Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1090, 200.258.725_01

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1090, 200.258.725_01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 maart 2020
Datum publicatie
6 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:1090
Formele relaties
Zaaknummer
200.258.725_01

Inhoudsindicatie

Huwelijksvermogensrecht; verdeling ontbonden huwelijksgemeenschap.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

zaaknummer : 200.258.725/01

zaaknummer rechtbank : C/03/232801 / FA RK 17-877 en C/03/242994 / FA RK 17-4439

beschikking van de meervoudige kamer van 26 maart 2020

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in het principaal hoger beroep,

verweerder in het incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. R.M.J. Schoonbrood te Sittard,

tegen

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in het principaal hoger beroep,

verzoekster in het incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. L.N. Geerman te Sittard.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 31 januari 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1.

De man is op 30 april 2019 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 31 januari 2019.

2.2.

De vrouw heeft op 12 juni 2019 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3.

De man heeft op 24 juli 2019 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

-

een brief van de zijde van de man van 26 juli 2019 met het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 5 november 2018;

-

een brief van de zijde van de man van 28 september 2019 met bijlagen (productie 2 en 3);

-

een brief van de zijde van de man van 1 oktober 2019 met bijlage (productie 4).

2.5.

De mondelinge behandeling heeft op 9 oktober 2019 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De advocaat van de vrouw heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.

3 De feiten

3.1.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:

  1. Partijen zijn, zoals bij de mondelinge behandeling in hoger beroep door hen bevestigd, op 28 juli 1983 te Warschau (Polen) met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen.

  2. Op 21 april 2015 is een eerste echtscheidingsverzoek ingediend. Bij beschikking van 20 april 2016 is de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking had voor 20 januari 2017 ingeschreven moeten zijn in de registers van de burgerlijke stand. Geen van partijen is overgegaan tot het inschrijven van de echtscheidingsbeschikking, zodat deze na 20 januari 2017 zijn rechtskracht heeft verloren.

  3. Op 7 maart 2017 heeft de vrouw een (tweede) verzoek tot echtscheiding ingediend.

  4. Bij beschikking van 24 november 2017 heeft de rechtbank Limburg (Maastricht) daarop de echtscheiding uitgesproken. Ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap heeft de rechtbank de zaak aangehouden. Over die verdeling is beslist bij de thans bestreden beschikking.

  5. De echtscheidingsbeschikking is op 21 maart 2018 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4 De omvang van het geschil

5 De motivering van de beslissing

6 De beslissing