. Het verweer treft dan ook geen doel."
3.3. Art. 83 Wet op de accijns luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"1. Accijnsgoederenplaatsen en plaatsen ten aanzien waarvan het aldaar vervaardigen of voorhanden hebben van accijnsgoederen is onderworpen aan beperkende bepalingen zijn onderworpen aan onderzoek.
2. Aan onderzoek zijn mede onderworpen vervoermiddelen. Artikel 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing."
3.4. Het middel berust op de opvatting dat de controlebevoegdheid tot onderzoek aan vervoermiddelen als bedoeld in art. 83, eerste lid, in verbinding met het tweede lid, Wet op de accijns zich niet mede uitstrekt tot onderzoek in de kofferbak van een auto. Die opvatting vindt geen steun in het recht.
3.5. Het middel is tevergeefs voorgesteld.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel klaagt over 's Hofs verwerping van het verweer dat de verdachte niet wist dat het in zijn auto aangetroffen vuurwerk niet aan de wettelijke eisen voldeed, zodat hij niet opzettelijk heeft gehandeld.
4.2. De door het Hof aan de verwerping van het verweer dat de verdachte niet wist dat het vuurwerk niet aan de wettelijke eisen voldeed, ten grondslag gelegde omstandigheid dat de verdachte het vuurwerk bij een niet-erkende handelaar heeft gekocht, kan deze verwerping niet dragen. Uit die omstandigheid - waaromtrent de gebezigde bewijsmiddelen overigens niets inhouden - kan immers niet worden afgeleid dat het opzet van de verdachte al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het tenlastegelegde en bewezenverklaarde voorhanden hebben van vuurwerk dat niet was voorzien van de vereiste aanduidingen, een gebruiksaanwijzing en een lading welke niet uitsluitend bestond uit zwart kruit. Derhalve is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
4.3. Het middel is terecht voorgesteld.
5. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het derde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 27 maart 2012.