Home

Hoge Raad, 04-07-2006, AW2536, 02402/05

Hoge Raad, 04-07-2006, AW2536, 02402/05

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
4 juli 2006
Datum publicatie
5 juli 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AW2536
Formele relaties
Zaaknummer
02402/05

Inhoudsindicatie

Verzuim van hof om te beslissen op vordering benadeelde partij wier voeging ex art. 421.2 Sv van rechtswege voortduurt in appèl voorzover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, leidt tot vernietiging door HR in zoverre.

Uitspraak

4 juli 2006

Strafkamer

nr. 02402/05

IV/SM

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 5 april 2005, nummer 24/000154-04, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Flevoland" te Almere.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Groningen van 22 januari 2004 - de verdachte ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak" veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

4.1. De aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding houden in dat v.o.f. [A], gevestigd te [vestigingsplaats], zich in eerste aanleg als benadeelde partij in het onderhavige strafproces heeft gevoegd en dat haar vordering tot schadevergoeding door de Rechtbank bij vonnis van 22 januari 2004 is toegewezen tot een bedrag van € 5.955,08.

4.2. Ingevolge art. 421, tweede lid, Sv duurt de voeging die in eerste aanleg heeft plaatsgehad, van rechtswege voort in hoger beroep voorzover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen.

4.3. De bestreden uitspraak, houdt in strijd met de art. 335 en 361, vierde lid, in verbinding met art. 415 Sv, niet een met redenen omklede beslissing in over de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad zal de uitspraak in zoverre en voor wat de strafoplegging betreft vernietigen.

5. Slotsom

Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voorzover daarin niet een beslissing is opgenomen over de vordering van de benadeelde partij alsmede voor wat de strafoplegging betreft;

Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

Verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 4 juli 2006.

Mr. Corstens is buiten staat dit arrest te ondertekenen.