Home

Hoge Raad, 28-04-2006, AV9445, R05/118HR

Hoge Raad, 28-04-2006, AV9445, R05/118HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 april 2006
Datum publicatie
28 april 2006
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AV9445
Formele relaties
Zaaknummer
R05/118HR

Inhoudsindicatie

Geschil tussen een gezinsvoogdij-instelling en ouders over de verlenging van de uithuisplaatsing van hun minderjarige kinderen; cassatieberoep gericht tegen andere uitspraak dan die welke bij het cassatierekest als productie is overgelegd, niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

Uitspraak

28 april 2006

Eerste Kamer

Rek.nr. R05/118HR

JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

1. [Verzoeker 1],

2. [Verzoekster 2],

beiden wonende te [woonplaats],

VERZOEKERS tot cassatie,

advocaat: mr. R.S. Sewjadal,

t e g e n

STICHTING BUREAU JEUGDZORG CONGLOMERAAT ZAANDAM,

gevestigd te Zaandam,

VERWEERSTER in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

1.1 De kinderrechter in de rechtbank te Amsterdam heeft bij beschikking van 9 maart 2004 op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming aldaar de kinderen: (1) [kind 1], geboren op [geboortedatum] 1998, (2) [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2000, en (3) [kind 3], geboren op [geboortedatum] 2003, (hierna: de kinderen) voorlopig onder toezicht gesteld met benoeming van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (hierna: BJA) tot gezinsvoogdij-instelling. Daarbij heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor plaatsing van de kinderen in een voorziening voor crisisopvang voor de duur van veertien dagen. Deze maatregelen (voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing) zijn bij beschikking van 23 maart 2004 gehandhaafd.

1.2 Verzoekers tot cassatie (hierna: de ouders) oefenen gezamenlijk het gezag over de kinderen uit.

1.3 Op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming heeft de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam bij beschikking van 7 juni 2004 de kinderen voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld met benoeming van BJA als gezinsvoogdij-instelling, en bij beschikking van dezelfde dag een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verleend met ingang van 7 juni 2004 voor de duur van zes maanden, te weten tot 7 december 2004. Bij beschikking van 2 december 2004 heeft het gerechtshof te Amsterdam deze laatste beschikking bekrachtigd.

1.4 De kinderrechter in de rechtbank Haarlem heeft bij beschikking van 2 december 2004 de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 7 december 2004 verlengd tot 13 januari 2005. Deze beschikking is bij beschikking van 21 december 2004 met ingang van 13 januari 2005 verlengd tot 7 juni 2005.

1.5 Tegen deze laatste beschikking van 21 december 2004 hebben de ouders hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam ingesteld. Na de mondelinge behandelingen op 11 mei en 30 mei 2005 heeft het hof bij beschikking onder rekestnummer 464/05 van 2 juni 2005, gewezen tussen de ouders enerzijds en verweerster in cassatie (hierna: BJZ) anderzijds, de bestreden beschikking bekrachtigd.

1.6 BJA heeft bij verzoekschrift van 25 mei 2005 de rechtbank Haarlem verzocht de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing met ingang van 7 juni 2005 te verlengen tot 7 juni 2006, de datum waarop ook de ondertoezichtstelling afloopt. Ter terechtzitting van 2 juni 2005 heeft de kinderrechter in de rechtbank Haarlem het verzoek achter gesloten deuren behandeld. De ouders zijn niet ter zitting verschenen. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 2 juni 2005 heeft de kinderrechter het verzoek toegewezen en de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing met ingang van 7 juni 2005 verlengd tot 7 juni 2006.

1.7 De in 1.6 vermelde beschikking van de rechtbank te Haarlem van 2 juni 2005 en de in 1.5 vermelde beschikking van het hof van 2 juni 2005 zijn aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

De ouders hebben beroep in cassatie ingesteld tegen "de beschikking d.d. 2 juni 2005, vide productie 1". Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

BJZ heeft van het indienen van een verweerschrift afgezien.

De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de ouders in hun verzoek.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

3.1 Hoewel de bij het cassatierekest overgelegde productie 1 de hiervoor in 1.6 vermelde beschikking van de rechtbank te Haarlem is, waartegen hoger beroep en derhalve geen cassatieberoep kon worden ingesteld, richt het cassatieberoep zich klaarblijkelijk tegen de hiervoor in 1.5 vermelde beschikking van het hof. Het cassatierekest vermeldt immers als rekestnummer R05/00464, dat overeenstemt met het rekestnummer waaronder het hof de beschikking van 2 juni 2005 heeft gegeven, en het houdt als eerste middel van cassatie in dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de kinderrechter terecht en op goede gronden de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen heeft verlengd van 13 januari 2005 tot en met 7 juni 2005.

3.2 Nu de geldigheidsduur van deze machtiging tot uithuisplaatsing ten tijde van het indienen van het cassatierekest reeds was verstreken, hebben de ouders geen belang bij hun cassatieberoep, zodat zij daarin niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

4. Beslissing

De Hoge Raad verklaart de ouders niet-ontvankelijk in hun beroep.

Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 28 april 2006.