Home

Hoge Raad, 01-02-2008, BC1847, R07/007HR

Hoge Raad, 01-02-2008, BC1847, R07/007HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 februari 2008
Datum publicatie
1 februari 2008
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC1847
Formele relaties
Zaaknummer
R07/007HR
Relevante informatie
Rijkswet op het Nederlanderschap [Tekst geldig vanaf 01-10-2023 tot 01-03-2027] art. 27

Inhoudsindicatie

Nationaliteitsrecht. Afgewezen verzoek van in Ghana geadopteerd meerderjarig kind tot vaststelling van het Nederlanderschap; geldigheid van optieverklaring als bedoeld in art. 27 lid 2 (oud) RWN.

Uitspraak

1 februari 2008

Eerste Kamer

Rek.nr. R07/007HR

RM

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[Verzoeker],

wonende te [woonplaats],

VERZOEKER tot cassatie,

advocaat: mr. J.G. Pherai,

t e g e n

DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Justitie,

zetelende te 's-Gravenhage,

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en de Staat.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 16 december 2003 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft [verzoeker] zich gewend tot die rechtbank en verzocht vast te stellen dat hij sinds 10 september 1986 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.

De Staat heeft het verzoek bestreden.

Na mondelinge behandeling op 13 april 2006, heeft de rechtbank bij beschikking van 13 oktober 2006 het verzoek afgewezen.

De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Een kopie van een gelegaliseerde Ghanese geboorteakte vermeldt dat verzoeker op [geboortedatum] 1980 in Ghana is geboren en dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn ouders zijn.

(ii) Uit een door het Ministerie van Buitenlandse Zaken uitgevoerd verificatieonderzoek is gebleken dat de in deze akte aangewezen ouders niet de biologische ouders van verzoeker zijn. Verzoeker is in Ghana geadopteerd door [betrokkene 2].

(iii) [Betrokkene 2], die in 1985 door het uitbrengen van een kennisgeving als bedoeld in art. 8 van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, heeft op 10 september 1986 namens verzoeker een optieverklaring uitgebracht als bedoeld in art. 27 lid 2 (oud) van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). In deze optieverklaring staat zij vermeld als moeder van verzoeker.

3.2 Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend tot vaststelling van zijn Nederlanderschap. De rechtbank heeft zijn verzoek afgewezen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen (i) dat verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd dat hij door de hiervoor in 3.1 onder (iii) vermelde optieverklaring als in Ghana geadopteerd kind van [betrokkene 2] het Nederlanderschap heeft verkregen, maar dat deze grondslag ondeugdelijk is omdat uitsluitend in het Koninkrijk geadopteerde kinderen het Nederlanderschap door middel van een dergelijke verklaring kunnen verkrijgen.

3.3 Art. 27 lid 2 (oud) RWN luidt als volgt:

"Het niet-Nederlandse kind - daaronder begrepen het in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba geadopteerde kind - van een vrouw die Nederlander is of - indien zij is overleden - ten tijde van het overlijden Nederlander was, verkrijgt, indien het op het tijdstip van inwerkingtreding van deze Rijkswet de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en niet gehuwd of gehuwd geweest is, het Nederlanderschap door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring. Voor hen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, moet de verklaring worden afgelegd door de moeder of - indien deze is overleden - door de wettelijk vertegenwoordiger. Deze verklaring moet worden afgelegd binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de Rijkswet."

3.4 Onderdeel (i) van het middel voert aan dat het hiervoor in 3.2 vermelde oordeel van de rechtbank getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Het onderdeel faalt, omdat zowel uit de tekst van art. 27 lid 2 (oud) RWN als uit de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling, zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 9 en 10, volgt dat het bestreden oordeel juist is.

3.5 Onderdeel (ii) strekt ten betoge dat de beperking van het optierecht in art. 27 lid 2 (oud) RWN in dit concrete geval geen toepassing kan vinden omdat deze bepaling niet verenigbaar is met art. 14 EVRM in samenhang met art. 8 EVRM. Ook dit onderdeel is tevergeefs voorgesteld. Het ziet eraan voorbij dat aan art. 8 EVRM noch aan enige andere bepaling van dit verdrag het recht kan worden ontleend op de verkrijging van een bepaalde nationaliteit, en dat art. 27 lid 2 (oud) berust op een in het Nederlands internationaal privaatrecht gemaakt onderscheid tussen adopties die in en buiten Nederland zijn totstandgekomen, en niet, zoals het middel veronderstelt, op een onderscheid tussen verschillende vormen van "family life".

4. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 februari 2008.