Hoge Raad, 09-06-2009, BI0517, 07/12082 P
Hoge Raad, 09-06-2009, BI0517, 07/12082 P
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 juni 2009
- Datum publicatie
- 9 juni 2009
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2009:BI0517
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI0517
- Zaaknummer
- 07/12082 P
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Ex art. 511g.2 Sv en art. 359.3 Sv dient de uitspraak van de rechter op een ontnemingsvordering op straffe van nietigheid de inhoud te bevatten van de bewijsmiddelen waaraan zijn schatting van het wederrechtelijke voordeel is ontleend. De door het Hof bevestigde uitspraak van de Pr voldoet niet aan dat vereiste.
Uitspraak
9 juni 2009
Strafkamer
nr. 07/12082 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 september 2007, nummer 20/002889-06, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Limburg-Zuid, locatie De Geerhorst" te Sittard.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel bevat de klacht dat de door het Hof bevestigde uitspraak van de Politierechter niet, althans niet in voldoende mate de inhoud van de bewijsmiddelen bevat waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend, zodat het Hof die uitspraak niet had mogen bevestigen.
2.2. De door het Hof bevestigde uitspraak houdt het volgende in:
"Dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan blijkt uit de volgende bewijsmiddelen, evenals de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel:
1. het proces-verbaal nr. LJN PL2064/04-012344 van de politie regio Midden en West Brabant, met alle daarin opgenomen processen-verbaal, alle bijlagen en alle overige daarin opgenomen en daarbij behorende stukken;
2. het ambtsedig proces-verbaal d.d. 7 september 2004, opgenomen als dossierpagina's 22-25 in het proces-verbaal genoemd onder 1, van de politie regio Midden en West Brabant, in de wettelijke vorm opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 1];
3. het geschrift d.d. 9 september 2004, opgenomen als dossierpagina's 44-45 in het procesverbaal genoemd onder 1, van de politie regio Midden en West Brabant, opgemaakt door inspecteur [A] BV, [betrokkene 1] en ontvangen door verbalisant [verbalisant 2];
4. het ambtsedig proces-verbaal d.d. 4 november 2004, opgenomen als dossierpagina's 33-37 in het proces-verbaal genoemd onder 1, van de politie regio Midden en West Brabant, in de wettelijke vorm opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 3].
De politierechter is van oordeel dat de grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, neergelegd in proces-verbaal nr. LJN PL2064/04-236001 juist is.
De officier van justitie heeft haar vordering beperkt tot een bedrag van € 17.545,=. Gelet hierop zal de politierechter het terug te betalen bedrag vaststellen op € 17.545,=."
2.3. Ingevolge art. 511g, tweede lid, Sv en art. 359, derde lid, Sv dient de uitspraak van de rechter op een vordering als bedoeld in art. 36e Sr op straffe van nietigheid de inhoud te bevatten van de bewijsmiddelen waaraan zijn schatting van het wederrechtelijk voordeel is ontleend.
2.4. De door het Hof bevestigde uitspraak van de Politierechter voldoet niet aan dit vereiste. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 9 juni 2009.