Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2536, 200.270.589_01 en 200.270.589_02
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-08-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2536, 200.270.589_01 en 200.270.589_02
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 augustus 2020
- Datum publicatie
- 7 augustus 2020
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:2536
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:4846
- Zaaknummer
- 200.270.589_01 en 200.270.589_02
Inhoudsindicatie
Kredietregistratie door banken en AVG – Welke rechtmatigheidsgrond ? – Recente opvatting Autoriteit Persoonsgegevens – Toepasselijkheid artikel 6 lid 1 onder c AVG – Geen noodzaak prejudiciële vragen - Santandertoets – compensatie kosten vanwege aard zaak
Uitspraak
Team Handelsrecht
Uitspraak: 6 augustus 2020
Zaaknummers: 200.270.589/01 en 200.270.589/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/358389/HA RK 19-110
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. R.A.J. Zomer te Oosterhout,
tegen
1 Achmea Bank N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaten: mr. J.M. Brölmann en mr. S.C.M.J.V.L. Kloppers te Utrecht,
en
2 ABN AMRO Bank N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. C.M. Jakimowicz te Rotterdam ,
geïntimeerden,
hierna in gezamenlijkheid te noemen: de banken, dan wel ieder voor zich te noemen: Achmea respectievelijk ABN AMRO.
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats
Breda, van 21 oktober 2019.