Home

Hoge Raad, 12-04-2002, AD9349, R01/110HR

Hoge Raad, 12-04-2002, AD9349, R01/110HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 april 2002
Datum publicatie
12 april 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AD9349
Formele relaties
Zaaknummer
R01/110HR

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

12 april 2002

Eerste Kamer

Rek.nr. R01/110HR

AP

Hoge Raad der Nederlanden

Beschikking

in de zaak van:

[De moeder], wonende te [woonplaats],

VERZOEKSTER tot cassatie,

advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,

t e g e n

1. RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, gevestigd te Leeuwarden,

2. [De vader], wonende te [woonplaats],

3. STICHTING JEUGDBESCHERMING FRIESLAND, gevestigd te Leeuwarden,

VERWEERDERS in cassatie,

niet verschenen.

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 21 december 2000 ter griffie van de Rechtbank te Leeuwarden ingediend verzoekschrift heeft verweerder in cassatie sub 1 - verder te noemen: RvdK - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht [het] minderjarige [kind] voor een periode van een jaar onder toezicht te stellen van een door de Rechtbank aan te wijzen gezinsvoogdij-instelling.

De Rechtbank heeft de zaak ter terechtzitting van 10 januari 2001 behandeld. Daarbij zijn gehoord verzoekster tot cassatie, de moeder, haar advocaat en verweerder in cassatie sub 2, de vader. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 10 januari 2001, heeft de Rechtbank [het kind] voor de duur van een jaar onder toezicht van verweerster in cassatie sub 3 - hierna: de Stichting - gesteld.

Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden.

Bij beschikking van 15 augustus 2001 heeft het Hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.

De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het Hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

Verweerders in cassatie hebben geen verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal in buitengewone dienst J.K. Moltmaker strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de moeder in haar beroep.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het cassatieberoep richt zich tegen een beschikking van het Gerechtshof te Leeuwarden van 15 augustus 2001. Hierbij heeft het Hof bekrachtigd de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van de Rechtbank te Leeuwarden van 10 januari 2001, waarbij [het kind] voor de duur van een jaar onder toezicht is gesteld van de Stichting. Deze termijn is inmiddels verstreken zodat verzoekster geen belang heeft bij haar beroep. Dit brengt mee dat verzoekster niet in haar beroep kan worden ontvangen.

4. Beslissing

De Hoge Raad verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar beroep.

Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 12 april 2002.