Home

Hoge Raad, 31-08-2004, AP1187, 02384/03 E

Hoge Raad, 31-08-2004, AP1187, 02384/03 E

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 augustus 2004
Datum publicatie
31 augustus 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AP1187
Formele relaties
Zaaknummer
02384/03 E
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 45

Inhoudsindicatie

Poging tot voorhanden hebben van verboden vuurwerk: begin van uitvoering. Verdachte bestelde verboden vuurwerk en reed, om dat af te halen, met een bestelauto naar een loods, waarin een vrachtwagen met vuurwerk stond met neergelaten laadklep. Kort voor verdachtes aankomst arriveerde X, met wie verdachte via zendapparatuur in contact stond, in een bestelauto bij de loods en reed naar binnen om vuurwerk in te laden. ’s Hofs oordeel dat verdachtes gedraging naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden aangemerkt als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf is onjuist noch onbegrijpelijk.

Uitspraak

31 augustus 2004

Strafkamer

nr. 02384/03 E

EdK/IV

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, Economische Kamer, van 7 april 2003, nummer 24/000089-01, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Assen van 16 januari 2001 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van "poging tot overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, terwijl het feit opzettelijk is begaan" veroordeeld tot 46 dagen gevangenisstraf.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P. Garretsen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld en deze schriftelijk toegelicht. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het tweede middel

3.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat er sprake was van een begin van uitvoering van het in de bewezenverklaring bedoelde misdrijf.

3.2. Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat:

"hij op 6 december 1999, in de gemeente Coevorden, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een hoeveelheid vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit Wet Milieugevaarlijke stoffen (Vwb), te weten: vijf Celebration Crackers (100.000 schots, T 809), welk vuurwerk niet voldeed aan de bij of krachtens het Vwb gestelde eisen, voorhanden te hebben, met dat opzet met een motorvoertuig, naar een loods van het transportbedrijf [A] op het industrieterrein, gelegen aan de [a-straat] te Coevorden is gegaan terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid"

3.3. Die bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:

"1. een proces-verbaal d.d. 27 maart 2000, opgemaakt op ambtseed door A.J. Veerbeek en G.H. Meertens, beiden brigadier van politie, tijdelijk verbonden aan het Interregionaal Vuurwerkteam 'Knalslag' te Veendam, - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van verbalisanten (pag.002-003, 005, 007):

Op maandag 6 december 1999 omstreeks 17.00 uur kwam er via de RCID informatie binnen dat er op 6 december 1999 tussen 18.00 en 22.00 uur een grote partij verboden vuurwerk zou worden afgeleverd bij transportbedrijf [A], op het industrieterrein te Coevorden. Deze partij zou dan direct aansluitend in kleinere partijen gedistribueerd worden.

Door collega's werd op 6 december 1999 vanaf omstreeks 17.45 uur in de onmiddellijke nabijheid van de loods gepost.

Omstreeks 18.45 diezelfde avond zagen beide Coevorder collega's dat er een vrachtauto voorzien van het kenteken [AA-00-AA] bij bedoeld pand arriveerde en achterwaarts de loods in werd gereden.

Enige minuten later verscheen er een VW-bestelauto. Dit voertuig bleek op naam te staan van [betrokkene 1].

Deze bestelauto werd eveneens de loods binnengereden. Binnen een minuut verscheen een tweede bestelauto ter plaatse. Het betrof een Mazda-bestelauto voorzien van kenteken [BB-00-BB], op naam staand van [betrokkene 2] e.v. [verdachte], wonende [b-straat 1] te [woonplaats].

Na aanhouding bleek dat zowel [betrokkene 1] als [verdachte] in het bezit was van een portofoon. Beide portofoons stonden afgestemd op kanaal 41.

Geconstateerd werd dat de laadklep van voornoemde vrachtauto al was neergelaten en dat er in de laadruimte van de oplegger diverse pallets met daarop dozen stonden.

Wij zagen dat de oplegger beladen was met 14 pallets. Elke pallet was voorzien van een partij met zwart plastic ingesealde dozen. Wij, verbalisanten, zagen dat het hier ging om dozen met o.a. als opschrift T 809 Celebration Crackers 1/100000 (honderdduizendklappers cq chinese rollen).

Op 7 december 1999 werd het vuurwerk door ons, verbalisanten, geteld. Door de heer Steeneken, controleur bij de Inspectie Gezondheidsbescherming Waren en Veterinaire zaken werd het vuurwerk gelijktijdig bemonsterd.

2. een proces-verbaal met RCID nr. 99010395 d.d. 7 december 1999, op ambtseed opgemaakt door A. Vries, inspecteur van de Regiopolitie Drenthe, - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van verbalisant (pag.018):

Via een bron bij de RCID Drenthe werd het navolgende bekend.

[betrokkene 3] maakt regelmatig voor de overslag van grote partijen vuurwerk gebruik van het terrein van transportbedrijf [A] aan de [a-straat] te Coevorden.

3. een proces-verbaal nr. PL033A/99-162503 d.d. 6 december 1999, op ambtseed opgemaakt door J. Beugels, brigadier van politie Drenthe, - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van [betrokkene 1], afgelegd op 6 december 1999 (pag.058):

Vanmiddag werd ik gebeld dat ik mijn bestelling vuurwerk kon afhalen bij een loods op het terrein van een aannemersbedrijf in Coevorden. Ik ben ongeveer 18.30 vertrokken. Ter plaatse ben ik met mijn VW-bestelbus de loods ingereden om het vuurwerk in te laden.

4. een proces-verbaal nr. PL033A/99-162503 d.d. 6 december 1999, op ambtseed opgemaakt door J. Beugels voornoemd, - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van [betrokkene 1] (pag.060):

U vraagt mij naar een zend-apparaat dat ik bij mij had. Ik stond hiermee in verbinding met [verdachte].

5. een proces-verbaal nr. PL033A/99-162503 d.d. 6 december 1999, op ambtsbelofte opgemaakt door L.J.A. Lippold, hoofdagent van politie Drenthe, district Zuid, - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van verdachte (pag. 069):

Op 6 december 1999 omstreeks 19.00 uur was ik bij een loods in Coevorden. Ik had een telefoonnummer gevonden waarbij vuurwerk werd aangeboden. Ik heb contact opgenomen met dit nummer. Vandaag belde een man terug en zei dat ik naar de loods in Coevorden moest gaan.

Ik wilde 5 rollen honderdduizend-klappers kopen. Ik had een walkie-talkie bij me. Ik ken [betrokkene 1].

6. een proces-verbaal nr. PL032A/99-163835 d.d. 14 december 1999, op ambtsbelofte opgemaakt door H.M. Postema, brigadier van politie Drenthe, district Noord, - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van verdachte (pag. 073):

Ik wilde 5 rollen illegaal vuurwerk afhalen in Coevorden. Ik had deze zomer vuurwerk besteld.

7. een proces-verbaal van bevindingen nr. 24190122 d.d. 10 december 1999, op ambtsbelofte opgemaakt door T.W. Steeneken, controleur bij de Inspectie Gezondheidsbescherming Waren & Veterinaire Zaken en buitengewoon opsporingsambtenaar, - zakelijk weergegeven - inhoudende:

als verklaring van de verbalisant (pag. 095):

Op 7 december 1999 heb ik na daartoe bekomen verzoek van de heer A.J. Veerbeek, van de Regio Politie Drenthe, enig vuurwerk aan een onderzoek onderworpen.

Ik zag op de kartonnen doos onder andere de volgende opschriften T 809, Celebration Crackers, 1/100000. Mij bleek dat dit vuurwerk was, ook wel bekend onder de naam 'Chinese rol', en wel een zogenaamde 100.000 knaller.

Het betreft hier vuurwerk als bedoeld in artikel 1 onder a van het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen.

Nadat ik een deel van het vuurwerk open gemaakt had zag ik dat de lading niet uitsluitend bestond uit zwart buskruit, maar dat de sas onder andere een grijs metaalpoeder bevatte, hetgeen in strijd is met het bepaalde in A2 van Bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk."

3.4. Uit die bewijsmiddelen kan worden afgeleid:

(i) dat de verdachte verboden vuurwerk heeft besteld en dat vuurwerk wilde afhalen bij een loods in Coevorden (bewijsmiddelen 5 en 6);

(ii) dat hij daartoe met een bestelauto naar die loods is gereden (bewijsmiddel 1);

(iii) dat in die loods een vrachtwagen met vuurwerk stond, waarvan de laadklep was neergelaten (bewijsmiddel 1);

(iv) dat kort voor aankomst van de verdachte een zekere [betrokkene 1], die eveneens vuurwerk had besteld, in een bestelauto bij de loods arriveerde (bewijsmiddelen 1 en 3);

(v) dat die bestelauto de loods werd binnengereden om vuurwerk in te laden (bewijsmiddel 3); en

(vi) dat de verdachte en [betrokkene 1] via zendapparatuur met elkaar in contact stonden (bewijsmiddelen 4 en 5).

3.5. In aanmerking genomen hetgeen hiervoor onder 3.4 is overwogen geeft 's Hofs in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de bewezenverklaarde gedraging van de verdachte naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden aangemerkt als te zijn gericht op voltooiing van het voorgenomen misdrijf, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, en is het evenmin onbegrijpelijk. De hier besproken klacht faalt dus.

3.6. Voor het overige kan het middel evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

6. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 31 augustus 2004.