Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1586, 20-000346-19

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1586, 20-000346-19

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 april 2021
Datum publicatie
10 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1586
Formele relaties
Zaaknummer
20-000346-19

Inhoudsindicatie

Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep

Uitspraak

Parketnummer : 20-000346-19

Uitspraak : 12 april 2021

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 februari 2019, in de strafzaak met parketnummer 02-195614-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1986,

wonende te [adres] .

Hoger beroep

De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd’ (feit 1) en ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd’ (feit 2) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken en daarnaast een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Tot slot is aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:

-

verdachte zal vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde;

-

het onder 1 tenlastegelegde bewezen zal verklaren;

-

de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken en daarnaast een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis;

-

de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 1.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De raadsman van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit.

Hij heeft om die reden verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, is verzocht om met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij te beslissen conform de politierechter.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 november 2016 tot en met 26 mei 2018 te Roosendaal zijn echtgenote, [echtgenote verdachte / benadeelde] , heeft mishandeld door die [echtgenote verdachte / benadeelde] meermalen, althans eenmaal,

- ( met kracht) bij de arm vast te pakken en/of

- bij de keel vast te pakken en/of de keel van die [echtgenote verdachte / benadeelde] dicht te drukken en/of te knijpen en/of

- in het gezicht en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of

- van de trap te duwen en/of sleuren en/of

- met een (bezem)steel tegen het bovenbeen en/of het lichaam te slaan;

2.hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks 17 november 2016 tot en met 20 mei 2017 te Roosendaal [echtgenote verdachte / benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door

- die [echtgenote verdachte / benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen "Als je het nog een keer doet, dan zal ik je wat aandoen" en/of

- door die [echtgenote verdachte / benadeelde] dreigend, terwijl hij een mes vast had en/of toonde, de woorden toe te voegen "Kom er nu uit. Als ik je er nu uitkomt zal ik je neersteken. Je zult niet meer blijven leven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat op grond van het voorhanden zijnde dossier niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of aan met zware mishandeling, nu de verklaringen van aangeefster onvoldoende steun vinden in overige bewijsmiddelen. Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op tijdstippen in de periode van 16 november 2016 tot en met 26 mei 2017 te Roosendaal zijn echtgenote, [echtgenote verdachte / benadeelde] , heeft mishandeld door die [echtgenote verdachte / benadeelde] meermalen, althans eenmaal,

- ( met kracht) bij de arm vast te pakken en

- bij de keel vast te pakken en/of de keel van die [echtgenote verdachte / benadeelde] dicht te drukken en/of te knijpen en

- in het gezicht te slaan en

- van de trap te sleuren en

- met een (bezem)steel tegen het bovenbeen te slaan.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen 1

1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 april 2018, dossierpagina’s 5-14, betreffende de verklaring van [echtgenote verdachte / benadeelde] , voor zover inhoudende:

(dossierpagina 7)

Op 31 augustus 2016 ging ik trouwen met [verdachte] . Op 12 oktober 2016 gingen wij trouwen voor de Marokkaanse wet. Op 4 november 2016 hebben wij in Amsterdam een groot huwelijksfeest gehad.

Op 16 november 2016 omstreeks 21.00 uur was ik thuis in Roosendaal. Ik had gekookt en [verdachte] kwam terug van het werk. We hadden samen gegeten. Uit het niets begon [verdachte] tegen mij te schelden. Hij riep: “Jij bent niet opgevoed! Je geeft mij geen aandacht. Je bent een hoer. Je moet opnieuw opgevoed worden.”

Ik zei tegen [verdachte] dat ik niet zo aangesproken wenste te worden en dat ik naar bed ging. Ik ben opgestaan en naar boven gelopen naar de slaapkamer. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: “Kom naar beneden! Ik tel tot 3.”

(dossierpagina 8)

Ik reageerde daar niet op. Ik hoorde [verdachte] naar boven rennen de trap op, de slaapkamer in. Ik hoorde hem schreeuwen: “Wie denk je wel niet wie je bent? Dat je niet naar mij luistert. Dat je mij zo durft te behandelen!”

Ik wilde weglopen richting een andere slaapkamer. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij met kracht bij mijn keel vastgreep. Ik voelde dat [verdachte] met kracht in mijn keel begon te knijpen. Dit deed pijn en ik kreeg bijna geen lucht meer. Ik voelde en zag dat [verdachte] mijn keel losliet. Ik liep weg richting de slaapkamerdeur. Ik zag en voelde dat [verdachte] met kracht met zijn hand een klap gaf in mijn gezicht. Ik voelde pijn ontstaan op de plek waar hij mij sloeg. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij bij mijn arm vastpakte. Ik zag en voelde dat hij mij richting de trap sleurde en mij aan mijn arm de trap afsleurde. Beneden aangekomen zag ik dat [verdachte] de voordeur opendeed. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij door de voordeur naar buiten gooide en dat hij de voordeur dicht deed.

Ik had mijn vader gebeld om te vertellen wat er gebeurd was. Mijn vader gaf aan dat hij onderweg was naar mij toe. Mijn vader moest uit Haarlem komen.

Mijn vader heeft meerdere keren aangeklopt en aangegeven dat hij bij de voordeur stond. Ik zag dat [verdachte] de voordeur open deed. [verdachte] heeft toen mijn vader, mijn zusje en mij binnengelaten. Mijn vader vroeg aan mij wat er was gebeurd. Ik had hem verteld wat ik had meegemaakt. Ik hoorde mijn vader [verdachte] vragen wat er gebeurd was. Ik hoorde [verdachte] vertellen: “Klopt. Ik heb haar geslagen en naar buiten gegooid. Ik weet ook niet waarom dat gebeurd is. Sorry.”

Ik, mijn vader en [verdachte] hebben ruim een uur met elkaar gepraat. Tijdens dit gesprek verontschuldigde [verdachte] zich herhaaldelijk voor wat er gebeurd was. Mijn vader gaf aan dat dit niet normaal was hoe je met elkaar omgaat. Het is pas twee weken dat jullie samen getrouwd zijn.

(dossierpagina 11)

Op 26 mei 2017 omstreeks 14.30 uur was ik thuis. Ik zag en hoorde dat [verdachte] thuiskwam. [verdachte] ging in de tuin liggen om te zonnen en wilde dat ik naast hem in de tuin ging liggen. Ik zei dat ik dit niet wilde omdat ik al in de zon had gelegen.

(dossierpagina 12)

[verdachte] wilde dat ik mij ging uitkleden tot mijn ondergoed en hem liet zien dat er kleurverschil was. Ik zei tegen hem dat ik dit niet ging doen. Ik wilde niet meer bij hem in de buurt zijn. Ik probeerde [verdachte] al de laatste tijd zoveel mogelijk te ontwijken.

Ik liep naar binnen en liep de trap op. Toen ik boven was hoorde ik dat [verdachte] achter mij aan liep. Ik zag boven aan de trap een bezem staan. Ik zag dat [verdachte] de bezem vastpakte. Ik voelde vervolgens een harde klap op mijn bovenbeen. Ik voelde een stekende scherpe pijn op de plek waar de klap terechtkwam. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij bij mijn bovenarm vastpakte. Ik voelde dat hij dit met zo’n kracht deed dat het pijn begon te doen. Ik zag dat [verdachte] mij wilde slaan. Ik zag dat hij zijn hand ophief. Ik heb uit een reflex een klap in de richting van [verdachte] gegeven. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij met kracht bij mijn keel greep. Ik voelde dat [verdachte] , terwijl hij mijn keel vastpakte, mij met kracht achteruit duwde de slaapkamer in. Ik zag en voelde dat ik achterover viel op het bed. Ik zag dat [verdachte] over mij heen hing en dat hij nu zijn andere hand ook om mijn nek deed. Ik voelde dat hij met opbouwende druk mijn keel begon dicht te knijpen. Ik voelde dat ik geen adem meer kon halen.

(dossierpagina 13)

Op 30 mei 2017 ben ik naar mijn huisarts gegaan vanwege het letsel wat ik nog steeds had. Alles deed pijn en ik voelde mij nog steeds niet lekker. Ik had aan mijn huisarts verteld dat ik problemen had met [verdachte] en mijn schoonmoeder. Ik had mijn huisarts niet verteld dat het letsel dat ik had door de mishandeling van [verdachte] kwam.

2. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 juni 2018, dossierpagina’s 38-39, betreffende de verklaring van [schoonvader verdachte/getuige] , voor zover inhoudende:

(dossierpagina 38)

Volgens de aangifte van uw dochter bent u op 16 november 2016 getuige geweest van een incident tussen uw dochter [echtgenote verdachte / benadeelde] en haar echtgenoot [verdachte] .

De getuige verklaarde:

Ik herinner me dit nog goed. Het was een paar weken na het huwelijk van mijn dochter [echtgenote verdachte / benadeelde] met [verdachte] .

Het was ’s avonds laat. Mijn vrouw werd gebeld door mijn dochter [echtgenote verdachte / benadeelde] . Er waren problemen met [verdachte] . Ik begreep dat [echtgenote verdachte / benadeelde] buiten op straat stond. Ik ben meteen naar Roosendaal gereden. Ik kwam aan bij haar huis en zag [echtgenote verdachte / benadeelde] buiten op straat. Ze huilde en ze had pijn. Ze had vooral pijn aan haar handen. Ik heb haar gevraagd wat er gebeurd was. Zij vertelde dat ze niets had gedaan. Dat ze had gekookt en daarna tv was gaan kijken en [verdachte] ineens boos op haar was geworden.

Ik ben naar de deur gegaan. [verdachte] heeft de deur voor mij opengemaakt. Ik vroeg hem wat er aan de hand was. Ik wilde zijn kant van het verhaal horen. Hij vertelde mij dat hij het ook niet wist. Dit heeft hij de hele tijd tegen mij gezegd "Ik weet het

niet". Hij zei ook sorry. Ik zei: "Jullie zijn pas een paar weken getrouwd, waarom heb jij haar naar buiten gestuurd?"

Hij zei dat hij het niet wist. Uiteindelijk zei hij tegen mij "Ze kijkt niet naar mij".

3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2018, proces-verbaalnummer 2018122510-7, betreffende het relaas van verbalisant [verbalisant] , voor zover inhoudende:

Op donderdag 12 juli 2017 (het hof begrijpt: 12 juli 2018) heb ik telefonisch contact opgenomen met de vader van aangeefster, [schoonvader verdachte/getuige] .

Hij vertelde daarna dat hij op 16 november 2016 heeft aangebeld en aangeklopt om de echtgenoot van zijn dochter te spreken. Deze heeft de deur geopend. Hierop heeft [echtgenote verdachte / benadeelde] gevraagd wat hij had gedaan omdat zijn dochter hem verteld had dat zij was geslagen. Hierop zou de echtgenoot van zijn dochter hebben gezegd “Sorry, ik weet ook niet waarom ik dat heb gedaan”. Desgevraagd bevestigde [echtgenote verdachte / benadeelde] mij dat zijn ex-schoonzoon dus sorry heeft gezegd tegen hem omdat hij zijn dochter had geslagen.

4. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 september 2018, proces-verbaalnummer 2018122510-11, betreffende de verklaring van [schoonmoeder verdachte] , voor zover inhoudende:

Ik ben de moeder van [echtgenote verdachte / benadeelde] .

In de tijd dat [echtgenote verdachte / benadeelde] getrouwd was en ze kwam bij ons in Haarlem op bezoek heb ik op drie of vier gelegenheden blauwe plekjes op haar wang en in haar hals gezien.

Heel kort na hun huwelijk heeft [echtgenote verdachte / benadeelde] mij gebeld en gevraagd of haar vader haar wilde komen halen. Ik vroeg haar toen “Heeft hij jou geslagen [echtgenote verdachte / benadeelde] ?”. Ik hoorde haar toen heel kortaf antwoorden “Ja”. Mijn man is toen naar haar gegaan.

5. Een geschrift, te weten een brief van huisarts W.B.M. Oomen, inhoudende medische informatie van aangeefster, d.d. 28 september 2017, dossierpagina 18, voor zover inhoudende:

[echtgenote verdachte / benadeelde]

Geboortedatum: [geboortedag benadeelde] 1996

Relevante regels uit het journaal:

30-05-17

S spierpijn hele lichaam Vorige week

S onderuit toen geen ramadan. Veel problemen met

S schoonmoeder. Geeft ook problemen in relatie met man

O nek wat pijnlijk

Bewijsoverwegingen

De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.

De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de aangifte van [echtgenote verdachte / benadeelde] onvoldoende steun vindt in overige bewijsmiddelen.

Het hof overweegt als volgt.

Aangeefster heeft op 24 april 2018 tegenover de politie een uitgebreide verklaring afgelegd over verschillende (gewelds)incidenten die tijdens het huwelijk met verdachte zouden hebben plaatsgevonden.

In de eerste plaats heeft aangeefster een verklaring afgelegd omtrent een geweldsincident op 16 november 2016. Zij verklaarde dat verdachte op die dag, ongeveer een maand nadat zij voor de Marokkaanse wet waren getrouwd, haar bij de keel heeft vastgegrepen, in haar keel heeft geknepen en haar in het gezicht heeft geslagen. Volgens aangeefster heeft verdachte haar vervolgens bij de arm vastgepakt, haar aan haar arm van de trap gesleurd en uiteindelijk naar buiten gewerkt. Hierna heeft zij haar vader gebeld, die naar haar toe is gereden en bij de woning van verdachte heeft aangebeld. Verdachte zou de deur hebben geopend en de mishandeling tegen haar vader hebben erkend en zich daar ook tegen hem voor hebben verontschuldigd.

Het hof is van oordeel dat deze verklaring van aangeefster in de kern en op essentiële punten wordt ondersteund door de verklaringen van haar vader [schoonvader verdachte/getuige] en haar moeder [schoonmoeder verdachte] .

[schoonvader verdachte/getuige] heeft verklaard dat hij een aantal weken na het huwelijk tussen verdachte en aangeefster na een telefoontje van zijn dochter naar de woning is gereden en dat hij haar buiten op de grond aantrof. Hij heeft vervolgens aangebeld en verdachte heeft de deur geopend. Volgens [schoonvader verdachte/getuige] heeft hij vervolgens met verdachte gesproken over wat er was gebeurd en heeft verdachte desgevraagd bevestigd dat hij [echtgenote verdachte / benadeelde] had geslagen. Hij zei daarbij: “Sorry ik weet ook niet waarom ik dat heb gedaan”.

[schoonmoeder verdachte] heeft verklaard dat zij kort na het huwelijk door [echtgenote verdachte / benadeelde] is gebeld met de vraag of haar vader haar wilde komen ophalen. [schoonmoeder verdachte] vroeg aan [echtgenote verdachte / benadeelde] of verdachte haar had geslagen en zij antwoordde met “Ja”. Haar echtgenoot, [schoonvader verdachte/getuige] , is vervolgens naar [echtgenote verdachte / benadeelde] toe gegaan.

Voorts heeft aangeefster verklaard met betrekking tot een geweldsincident van 26 mei 2017, waarbij verdachte haar onder meer met een bezemsteel tegen haar bovenbeen had geslagen, bij haar keel en nek had vastgegrepen en haar keel dicht had dichtgeknepen. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 30 mei 2017 naar de huisarts is gegaan omdat alles nog pijn deed. Aangeefster koppelde het bezoek dus aan haar huisarts aan de mishandeling van 26 mei 2017, maar gaf aan dat zij niet tegen de huisarts heeft gezegd dat zij door verdachte was mishandeld.

In het dossier bevindt zich medische informatie van de huisarts betreffende aangeefster. Deze medische informatie ondersteunt de verklaring die aangeefster omtrent de mishandeling op 26 mei 2017 heeft afgelegd. Uit de medische informatie blijkt dat bij onderzoek is geconstateerd dat de nek van aangeefster wat pijnlijk was. Voorts blijkt hieruit dat aangeefster inderdaad niet tegen de huisarts heeft gezegd dat zij door verdachte was mishandeld, maar wel dat zij sprak wel over relatieproblemen met haar echtgenoot.

Het hof ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen reden om aan de betrouwbaarheid te twijfelen van de hiervoor weergegeven verklaringen van aangeefster met betrekking tot de geweldsincidenten van 16 november 2016 en 26 mei 2017, te meer nu deze steun vinden in andere bewijsmiddelen. Het hof merkt nog op dat de enkele omstandigheid dat zij pas op 24 april 2018 aangifte heeft gedaan, niet maakt dat het hof haar verklaringen onbetrouwbaar acht. Ook hetgeen overigens door de raadsman is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.

Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangeefster gedurende de onder 1 tenlastegelegde periode meermalen – te weten tenminste tweemaal – heeft mishandeld.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.

Op te leggen straf

Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige echtgenote, [echtgenote verdachte / benadeelde] . Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof rekent het verdachte daarnaast zwaar aan dat het hier gaat om huiselijk geweld, waardoor het veiligheidsgevoel van het slachtoffer in de huiselijke omgeving – een omgeving waar iemand zich juist veilig en geborgd zou moeten voelen – is aangetast.

Het is algemeen bekend dat slachtoffers van huiselijk geweld hiervan nog lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Uit de voorgelezen slachtofferverklaring ter terechtzitting in hoger beroep blijkt ook dat de hierboven genoemde mishandelingen een grote impact op het leven van [echtgenote verdachte / benadeelde] hebben gehad en nog steeds hebben. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.

Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 januari 2021. Hieruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan de bewezenverklaarde pleegperiode eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een soortgelijk feit.

Alle omstandigheden afwegende acht het hof, met de advocaat-generaal, oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met een proeftijd van 2 jaren, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, passend en geboden.

Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak nog het volgende.

In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Verdachte heeft op 6 februari 2019 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op 12 april 2021 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van hoger beroep – arrest wijst. Deze overschrijding valt niet aan verdachte toe te rekenen en ook overigens is niet gebleken van andere bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop kunnen rechtvaardigen. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat de op te leggen taakstraf zal worden gematigd met 5 uren.

Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met een proeftijd van 2 jaren, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 95 uren, subsidiair 47 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Vordering van de benadeelde partij [echtgenote verdachte / benadeelde]

De benadeelde partij [echtgenote verdachte / benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.865,18, bestaande uit een bedrag van € 115,18 aan materiële schade en € 1.750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van

€ 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.

Materiële schade

De benadeelde partij vordert vergoeding van geleden materiële schade ad € 115,18, bestaande uit reiskosten die de benadeelde partij heeft moeten maken voor bezoeken aan de advocaat, het politiebureau, de rechtbank en aan de huisarts.

Het hof overweegt als volgt.

Vooropgesteld dient te worden dat ingevolge art. 51f Sv degene die rechtstreekse schade heeft geleden door een strafbaar feit zich als benadeelde partij in het strafproces kan voegen. Van rechtstreekse schade is sprake indien een persoon is getroffen in het belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. Reiskosten die worden gemaakt in het kader van de vorderingsprocedure en van het strafproces sec (waaronder is te begrijpen het bijwonen van de zitting bij de rechtbank) kunnen echter niet als zodanige rechtstreekse schade worden aangemerkt. De benadeelde partij dient in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering (vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2338).

De gevorderde reiskosten voor het bezoek aan de huisarts komen naar het oordeel van het hof wel voor vergoeding in aanmerking, nu het hier gaat om redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2, onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze reiskosten ad € 1,04 zijn derhalve toewijsbaar.

De reiskosten in verband met het bezoek aan een advocaat en het politiebureau en het bijwonen van de terechtzitting in eerste aanleg zijn niet aan te merken als rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit.

Van de reiskosten naar het politiebureau om aangifte te doen ad € 2,60, kan niet worden gezegd dat zij zijn gemaakt ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2, onder b, BW. Zij strekken ertoe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. De enkele omstandigheid dat een eventuele daarop volgende strafrechtelijke veroordeling de grondslag kan bieden voor schadevergoeding (en dit vaak mededoelstelling van het slachtoffer is), maakt niet dat gezegd kan worden dat die reiskosten met dat doel zijn gemaakt (vgl. Hoge Raad 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0690). Deze reiskosten kunnen daarom niet als schade ten laste van verdachte worden gebracht.

In totaal wijst het hof een bedrag van € 1,04 aan materiële schade toe. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de materiële schade.

Reiskosten die in het kader van de vorderingsprocedure en van het strafproces sec worden gemaakt kunnen wel in aanmerking komen voor vergoeding in het kader van proceskosten in de zin van art. 592a Sv, waaromtrent het hof een afzonderlijke beslissing zal nemen. Het hof zal deze proceskosten hieronder bepreken.

Immateriële schade

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de ernst van de normschending (de aantasting van de lichamelijke integriteit van [echtgenote verdachte / benadeelde] ) en de gevolgen hiervan voor [echtgenote verdachte / benadeelde] , begroot het hof de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.000,00. Voor het overige zal dit gedeelte van de vordering worden afgewezen.

Totale schade en wettelijke rente

In totaal wijst het hof een bedrag van € 1.001,04 aan schadevergoeding toe, bestaande uit

€ 1,04 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.

Het toegewezen bedrag ter vergoeding van materiële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2017 – zijnde de dag waarop de benadeelde partij de kosten heeft gemaakt – tot aan de dag der algehele voldoening.

Het toegewezen bedrag ter vergoeding van immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2017 – zijnde de laatste dag van de bewezenverklaarde periode – tot aan de dag der algehele voldoening.

Proceskosten

De proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, bestaande uit reiskosten voor bezoek aan de advocaat, worden gesteld op (185 x € 0,26) € 48,10.

Reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt teneinde een terechtzitting bij te wonen komen alleen voor proceskostenvergoeding in aanmerking, indien de benadeelde partij de vordering zelf heeft toegelicht en geen gebruik heeft gemaakt van een gemachtigde. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering blijkt immers dat reiskosten doorgaans niet als ‘noodzakelijk’ worden aangemerkt indien er met een gemachtigde wordt geprocedeerd (HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 en Kamerstukken II 1988/89, 19 976, nr. 10).

Nu de benadeelde partij ter terechtzitting in eerste aanleg is bijgestaan door een gemachtigde, zal het hof de reiskosten die gemaakt zijn voor het bijwonen van de zitting derhalve niet als proceskosten toewijzen.

Schadevergoedingsmaatregel

Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op

te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;

verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken;

bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 95 (vijfennegentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 47 (zevenenveertig) dagen hechtenis;

Vordering van de benadeelde partij [echtgenote verdachte / benadeelde]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [echtgenote verdachte / benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.001,04 (duizend één euro en vier cent) bestaande uit € 1,04 (één euro en vier cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;

wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van

€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade af;

verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.

veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op

48,10 (achtenveertig euro en tien cent);

legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [echtgenote verdachte / benadeelde] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van

€ 1.001,04 (duizend één euro en vier cent) bestaande uit € 1,04 (één euro en vier cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;

bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op;

bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;

bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op

28 september 2017 en van de immateriële schade op 26 mei 2017.

Aldus gewezen door:

mr. V.M. van Daalen-Mannaerts, voorzitter,

mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. J.P.F. Rijken, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,

en op 12 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. V.M. van Daalen-Mannaerts is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.