Hoge Raad, 08-07-2008, BC6734, 00753/07 B
Hoge Raad, 08-07-2008, BC6734, 00753/07 B
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 juli 2008
- Datum publicatie
- 8 juli 2008
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2008:BC6734
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC6734
- Zaaknummer
- 00753/07 B
- Relevante informatie
- Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 15-05-2025 tot 01-07-2025], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 15-05-2025 tot 01-07-2025] art. 116, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 15-05-2025 tot 01-07-2025] art. 552a, Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 08-11-2024 tot 01-07-2025], Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 08-11-2024 tot 01-07-2025] art. 86
Inhoudsindicatie
Beslag. In een geval als i.c., dat er door wordt gekenmerkt dat de OvJ van oordeel is dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert, dient de Rb de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende t.a.v. dat voorwerp moet worden beschouwd (vgl. HR LJN AD5966). Voor de te nemen beslissing had de Rb niet in het midden mogen laten of kan worden aangenomen dat klager bij de verkrijging van de bromfiets te goeder trouw is geweest. In het bevestigende geval immers zou de bromfiets ingevolge art. 3:86 BW aan hem dienen te worden teruggegeven, terwijl in het ontkennende geval de oorspronkelijke eigenaar in aanmerking kan komen om als redelijkerwijs rechthebbende te worden aangemerkt. In dit beklag speelt de vraag of voor de onderhavige bromfiets een kenteken kan worden afgegeven geen beslissende rol.
Uitspraak
8 juli 2008
Strafkamer
nr. 00753/07 B
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 2 februari 2007, nummer RK 06/1674, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager], geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats], domicilie kiezende te 's-Gravenhage.
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft het door de klager ingediende beklag ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. R.F. Thunnissen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel strekt ertoe te betogen dat de Rechtbank de bromfiets ten onrechte niet aan de klager heeft teruggeven.
3.2. De bestreden beschikking houdt onder meer in:
"In openbare raadkamer heeft de gemachtigde van klager aangevoerd dat klager op 30 april 2004 volledig te goeder trouw voornoemde snorfiets heeft gekocht van [betrokkene 1] te [plaats A] en dat [betrokkene 2] geen beroep meer toekomt op het bepaalde in artikel 3:86, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, nu deze [betrokkene 2] zijn eigendom niet binnen 3 jaar heeft opgeëist. De gemachtigde van klager voert tevens aan dat voornoemde snorfiets om deze reden dient te worden geretourneerd aan klager in plaats van aan de oorspronkelijke eigenaar [betrokkene 2].
De rechtbank is van oordeel, dat uit de stukken voldoende is komen vast te staan, dat onderhavige snorfiets tussen 17 en 18 januari 2003 van de toenmalige eigenaar [betrokkene 2] is gestolen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de oorspronkelijke eigenaar [betrokkene 2] geen beroep meer toekomt op het bepaalde in artikel 3:86, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, nu hij zijn eigendom niet binnen 3 jaar heeft opgeëist. Wat er verder ook zij van de eventuele goede trouw aan de kant van klager, hetwelk de rechtbank gelet op de stukken niet aanstonds aanneemt, acht de rechtbank het niet verantwoord dat de gestolen snorfiets terugkeert in het maatschappelijk verkeer, aangezien aan voornoemde snorfiets nimmer een kenteken zal worden afgegeven. Gelet op het voorgaande komt voornoemde inbeslaggenomen snorfiets naar het oordeel van de rechtbank in aanmerking om te worden onttrokken aan het verkeer."
3.3. In een geval als het onderhavige, dat er door wordt gekenmerkt dat de Officier van Justitie van oordeel is dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet vordert, dient de Rechtbank de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd (vgl. HR 25 september 2001, LJN AD5966, NJ 2002, 109).
3.4. Voor de te nemen beslissing had de Rechtbank niet in het midden mogen laten of kan worden aangenomen dat de klager bij de verkrijging van de bromfiets te goeder trouw is geweest. In het bevestigende geval immers zou de bromfiets ingevolge art. 3:86 BW aan hem dienen te worden teruggegeven, terwijl in het ontkennende geval de oorspronkelijke eigenaar in aanmerking kan komen om als redelijkerwijs rechthebbende te worden aangemerkt. In dit beklag speelt de vraag of voor de onderhavige bromfiets een kenteken kan worden afgegeven geen beslissende rol.
3.5. Het middel slaagt.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2008.