Home

Hoge Raad, 19-06-2007, BA3627, 02360/06

Hoge Raad, 19-06-2007, BA3627, 02360/06

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 juni 2007
Datum publicatie
19 juni 2007
ECLI
ECLI:NL:HR:2007:BA3627
Formele relaties
Zaaknummer
02360/06

Inhoudsindicatie

Verkort proces-verbaal en aanvulling ex. art. 327a Sv. I.c. is het o.g.v. art. 327a.1 Sv opgemaakte verkorte pv aangevuld overeenkomstig het 3e lid van dat artikel. In een dergelijk geval is dat pv de kenbron van hetgeen ttz is voorgevallen en komt dienaangaande aan een aanvankelijk opgemaakt verkort pv geen zelfstandige betekenis toe. Nu het middel niet klaagt over het pv zoals dat na aanvulling is komen te luiden, mist het belang.

Uitspraak

19 juni 2007

Strafkamer

nr. 02360/06

KM/IC

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 februari 2006, nummer 22/007400-04, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] in 1963, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "de Marwei" te Leeuwarden.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 30 november 2004 - de verdachte ter zake van 1. "moord" 2. "mishandeling" niet strafbaar geacht en ontslagen van alle rechtsvervolging en daarbij bevolen dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen zoals in het arrest vermeld.

2. Geding in cassatie

2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadslieden op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

3. Beoordeling van het eerste middel

3.1. Het middel klaagt dat het verkorte proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep niet inhoudt dat aan de verdachte de "cautie" is gegeven en dat dat proces-verbaal evenmin beslissingen inhoudt omtrent door de verdediging gedane verzoeken tot aanhouding en tot oproeping van getuigen. Het moet er aldus het middel daarom voor worden gehouden dat een en ander achterwege is gebleven, zodat het onderzoek aan nietigheid lijdt.

3.2. In deze zaak is het op de voet van art. 327a, eerste lid, Sv opgemaakte verkorte proces-verbaal aangevuld overeenkomstig het voorschrift van het derde lid van dat artikel. In een dergelijk geval is dat proces-verbaal de kenbron van hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen en komt dienaangaande aan een aanvankelijk opgemaakt verkort proces-verbaal geen zelfstandige betekenis toe.

Nu het middel niet klaagt over het proces-verbaal zoals dat na aanvulling is komen te luiden, mist het dus belang.

4. Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 19 juni 2007, LJN AZ1702, rov. 3.3).

5. Slotsom

Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

6. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 juni 2007.