Home

Hoge Raad, 31-10-2008, BF0715, C07/145HR

Hoge Raad, 31-10-2008, BF0715, C07/145HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 oktober 2008
Datum publicatie
31 oktober 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BF0715
Formele relaties
Zaaknummer
C07/145HR
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81

Inhoudsindicatie

Onrechtmatige daad. Koop door werknemer van door zijn werkgever aan bank verpande bedrijfsinventaris (81 RO).

Uitspraak

31 oktober 2008

Eerste Kamer

Nr. C07/145HR

EV/TT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiser],

wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

advocaat: mr. P. Garretsen,

t e g e n

1. Willem Winkel, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V.,

kantoorhoudende te Drachten,

2. de coöperatieve RABOBANK BERGUM-OOSTERMEER e.o. U.A.,

gevestigd te Bergum,

VERWEERDERS in cassatie,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser], de curator en de bank.

1. Het geding in feitelijke instanties

De curator en de bank hebben bij exploot van 19 november 2002 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Leeuwarden en gevorderd, kort gezegd, primair [eiser] te veroordelen aan de curator te betalen een bedrag van € 20.085,22 met wettelijke rente vanaf 5 juli 2002 en buitengerechtelijke kosten en subsidiair te verklaren voor recht dat het pandrecht van de bank nog op de in de koopovereenkomst tussen [eiser] en [A] B.V. genoemde zaken rust en tot veroordeling tot afgifte van deze zaken onder verbeurte van een dwangsom.

[Eiser] heeft de vorderingen bestreden.

De rechtbank heeft, na comparitie van partijen en tussenvonnis van 14 januari 2004 waarbij [eiser] is toegelaten tot bewijslevering, bij eindvonnis van 28 juli 2004 [eiser]s veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van betaling aan de curator te betalen een bedrag van € 20.085,22, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Tegen de vonnissen van 14 januari 2004 en 28 juli 2004 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. De curator en de bank hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.

Bij eindarrest van 20 december 2006 heeft het hof, na tussenarresten van 26 oktober 2005 en 31 mei 2006, in het principaal beroep de vonnissen van 14 januari 2004 en 28 juli 2004 vernietigd voor zover daarin aan de curator een bedrag van € 20.085,22 is toegewezen en, opnieuw rechtdoende, overeenkomstig de gewijzigde subsidiaire vordering van de curator en de bank voor recht verklaard dat het pandrecht van de bank rust - althans heeft gerust - op de in de koopovereenkomst tussen [eiser] en [A] B.V. d.d. 21 mei 2000 bedoelde zaken, [eiser] veroordeeld om tegen bewijs van kwijting aan de bank te betalen een bedrag van € 20.085,22 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, het in hoger beroep meer of anders gevorderde afgewezen, en in het incidenteel appel het beroep verworpen.

De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Tegen de curator en de bank is verstek verleend.

De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator en de bank begroot op nihil.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 31 oktober 2008.