Home

Hoge Raad, 12-02-2008, BC3773, 00949/07

Hoge Raad, 12-02-2008, BC3773, 00949/07

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 februari 2008
Datum publicatie
12 februari 2008
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC3773
Formele relaties
Zaaknummer
00949/07

Inhoudsindicatie

Verdachte laatste woord. Uit het p-v van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aan verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in art. 311.4 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen.

Uitspraak

12 februari 2008

Strafkamer

nr. 00949/07

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 maart 2006, nummer 23/003011-03, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Haarlem, locatie Haarlem, van 20 mei 2003 - de verdachte ter zake van "overtreding van het bepaalde bij artikel 21 van het RVV 1990" veroordeeld tot een geldboete van € 400,-, subsidiair acht dagen hechtenis. Voorts is verdachte de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 120 dagen, waarvan 116 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A. Moszkowicz, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het tweede middel

3.1. Het middel klaagt dat de verdachte in strijd met artikel 311, vierde lid, Sv in verbinding met art. 415 Sv niet het laatste woord is gegund.

3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 10 maart 2006 houdt onder meer in:

"De advocaat-generaal voert het woord, leest zijn vordering voor en legt die aan het hof over. (...)

De verdachte en de raadsman voeren het woord tot verdediging.

De raadsman doet dit aan de hand van zijn pleitnotities, die door hem aan het hof worden overgelegd en waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt.

De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.

De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting."

3.3. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aan de verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het in het vierde lid van art. 311 Sv op straffe van nietigheid gegeven voorschrift niet in acht is genomen.

3.4. Het middel slaagt derhalve.

4. Beoordeling van het vierde middel

4.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.

4.2. De verdachte heeft op 21 maart 2006 beroep in cassatie ingesteld. De stukken zijn op 29 maart 2007 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Het middel is dus terecht voorgesteld. De rechter naar wie de zaak zal worden teruggewezen zal in geval van strafoplegging die overschrijding daarbij dienen te betrekken.

5. Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 12 februari 2008.