Hoge Raad, 04-12-2001, AD5168, 01837/00
Hoge Raad, 04-12-2001, AD5168, 01837/00
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 4 december 2001
- Datum publicatie
- 6 februari 2002
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2001:AD5168
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2001:AD5168
- Zaaknummer
- 01837/00
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
4 december 2001
Strafkamer
nr. 01837/00 E
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te
's-Hertogenbosch van 27 april 1999, nummer 01/070345-98, in de strafzaak tegen:
[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Economische Politierechter heeft na verzet bekrachtigd een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 25 januari 1999 waarbij de verdachte ter zake van "overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 60, eerste lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon" is veroordeeld tot een geldboete van vijfhonderd gulden.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging, vermindering daarvan en verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.1. De verdachte heeft op 11 mei 1999 beroep in cassatie ingesteld. De zaak is ter terechtzitting van de Hoge Raad van 24 juli 2001 voor de eerste maal behandeld, hetgeen ertoe leidt dat de Hoge Raad uitspraak doet nadat meer dan 2 jaar zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep.
Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot strafvermindering.
5. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad - afgezien van het hiervoor onder 4 over-
wogene - geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet als volgt worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt het bestreden vonnis en het daarbij bekrachtigde vonnis, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete;
Vermindert de geldboete in die zin dat deze fl. 450,- bedraagt;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 4 december 2001.