Hoge Raad, 25-06-2002, AE3572, 00781/01
Hoge Raad, 25-06-2002, AE3572, 00781/01
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 juni 2002
- Datum publicatie
- 25 juni 2002
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2002:AE3572
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AE3572
- Zaaknummer
- 00781/01
- Relevante informatie
- Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 68
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
25 juni 2002
Strafkamer
nr. 00781/01
IV/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 oktober 2000, nummer 22/000917-00, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren [te geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 20 oktober 1999 - de verdachte vrijgesproken van het haar bij inleidende dagvaarding onder 1 primair tenlastegelegde misdrijf en haar voorts ter zake van de onder 1 subsidiair bewezenverklaarde over- treding "geen voldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier" veroordeeld tot een geldboete van ƒ 250,--, subsidiair vijf dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak - is ingesteld door de verdachte.
Namens deze heeft mr. G.G.J. Knoops, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1. Het cassatieberoep betreft de veroordeling inzake van de hiervoor onder 1 vermelde overtreding. Ingevolge art. 68 (oud) RO staat tegen een arrest van een gerechtshof voorzover betreffende een of meer overtredingen beroep in cassatie open, tenzij terzake in de einduitspraak met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel is opgelegd, dan wel geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een (gezamenlijk) maximum van vijfhonderd gulden, alles behoudens indien het gaat om een overtreding van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam.
3.2. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de verdachte niet kan worden ontvangen in het ingestelde cassatieberoep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst en E.J. Numann, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 25 juni 2002.