Home

Hoge Raad, 26-01-2010, BK5597, 08/02861

Hoge Raad, 26-01-2010, BK5597, 08/02861

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 januari 2010
Datum publicatie
26 januari 2010
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2010:BK5597
Formele relaties
Zaaknummer
08/02861

Inhoudsindicatie

Unus testis, nullus testis. Volgens art. 342.2 Sv kan het bewijs dat verdachte het tlg. feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.

Uitspraak

26 januari 2010

Strafkamer

Nr. 08/02861

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 mei 2008, nummer 23/005580-07, in de strafzaak tegen:

[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord-Holland Noord, locatie Zuyder Bos" te Heerhugowaard.

1. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. A.J. van der Velden, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van het in zaak A onder 4 subsidiair bewezenverklaarde, de opgelegde straf en voor zover daarin als wettelijke voorschriften waarop de oplegging van de straf berust niet de artikelen 310 en 312 Sr zijn vermeld, tot terug- dan wel verwijzing van de zaak in zoverre en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2. Beoordeling van het eerste middel

2.1. Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring van het door het Hof als 'in zaak A onder 4 subsidiair' aangeduide feit uitsluitend heeft doen steunen op de verklaringen van één getuige.

2.2. Ten laste van de verdachte is door het Hof in zaak A onder 4 bewezenverklaard dat:

"hij op 30 januari 2007 in de gemeente Den Helder, op de openbare weg de Torplaan, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto, toebehorende aan [A] BV, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte op agressieve toon die [slachtoffer], die tijdens het maken van een proefrit met die auto door verdachte op de passagiersstoel zat, sommeerde "En nu eruit" en "En nou eruit, ik heb een pistool"."

2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:

"Ik ben door bedreiging met geweld gedwongen een goed af te geven dat het autobedrijf [A] (naar het hof begrijpt: B.V.) geheel in eigendom toebehoort.

Ik ben werkzaam bij autobedrijf [A]. Het bedrijf is gevestigd aan de [a-straat] te [plaats]. Op 30 januari 2007 was ik aldaar werkzaam toen ik werd aangesproken door mijn werkgever [betrokkene 1]. Hij vroeg mij of ik een proefrit wilde maken met een manspersoon die geïnteresseerd was in een bepaalde auto. De man liet zijn personenauto achter en toonde ons het kentekenbewijs van dat voertuig. De man gaf ons de sleutel en het kentekenbewijs van de personenauto. Op verzoek van [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) ben ik met de man meegereden. Ik heb plaatsgenomen op de passagiersplaats. De man ging op de bestuurdersplaats zitten. De auto waarin de man een proefrit wilde maken was een Volkswagen Golf. Het originele kenteken van het voertuig is [AA-00-BB]. Vervolgens reed de man weg. Even voorbij de Hendrik Baskeweg is aan de rechterzijde van de weg een parkeerplaats gelegen. Op het moment dat de man de parkeerplaats waar ik zo-even over sprak naderde, merkte ik dat hij hard remde waarna het voertuig tot stilstand kwam op de parkeerplaats. Ik besefte nog amper wat er gebeurde toen ik de man tegen mij hoorde zeggen: "en nou eruit!". De man sprak deze woorden op heel agressieve toon. Door de toon waarop de man dit tegen mij zei, begreep ik dat ik er verstandig aan deed zijn bevel op te volgen. De man zei nogmaals: "en nou eruit, ik heb een pistool". Ik voelde me bedreigd door de woorden van de man in combinatie met zijn voorkomen. Ik hoorde dat de man met agressie in zijn stem praatte.

Nadat ik het portier had gesloten, zag ik dat de man met hoge snelheid wegreed.

Omschrijving signalement:

Man, ongeveer 40 jaar, ongeveer 1,80 m, blank, niet verzorgd, smoezelig, slank, donkerblond kort sluik haar."

b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:

"Op 1 maart 2007 confronteerde ik in het bureau van politie met behulp van de confrontatiespiegel de aangever genaamd [slachtoffer] met de verdachte [verdachte]."

c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:

"De man met wie u mij zojuist confronteerde herken ik wel als de persoon over wie ik eerder in mijn verklaring sprak. Ik kan u zeggen dat ik toen ik de man zojuist via de spiegel zag, ik weer erg schrok. Het schoot zogezegd direct weer in mijn benen. Ik zag direct dat dat de man was die mij heeft bedreigd. Ik herken hem aan zijn hele uiterlijk en manier van doen. Het is hem voor honderd procent."

d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:

"Vanmorgen ben ik een proefrit gaan maken met een klant. Op de Torplaan gekomen stopte de klant die de auto bestuurde en snauwde tegen mij: "Eruit, ik heb een pistool"."

2.4. Het Hof heeft nog het volgende overwogen:

"De raadsvrouw van de verdachte heeft - kort samengevat - aangevoerd dat de spiegelconfrontatie, die heeft plaatsgevonden in het kader van de opsporing van het onder A 4 ten laste gelegde feit, ondeugdelijk en onvoldoende is om mede als grondslag te dienen tot het bewijs dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, nu hij slechts door één persoon, het slachtoffer, voor 100% is herkend.

Het hof verwerpt dit betoog. Juist degene die naast de verdachte heeft gezeten tijdens de proefrit zegt slachtoffer van de bedreiging te zijn geweest - welke bedreiging ertoe heeft geleid dat de bedreigde, [slachtoffer], de auto waarin de proefrit werd gemaakt, verliet - heeft de verdachte herkend.

Het slachtoffer, [slachtoffer], heeft na afloop van de confrontatie verklaard - volgens het in wettelijke vorm op 1 maart 2007 door de verbalisant [verbalisant 1] opgemaakt proces-verbaal, onder nummer PL 1000/07-116384 - dat hij tijdens die confrontatie '(...) weer erg schrok. Het schoot zogezegd direct weer in mijn benen. Ik zag direct dat dat de man was die mij heeft bedreigd. Ik herken hem aan zijn hele uiterlijk en manier van doen. Het is hem voor honderd procent'.

Naar het oordeel van het hof mag het resultaat van deze spiegelconfrontatie mede worden gebruikt voor het bewijs van het onder A 4 subsidiair tenlastgelegde feit.

Dat andere medewerkers van het autobedrijf waarvan de auto afkomstig was, hem niet hebben herkend, doet daar, naar het oordeel van het hof, niet aan af."

2.5. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat wat betreft het als 'in zaak A onder 4 subsidiair' aangeduide feit de bewezenverklaring slechts kan volgen uit de verklaringen van de aangever [slachtoffer], is de bewezenverklaring in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

3. Beoordeling van het vierde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het in zaak A onder 4 tenlastegelegde en de opgelegde gevangenisstraf;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 26 januari 2010.