Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-09-2006, AZ0895, 20-001923-04

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-09-2006, AZ0895, 20-001923-04

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
28 september 2006
Datum publicatie
25 oktober 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ0895
Formele relaties
Zaaknummer
20-001923-04

Inhoudsindicatie

Verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde oplichting onder 1B; verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, terzake van het onder 1A primair tenlastegelegde medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, en terzake van de onder 2 tenlastegelegde verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd. Het hof heeft een uitgebreide motivering opgenomen ten aanzien van de vrijspraak en de bewezenverklaring.

Uitspraak

Parketnummer: 20-001923-04

Uitspraak : 28 september 2006

TEGENSPRAAK

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 9 april 2004 in de strafzaak met parketnummer 02-993009-03 tegen:

[verdachte],

geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 1943,

wonende te [woonplaats], [adres].

Hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ter zake van de feiten te laste gelegd onder 1A primair, 1B en 2 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen zal toewijzen op de wijze zoals opgenomen in haar op schrift gestelde requisitoir.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.

Tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:

1A.

hij op een (aantal) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 augustus 2001 tot en met 25

november 2003 te [woonplaats] en/of in de woonplaats van de nader te omschrijven perso(o)n(en), in elk geval in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een (aantal) perso(o)n(en), te weten:

1. [persoonsgegevens] en/of

2. [persoonsgegevens] en/of [persoonsgegevens] en/of

3. [persoonsgegevens] en/of

4. [persoonsgegevens] en/of [persoonsgegevens] en/of

5. [persoonsgegevens] en/of

6. [persoonsgegevens] en/of

7. [persoonsgegevens] en/of

8. [persoonsgegevens] en/of [persoonsgegevens] en/of

9. [persoonsgegevens] en/of

10. [persoonsgegevens] en/of

11. [persoonsgegevens] en/of

12. [persoonsgegevens] en/of [persoonsgegevens] en/of

13. [persoonsgegevens] en/of

14. [persoonsgegevens] en/of

15. [persoonsgegevens] en/of

16. [persoonsgegevens] en/of

17. [persoonsgegevens] en/of

18. [persoonsgegevens] en/of

19. [persoonsgegevens] en/of

20. [persoonsgegevens] en/of

21. [persoonsgegevens] en/of

22. [persoonsgegevens] en/of

23. [persoonsgegevens] en/of

24. [persoonsgegevens] en/of

25. [persoonsgegevens] en/of

26. [persoonsgegevens] en/of [persoonsgegevens] en/of

27. [persoonsgegevens] en/of

28. [persoonsgegevens] en/of

29. [persoonsgegevens] en/of

30. [persoonsgegevens] en/of

31. [persoonsgegevens] en/of

32. [persoonsgegevens] en/of

33. [persoonsgegevens] en/of

34. [persoonsgegevens]en/of

35. [persoonsgegevens] en/of

36. [persoonsgegevens] en/of

37. [persoonsgegevens] en/of

38. [persoonsgegevens] en/of

39. [persoonsgegevens] en/of

40. [persoonsgegevens] en/of

41. [persoonsgegevens] en/of

42. [persoonsgegevens] en/of

43. [persoonsgegevens] en/of

44. [persoonsgegevens] en/of

45. [persoonsgegevens] en/of

46. [persoonsgegevens] (bijlage 124.6, p. 1-11) en/of

47. [persoonsgegevens] (bijlage G3.01, pp. 187 ev.) en/of

48. [persoonsgegevens] (zie B 47) en/of

49. [persoonsgegevens] (zie B 47) en/of

50. [persoonsgegevens] (zie bijlage G6.01, pp. 194 ev.) en/of

51. [persoonsgegevens] (zie bijlage G7.01, pp. 198 ev.) en/of

52. [persoonsgegevens] (zie bijlage G08, pp. 201 ev.) en/of

53. [persoonsgegevens] (zie bijlage G09, pp. 204 ev.) en/of

54. [persoonsgegevens] (zie bijlage G10, pp. 208 ev.) en/of

55. [persoonsgegevens] (zie bijlage G 12, pp. 215 ev.)

welke personen ieder een of meer malen geld(bedrag(en)) heeft/hebben verschaft/betaald/overgemaakt aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], heeft bewogen tot de afgifte van die geldbedragen,

hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid

brochures en/of kapitaalverstrekkingscontracten (door de verdachte(n) aangeduid als "registratie akte voor kapitaal verstrekking") verzonden en/of mondeling de juistheid van de inhoud van de brochures bevestigd aan een of meer van voornoemde personen en daarbij mondeling en/of schriftelijk aangegeven

* dat er op een specifieke manier wordt omgegaan met het ingelegde geld (o.a. het geld te allen tijde in Nederland zou blijven en "zichtbaar op onze investeringsgelden rekening" en/of

* dat de klantenkring van het bedrijf van verdachte en/of zijn mededader(s) "bestaat uit justitie, politiediensten en gemeentelijke instellingen" en/of

* (varianten van) beleggingcontract(en) opgesteld waarin - zakelijk weergegeven - wordt vermeld dat:

- het verstrekte kapitaal wordt belegd in het werkkapitaal van een met name genoemde buitenlandse onderneming en/of

- het ingelegde geld wordt gebruikt ter vergroting van het maatschappelijk kapitaal(bedrijfskapitaal) van de onderneming van verdachte en/of

- elke maand gedurende 20 maanden 5% en/of 6% van het ingelegde geld zal worden uitgekeerd als rente en/of een rendement wordt aangeboden dat zes maal de inleg bedraagt

- het ingelegde kapitaal na opzegging van het contract zal worden terugbetaald aan de inlegger en/of

* aan (een aantal van) genoemde perso(o)n(en) een of meer (zogenaamde) renteuitkering(en) heeft doen toekomen,

waardoor genoemde persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot afgifte(n) van een of meet geldbedrag(en);

Subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1A niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een aantal tijdstippen in de periode van 1 november 1999 tot en met 25 november 2003 te [woonplaats] en/of Amsterdam en/of Erichem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk

een (aantal) geldbedrag(en) welke door hierna te noemen perso(o)n(en) ter beschikking waren gesteld als (werk)kapitaal voor de onderneming [bedrijf 1] en/of als (werk)kapitaal van [bedrijf 3] en/of (aanvulling van het handelskapitaal van) [bedrijf 2] (zie bijlage 121, pag. nr. 1-220, met tussengevoegde aanvullingen), welke geldbedragen toebehoorden aan:

1. [persoonsgegevens], 2268 euro (2x), althans een geldbedrag,

2. [persoonsgegevens] en/of [persoonsgegevens], in totaal 25.000 euro, althans een geldbedrag,

3. [persoonsgegevens], 6.000 euro, althans een geldbedrag,

4. [persoonsgegevens] en/of [persoonsgegevens], 20.000 euro, althans een geldbedrag,

5. [persoonsgegevens], 2.300 euro, althans een geldbedrag,

6. [persoonsgegevens], 5.000 euro, althans een geldbedrag,

7. [persoonsgegevens], 2.000 euro, in elk geval een geldbedrag,

8. [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens], 2x 22.689,01 euro, althans een geldbedrag,

9. [persoonsgegevens], totaal 11.000 euro, althans een geldbedrag,

10. [persoonsgegevens], 22.689,01 euro, althans een geldbedrag,

11. [persoonsgegevens], totaal 43.300 euro, althans een geldbedrag,

12. [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens], totaal 40.000 euro, althans een geldbedrag,

13. [persoonsgegevens], totaal 9.500 euro, althans een geldbedrag en/of

14. [persoonsgegevens], 2.000 euro, althans een geldbedrag,

15. [persoonsgegevens], totaal 9.500 euro, althans een geldbedrag,

16. [persoonsgegevens], totaal 10.000 euro, althans een geldbedrag,

17. [persoonsgegevens], totaal 5.000 euro, althans een geldbedrag,

18. [persoonsgegevens], 2.000 euro, althans een geldbedrag,

19. [persoonsgegevens], (totaal) 11.500 euro, althans een geldbedrag,

20. [persoonsgegevens], 10.000 euro, althans een geldbedrag,

21. [persoonsgegevens], 20.000 euro, althans een geldbedrag,

22. [persoonsgegevens], 5.000 euro, althans een geldbedrag,

23. [persoonsgegevens], 20.000 euro, althans een geldbedrag,

24. [persoonsgegevens], 11.000 euro, althans een geldbedrag,

25. [persoonsgegevens], 6.806,70, althans een geldbedrag,

26. [persoonsgegevens] en/of [persoonsgegevens] (totaal) 69.285 euro, althans een geldbedrag,

27. [persoonsgegevens], 5.000 euro, althans een geldbedrag,

28. [persoonsgegevens], 5.000 euro, althans een geldbedrag,

29. [persoonsgegevens], 13,375 euro, althans een geldbedrag,

30. [persoonsgegevens], (totaal) 30.000 euro, althans een geldbedrag,

31. [persoonsgegevens], 25.000 euro, althans een geldbedrag,

32. [persoonsgegevens] (totaal) 45.000 euro, althans een geldbedrag,

33. [persoonsgegevens], 2.268,90 euro, althans een geldbedrag,

34. [persoonsgegevens], 22.687 euro, althans een geldbedrag,

35. [persoonsgegevens], 40.000 euro, althans een geldbedrag,

36. [persoonsgegevens], (totaal) 6.000 euro, althans een geldbedrag,

37. [persoonsgegevens], 5.000 euro, althans een geldbedrag,

38. [persoonsgegevens], 2.000 euro, althans een geldbedrag,

39. [persoonsgegevens], 4.000 euro, althans een geldbedrag,

40. [persoonsgegevens], (totaal) 11.000 euro, althans een geldbedrag,

41. [persoonsgegevens], 5.000 euro, althans een geldbedrag,

42. [persoonsgegevens], 9.075,60 euro, althans een geldbedrag,

43. [persoonsgegevens], 30.000 euro, althans een geldbedrag,

44. [persoonsgegevens], (totaal) 94.570 euro, althans een geldbedrag,

45. [persoonsgegevens], 39.285 euro, althans een geldbedrag,

46. (bijlage 124.6, p. 1-11) [persoonsgegevens], 20.000 euro, althans een geldbedrag,

47. (bijlage G3.01, p. 187 ev.) [persoonsgegevens] 15.000 euro, althans een geldbedrag,

48. (zie 47) [persoonsgegevens], 15.000 euro, althans een geldbedrag,

49. (zie 47) [persoonsgegevens], een bedrag van in totaal 59.285 euro, althans een geldbedrag,

50. (zie bijlage G6.01, p. 194 ev.) [persoonsgegevens], een bedrag van in totaal 65.722,53, in elk geval een (aantal) geldbedrag(en),

51. (zie bijlage G7.01, p. 198 ev.) [persoonsgegevens], een bedrag van 8.000 euro, althans een geldbedrag,

52. (zie bijlage G08, p. 201 ev.) [persoonsgegevens], een bedrag van in totaal 56.378,02 euro, in elk geval een (aantal) geldbedrag(en),

53. (zie bijlage G09, p. 204 ev.) [persoonsgegevens], een bedrag van in totaal 158.259 euro, althans een aantal geldbedragen,

54. (zie bijlage G10, p. 208 ev.) [persoonsgegevens], een bedrag van 25.000 euro, althans een geldbedrag,

55. (zie bijlage G12, p. 215 ev.) [persoonsgegevens], een bedrag van 2.500 euro, althans een geldbedrag,

in elk geval geldbedragen toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) geldbedragen verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn beroep als vermogenbeheerder en/of directeur van een onderneming althans tegen geldelijke vergoeding onder zich had, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;

1B

hij op een (aantal) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 augustus 2001 tot en met 25 november 2003 te [woonplaats] en/of in de woonplaats van de nader te omschrijven perso(o)n(en), in elk geval in Nederland en/of in België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan een groot aantal (enkele honderden), in elk geval een aantal perso(o)n(en)

* (in werkelijkheid niet bestaande) mogelijkheden heeft geschetst om iets te doen aan hun schuldenlast en/of

* heeft aangegeven dat het mogelijk was om (zonder toetsing door B.K.R.) een geldlening te ontvangen en/of

* (in verband met een leningaanvraag) een (in het Spaans opgesteld) brief/brieven verzonden aan personen die belangstelling had(den) getoond voor een dergelijke lening in verband met een dergelijke leningsaanvraag en/of

* nadat een dergelijke (Spaanse) leningaanvraag was afgewezen (door verdachte en/of zijn mededader)

en/of aan een (aantal) perso(o)n(en), te weten:

1. [benadeelde partij 1] en/of

2. [benadeelde partij 2] en/of

3. [persoonsgegevens] en/of

4. [persoonsgegevens] en/of

5. [persoonsgegevens] en/of [persoonsgegevens] en/of

6. [benadeelde partij 3] en/of

7. [persoonsgegevens] en/of

8. [benadeelde partij 4] en/of

9. [benadeelde partij 5] en/of

10. [benadeelde partij 6] en/of

11. [benadeelde partij 7] en/of

12. [benadeelde partij 8] en/of

13. [benadeelde partij 9] en/of

14. [benadeelde partij 10] en/of

15. [persoonsgegevens]

een (vorm van) schuldsanering aangeboden en/of voor hen een schuldsaneringovereenkomst(en) heeft opgesteld waarin aan de betrokken persoon werd geschetst dat een (betalings)regeling met de schuldeiser(s) van die persoon betaald

zou worden via verdachte en/of zijn mededader(s) uit de door die persoon en/of diens werkgever te betalen maandtermijnen

waardoor genoemde persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot afgifte(n) van een of meer geldbedrag(en);

2.

hij op een (aantal) tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 1999 tot en met 25 november 2003, te [woonplaats], althans in Nederland, opzettelijk een of meer geldbedragen, te weten maandtermijnbedragen van de schuldsanering, dan wel (een gedeelte van) de som van die betaling(en), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan:

1. [benadeelde partij 1] en/of

2. [benadeelde partij 2] en/of

3. [persoonsgegevens] en/of

4. [persoonsgegevens] en/of

5. [persoonsgegevens] en/of [persoonsgegevens] en/of

6. [benadeelde partij 3] en/of

7. [persoonsgegevens] en/of

8. [benadeelde partij 4] en/of

9. [benadeelde partij 5] en/of

10. [benadeelde partij 6] en/of

11. [benadeelde partij 7] en/of

12. [benadeelde partij 8] en/of

13. [benadeelde partij 9] en/of

14. [benadeelde partij 10] en/of

15. [persoonsgegevens]

welke geldbedragen verdachte uit hoofde van zijn beroep als schuldsaneerder onder zich had, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak feit 1B

Aan de verdachte is onder 1 B ten laste gelegd oplichting van een aantal personen door - kort gezegd - hen in strijd met de waarheid voor te houden dat zij, zonder toetsing door B.K.R., voor een (Spaanse) lening in aanmerking kwamen en dat daarvoor een in het Spaans opgestelde brief naar die personen verzonden werd en na afwijzing van de leningaanvraag hen een vorm van schuldsanering aan te bieden.

In de tenlastelegging wordt onderscheiden enerzijds dat de verdachte alle aanvragers een bedrag van EUR 45,00 heeft laten betalen voor een vertaling in het Spaans van de leningaanvraag en anderzijds dat de verdachte door hem ten behoeve van de schuldsanering ontvangen bedragen in vijftien gevallen ten eigen bate heeft aangewend.

De raadsman heeft het volgende verweer gevoerd.

I. Primair is er met betrekking van feit 1 B sprake van een nietige dagvaarding omdat de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig is. Van geen van de onderdelen van de verfeitelijking van de tenlastelegging kan gezegd worden dat deze oplichtingpraktijken inhouden of daartoe leiden. Hetgeen in de verfeitelijking van de tenlastelegging wordt opgesomd is geenszins in strijd met de waarheid en kan niet tot de conclusie leiden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting.

I. Subsidiair verzoek ik het hof de verdachte ter zake van dit feit vrij te spreken. Mijns inziens kan er niet tot een bewezenverklaring gekomen worden omdat er in de verfeitelijking van de tenlastelegging onvoldoende inhoud wordt gegeven aan het gronddelict: oplichting.

Het hof overweegt met betrekking tot het onder I. en II. gevoerde verweer als volgt.

ad I.

Van hetgeen in de tenlastelegging als verfeitelijking is opgesomd kan niet gezegd worden dat het nimmer zou kunnen leiden tot de conclusie dat er sprake is van oplichting. Daargelaten of daarvan in casu sprake is, overweegt het hof dat niet alle in de verfeitelijking opgenomen oplichtingmiddelen in strijd met de waarheid hoeven te zijn om inhoud kunnen te geven aan het gronddelict. Naar het oordeel van het hof geeft de tenlastelegging voldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Het hof verweer wordt verworpen.

Ad II.

i. Door een groot aantal personen is EUR 45,-- aan de verdachte betaald ter vergoeding van de kosten van vertaling in het Spaans van een aanvraagbrief voor een lening aan een Spaanse kredietverschaffer;

ii. Op grond van de bewering van de verdachte dat door een Spaanse maatschappij een lening kon worden verstrekt en dat daarvoor een vertaling in het Spaans moest worden gemaakt van het aanvraagformulier werden de betrokken personen bewogen tot afgifte van een geldbedrag van EUR 45,--.

iii. Hiermee verschafte de verdachte een valse voorstelling van zaken want niet is gebleken dat de aanvraagformulieren die beweerdelijk naar Spanje werden gestuurd in de Spaanse taal zijn vertaald. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zelf de beoordeling van de aanvragen deed en mevrouw [persoonsgegevens] heeft op 4 september 2003 verklaard omtrent haar werkzaamheden als stagiaire voor het bedrijf van de verdachte. "Als zo'n aanvraag binnenkomt zet in hem in de computer. Het vertalingsformulier zit al in de computer. In dit formulier vul ik de naam en de geboortedatum van de aanvrager in het bedrag dat hij wilt lenen. Ik print vervolgens het formulier en doe dit samen met de aanvrage in het bakje van [persoonsgegevens]. Ik schrijf ook nog een enveloppe met de naam en het adres van de aanvrager. Deze enveloppe krijg ik gesloten terug van [persoonsgegevens]. Ik hoef er alleen nog een postzegel op te doen. Ik heb nog nooit brieven naar Spanje hoeven te sturen." ( 03-100241, bijlage nr. D/044, 2/6) De verdachte heeft geen bewijzen overlegd van het bestaan van de Spaanse vertalingen van de aanvraagformulieren.

iv. Uit de omstandigheid dat bij een afwijzing van een lening wel een in - gebrekkig - Spaans opgestelde brief naar de aanvragers werd gestuurd, leidt het hof of dat de verdachte heeft willen suggereren dat er wel een vertaling in het Spaans was gemaakt, met de kennelijke bedoeling duidelijk te maken dat er wet degelijk kosten waren gemaakt. De verdachte heeft geen bewijzen overlegd van het bestaan van de Spaanse vertalingen van de aanvraagformulieren en desgevraagd heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep hierover geen helderheid verschaft. De verdachte heeft aangevoerd dat er leningen zijn verstrekt, maar dit doet niet af aan het feit dat vele personen EUR 45,-- hebben betaald voor vertalingen die niet zijn gemaakt.

v. De feitelijkheid genoemd onder ii. staat niet in de tenlastelegging vermeld. Datgene wat er onder de gedachtestreepjes aan feitelijkheden staat vermeld kan niet tot de conclusie leiden dat de betrokken personen daardoor zijn bewogen tot afgifte van het geldbedrag van EUR 45,--

vi. Dit gedeelte van de tenlastelegging kan daarom niet tot een bewezenverklaring leiden.

vii. Het hof is voor het overige met de advocaat-generaal van oordeel dat uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting niet vast is komen te staan dat de verdachte van meet of aan de bedoeling heeft gehad zich de geldbedragen aan hem afgegeven in het kader schuldsaneringovereenkomsten, wederrechtelijk toe te eigenen.

Uit het vorenstaande volgt dat de verdachte vrij gesproken dient te worden van de gehele tenlastelegging onder 1B.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het 1A primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1A

hij in de periode van 27 augustus 2001 tot en met 25 november 2003 te [woonplaats], in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen telkens door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, personen, te weten:

1. [persoonsgegevens]

2. [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens]

3. [persoonsgegevens]

4. [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens]

5. [persoonsgegevens]

6. [persoonsgegevens]

7. [persoonsgegevens]

8. [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens]

9. [persoonsgegevens]

10. [persoonsgegevens]

11. [persoonsgegevens]

12. [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens]

13. [persoonsgegevens]

14, [persoonsgegevens]

15. [persoonsgegevens]

16. [persoonsgegevens]

17. [persoonsgegevens]

18. [persoonsgegevens]

19. [persoonsgegevens]

20. [persoonsgegevens]

21. [persoonsgegevens]

22. [persoonsgegevens]

23. [persoonsgegevens]

24. [persoonsgegevens]

25. [persoonsgegevens]

26. [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens]

27. [persoonsgegevens]

28. [persoonsgegevens]

29. [persoonsgegevens]

30. [persoonsgegevens]

31. [persoonsgegevens]

32. [persoonsgegevens]

33. [persoonsgegevens]

34. [persoonsgegevens]

35. [persoonsgegevens]

36. [persoonsgegevens]

37. [persoonsgegevens]

38. [persoonsgegevens]

39. [persoonsgegevens]

40. [persoonsgegevens]

41. [persoonsgegevens]

42. [persoonsgegevens]

43. [persoonsgegevens]

44. [persoonsgegevens]

45. [persoonsgegevens]

46. [persoonsgegevens]

47. [persoonsgegevens]

48. [persoonsgegevens]

49. [persoonsgegevens]

50. [persoonsgegevens]

51. [persoonsgegevens]

52. [persoonsgegevens]

53. [persoonsgegevens]

54. [persoonsgegevens] en

55. [persoonsgegevens]

welke personen ieder een of meer malen geld(bedragen) hebben verschaft/overgemaakt aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2], heeft bewogen tot de afgifte van die geldbedragen,

hebbende verdachte en zijn mededader toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid

a. brochures verzonden en mondeling de juistheid van de inhoud van de brochures bevestigd aan een of meer van voornoemde personen en daarbij mondeling en/of schriftelijk aangegeven

* dat er op een specifieke manier wordt omgegaan met het ingelegde geld (o.a. het geld te allen tijde in Nederland zou blijven en "zichtbaar op onze investeringsgeldenrekening") en

* dat de klantenkring van het bedrijf van verdachte en zijn mededader "bestaat uit justitie, politiemensen en gemeentelijke instellingen".

en

kapitaalverstrekkingscontracten opgesteld waarin - zakelijk weergegeven - wordt vermeld dat

* het ingelegde geld wordt gebruikt ter vergroting van het kapitaal van de onderneming van verdachte en

* elke maand gedurende 20 maanden 5 % van het ingelegde geld zal worden uitgekeerd als rente en

* het ingelegde kapitaal na opzegging van het contract zal worden terugbetaald aan de inlegger

en

aan een aantal van genoemde personen een of meer (zogenaamde) renteuitkeringen heeft doen toekomen

en/of

b. kapitaalverstrekkingscontracten opgesteld waarin - zakelijk weergegeven - wordt vermeld dat

* het verstrekte kapitaal wordt belegd in het werkkapitaal van een met name genoemde buitenlandse onderneming en

* een rendement wordt aangeboden dat zes maal de inleg bedraagt,

waardoor genoemde personen telkens werden bewogen tot afgifte van een of meer geldbedragen.

2.

hij in de periode van 1 november 1999 tot en met 25 november 2003, te [woonplaats], althans in

Nederland, opzettelijk geldbedragen, te weten maandtermijnbedragen van de schuldsanering, dan wel een gedeelte van die betalingen toebehorende aan:

1. [benadeelde partij 1] of

2. [benadeelde partij 2] of

4. [persoonsgegevens] of

6. [benadeelde partij 3] of

7. [persoonsgegevens] of

8. [benadeelde partij 4] of

9. [benadeelde partij 5] of

10. [benadeelde partij 6] of

11. [benadeelde partij 7] of

12. [benadeelde partij 8] of

13. [benadeelde partij 9]

welke geldbedragen verdachte uit hoofde van zijn beroep als schuldsaneerder onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.

Door het hof gebruikte bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.

Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.

Met betrekking tot het onder 1A ten laste gelegde:

Aan de verdachte is onder 1A ten laste gelegd het medeplegen van oplichting van de in de tenlastelegging genoemde personen in de periode van 27 augustus 2001 tot en met 25 november 2001.

De advocaat-generaal is van oordeel dat dit feit - op grond van haar in het requisitoir genoemde bewijsmiddelen - wettig en overtuigend bewezen kan worden.

De raadsman heeft gesteld dat :

a. er geen vooropgezet plan bestond bij de verdachte om personen geld afhandig te maken. Het oogmerk op de wederrechtelijke bevoordeling ontbreekt, hetgeen tot vrijspraak dient te leiden.

b. Er geen sprake is geweest van medeplegen nu de verdachte slechts hand en spandiensten heeft verricht ten behoeve van het bedrijf van de medeverdachte [medeverdachte] en de verdachte zich heeft gedistantieerd van de handelwijze van [medeverdachte].

Het hof overweegt als volgt.

1. De medeverdachte ([medeverdachte]) was formeel vanaf 27 november 2001 gevolmachtigd directeur van [bedrijf 2]. Deze BV nam deel aan het handelsverkeer onder meer onder de namen [bedrijf 4] en [bedrijf 1].

2. Vanaf december 2001 heeft [medeverdachte] ([bedrijf 2]) gelden aangetrokken van derden door middel van het zogenaamde "Partnership Trading Plan".

Dit plan hield in dat derden een bepaald geldsbedrag ter beschikking stelden aan [bedrijf 2] voor een periode van 20 maanden, dat de inlegger elke maand van die periode een vergoeding ontving van 5 % alsmede dat na afloop van die periode de volledige inleg zou worden gerestitueerd.

3. Volgens de brochure die [medeverdachte] gebruikte om derden over te halen deel te nemen aan het Partnerschip Trading Plan zou het aldus beschikbaar gestelde kapitaal worden gebruikt als handelskapitaal voor [bedrijf 2], te weten voor de trading (handel) in computers en computeronderdelen onder de naam [bedrijf 4].

4. Het hof neemt aan dat deze wijze van kapitaal aantrekken (mede) is ontwikkeld door [verdachte]. Het hof leidt dit af uit de verklaring van [medeverdachte] (V3.02, 17 november 2003, blz. 226-227) en uit de gebleken intensieve bemoeienis van [verdachte] bij de contacten met kapitaalverschaffers en bij het bedenken van een "alternatief plan" nadat De Nederlandse Bank het Partnership Trading Plan had afgewezen (zie hierna, onder 7).

5. Vanaf begin 2002 hield [medeverdachte] kantoor bij [verdachte] op het adres [adres] te [woonplaats]. [verdachte] hield daar kantoor voor zijn eigen onderneming [bedrijf 5].

6. De Nederlandse Bank (DNB) is toezichthouder in het kader van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992). Op 3 december 2002 heeft DNB aan [medeverdachte]/[bedrijf 2] geschreven dat zij het vermoeden had dat, door het aantrekken van gelden van het publiek op de wijze van het Partnership Trading plan zonder dat [medeverdachte] daarvoor een vergunning had, art. 82 Wtk 1992 werd overtreden.

Na een onderzoek op het kantoor van [medeverdachte] en na de constatering dat [medeverdachte] door het plaatsen van advertenties bleef doorgaan met het aantrekken van kapitaal van derden, heeft DNB bij beslissing van 24 april 2003 aan [bedrijf 2] en aan [medeverdachte] een bestuurlijke boete opgelegd van EUR 87.125,-- wegens het bedrijfsmatig aantrekken van gelden van het publiek zonder toestemming ingevolge art. 82, eerste lid, Wtk 1992. Dit besluit is, na een bezwaar- en beroepsprocedure, onaantastbaar geworden.

Bovendien heeft DNB bij besluit van 4 maart 2003 een last onder dwangsom opgelegd, strekkende tot het binnen drie weken herstellen in de rechtmatige toestand onder verbeurte van een dwangsom van EUR 900.000,--. [medeverdachte] heeft zijn verzetprocedure tegen de invordering van de dwangsom gestaakt.

7. [verdachte] heeft in maart/april, 2003, na de interventie van DNB, een andere constructie bedacht om gelden van derden aan te trekken die - naar zijn zeggen - niet in strijd zou zijn met art. 82 Wtk 1992.

Volgens deze constructie kregen kapitaalverschaffers zogenaamde "aandelen B" in [bedrijf 2]. Over het toelaten van deelnemers aan deze constructie zou volgens de brochure die [bedrijf 2] hiervan uitgaf (opgenomen als bijlage 73 bij het proces-verbaal) worden beslist door de vergadering van aandeelhouders.

Niet gebleken is dat over de toelaatbaarheid van deze constructie overleg is gevoerd door [medeverdachte] of [verdachte] met de toezichthouder DNB.

8. Niet gebleken is dat de statuten van [bedrijf 2], die aangepast hadden moeten worden aan de onder 7 bedoelde constructie, zijn gewijzigd en dat er vergaderingen van aandeelhouders hebben plaats gehad. Anderzijds zijn de brochures en de contracten wel aangepast door te verwijzen naar "aandelen B", zijn er door [bedrijf 2] na maart 2003 advertenties geplaatst om het publiek te attenderen en zijn er nieuwe contracten gesloten zonder uitvoering te geven aan de "aandelen B"-constructie.

9. In juli 2003 is [bedrijf 2] nog een nieuw type contract gaan gebruiken (voorbeeld: bijlage 50 bij het proces-verbaal). Dit hield in dat de deelnemer een bedrag verschafte van EUR 39.285,-- voor een periode van tien maanden met een gegarandeerd rendement van zes maal de investering, waarbij onder andere werd toegezegd dat bij Lloyds een verzekering zou worden afgesloten tegen onder meer weer, natuurgeweld en faillissement van [bedrijf 2].

Volgens dit contract zou de inleg worden gebruikt als "werkkapitaal voor [bedrijf 3]". Het zou gaan om de productie van zonnepanelen die zouden worden gebruikt bij de garnalenkweek in Thailand.

10. Niet gebleken is dat de onder 9 genoemde verzekering bij Lloyds is afgesloten.

11. Tot of tot en met augustus 2003 is door [bedrijf 2] aan deelnemers van het onder 2 bedoelde Partnership Trading plan maandelijks een betaling van 5 % van hun inleg gedaan. Daarna zijn deze betalingen niet meer gedaan.

De ingelegde gelden, waarvan is overeengekomen dat deze volledig zouden worden terugbetaald na afloop van de overeengekomen termijn, zijn niet terugbetaald.

12. Uit het verloop van enerzijds de bankrekeningen ten name van [bedrijf 4] en [bedrijf 1] en anderzijds de privé-rekening van [medeverdachte] blijkt onder meer dat in de periode 1 januari 2003 tot en met 28 augustus 2003 ca. EUR 390.000 is bijgeschreven op deze privérekening, afkomstig van de rekeningen van [bedrijf 4] en [bedrijf 1] en dat van deze privérekening is afgeschreven ruim EUR 41.000,-- onder de noemer "betaalautomaat" en in totaal EUR 346.000,-- onder de noemer "contante opnamen".

[medeverdachte] heeft erkend dat hij deze contante geldopnamen - in de periode 24 juni 2003 tot en met 22 augustus 2003 - heeft gedaan.

[medeverdachte] stelt dat hij het contant opgenomen geld heeft gegeven aan [verdachte]. [verdachte] betwist dit.

13. [medeverdachte] en [verdachte] moeten zich hebben gerealiseerd dat de in het vooruitzicht gestelde zeer hoge rendementen (bij het contract genoemd onder 2 en onder 8: verdubbeling van de inleg na 20 maanden; bij het contract genoemd onder 9: verzesvoudiging van de inleg na 10 maanden) iedere realiteitswaarde misten en dat de trading in computers(onderdelen) niet genoeg winst zou kunnen genereren om de kapitaalverschaffers te betalen waarop zij contractueel recht hadden.

14. Niet is gebleken van handel (trading) die daartoe toereikend kon zijn. Zo er al blijkt van enige handel (proces-verbaal 03-100241 d.d. 24 januari 2004, blz. 86 e.v. en 03-100241 d.d. 15 januari 2004, blz. 93 e.v.; dit betreft de rekening ten name van [bedrijf 1] waarop, indien [bedrijf 4]/[bedrijf 2] winsten gemaakt had waaruit de kapitaalinleggers hadden kunnen worden betaald, aanmerkelijke stortingen van [bedrijf 4] of [bedrijf 2] hadden moeten voorkomen, wat niet het geval is) was deze zeer kleinschalig.

In het opsporingsonderzoek is geen administratie aangetroffen waaruit trading zou kunnen blijken.

15. De wijze waarop [bedrijf 2] bedrijfsmatig gelden aantrok van het publiek valt evident onder het vergunningsvereiste van art. 82, eerste lid, Wtk 1992.

[medeverdachte] en [verdachte] hadden dit, nu zij zich professioneel op deze markt begaven, moeten weten. Vanaf het begin hebben zij gehandeld in strijd met de Wtk 1992, die het publiek beoogt te beschermen tegen malafide financieringsconstructies en die toezicht regelt op kredietinstellingen (zoals het hof op de zitting van 8 maart 2006 reeds heeft overwogen bij de beoordeling van een prealabel verweer van [medeverdachte]). Zij hebben zich onttrokken aan dit toezicht.

16. De onder 7 omschreven constructie met "aandelen B", die juridisch gesproken niet is geëffectueerd, is niet anders dan het voortzetten van de oorspronkelijke constructie van het Partnership trading Plan onder een enigszins andere benaming, zulks ondanks de bestuurlijke boete en de dwangsom die inmiddels waren opgelegd door DNB.

Mede gelet op het feit dat over de toelaatbaarheid van de "aandelen B"-constructie geen overleg is gevoerd met DNB en dat nadien een nieuwe constructie is toegepast (genoemd onder 9) die eveneens evident valt onder het vergunningsvereiste van de Wtk 1992 - welke vergunning niet is gevraagd - concludeert het hof dat [medeverdachte] en [verdachte] vanaf het begin te kwader trouw zijn geweest waar het betreft de overtreding van de Wtk 1992.

17. Het vorenstaande rechtvaardigt de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat [medeverdachte] en [verdachte] het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling (van zichzelf of van een ander) hebben gehad bij het bedenken en het uitvoeren van het Partnership Trading Plan en de latere constructies, waarmee gelden van derden werden aangetrokken.

18. Het hof is van oordeel dat sprake is van medeplegen door [medeverdachte] en [verdachte] van de ten laste gelegde oplichtingen.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] betrokken waren bij de totstandkoming en uitvoering van het bewezenverklaarde.

In aanmerking genomen:

- dat [verdachte] het Partnership Trading plan heeft bedacht en dat [medeverdachte] het plan heeft overgenomen en intensief heeft uitgevoerd;

- de verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] dat [verdachte] het "aandelen B"-plan heeft bedacht om onder de bepalingen van de Wtk 1992 uit te komen;

- dat de aangevers (kapitaalverschaffers) verklaren dat zij over het aangaan en uitvoeren van de overeenkomsten contacten hadden zowel met [medeverdachte] als met [verdachte];

- dat beiden hebben verklaard wervingsadvertenties te hebben geplaatst in dagbladen en op het internet;

- dat zij beiden contracten hebben ondertekend namens [bedrijf 2];

- dat [medeverdachte] ook contracten voor het "garnalenproject" heeft ondertekend (bijlage 50 bij het proces-verbaal: contract van [persoonsgegevens]);

- dat [medeverdachte] weliswaar heeft gesteld dat hij, vanwege de interventie van DNB, wantrouwend was geworden jegens [verdachte], maar hij zich vervolgens niet heeft gedistantieerd en zijn rol bij het aantrekken van gelden is blijven vervullen,

is het hof van oordeel dat er een zo nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan bij de bewezenverklaarde gedragingen, dat moet worden gesproken van medeplegen.

Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde:

Onder 2 is aan de verdachte ten laste gelegd de verduistering van gelden die hij in het kader van schuldsaneringen onder zich had.

De advocaat-generaal heeft in haar requisitoir gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Door de raadsman is gesteld dat de verdachte ter zake van dit feit vrijgesproken dient te worden vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte weliswaar 'onhandig' is omgegaan met de alle op één rekening binnengekomen gelden en dat de saldowisselingen niet altijd even doorzichtig zijn, maar dat er wel betalingen aan schuldeisers zijn gedaan en de verdachte overigens altijd de intentie heeft gehad en nog steeds heeft de betalingen aan de schuldeisers te voldoen.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Vast is komen te staan dat de verdachte de gelden aan hem verstrekt - in het kader van overeengekomen schuldsaneringen - niet volledig heeft besteed aan het doel waarvoor die gelden zijn afgegeven, hoewel daartoe volgens contract gehouden. Het hof heeft hierbij onder meer rekening gehouden met het volgende.

i. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank Breda op 26 maart 2004, voor zover - zakelijk weergegeven -: Ik was directeur van [bedrijf 6]. Deze onderneming handelt tevens onder de naam [bedrijf 7] (Rechtspraktijk [bedrijf 8]).

ii. de verklaring van de verdachte in hoger beroep dat hij de gelden - aan hem ter beschikking gesteld ter aflossing van schulden - ten eigen bate heeft aangewend. "De reden dat er geen betalingen meer werden gedaan was dat mijn bedrijfslasten te hoog werden"

iii. Het laatste woord van de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank Breda op 26 maart 2004, voor zover inhoudende: "Het ontbrak het afgelopen jaar aan mens- en daadkracht door de financiële problemen sedert maart 2002 bij de onderneming. Ik kan niet anders zeggen dan dat het bedrijfstechnisch niet juist was, waardoor er mogelijk gedupeerden zijn geweest. Bepaalde handelingen zijn niet juist geweest".

iv. De verklaring van de verdachte afgelegd op 1 december 2003 (dossier nr. 03-100083 van de Belastingdienst/FIOD-ECD, pag 179 e.v.) voor zover deze luidt: "Op uw vraag of er met betrekking tot de schuldbemiddeling fouten zijn gemaakt en zo ja welke, een en ander gelet op de aangiften die zijn binnengekomen, antwoord ik dat voor 100 % zeker er mensen tekort zijn gedaan".

v. Uit de analyses van de schuldbemiddelingsdossiers van onder anderen [benadeelde partij 1] (blz.19-23) en [benadeelde partij 2] (blz. 23-27) blijkt dat de verdachte in onvoldoende mate regelingen heeft getroffen met de schuldeisers van zijn cliënten en dat hij de door zijn cliënten ter beschikking gestelde gelden slechts gedeeltelijk heeft gebruikt ter schuldaflossing. Zo heeft [benadeelde partij 1] EUR 5.269,79 aan de verdachte ([bedrijf 6]) betaald, waarvan de verdachte slechts EUR 774,52 heeft doorbetaald aan schuldeisers. [benadeelde partij 2] heeft aan de verdachte betaald EUR 5.269,92, waarvan door de verdachte slechts EUR 1.250,-- is doorbetaald aan schuldeisers.

Uit het vorenstaande concludeert het hof dat de verdachte welbewust gelden van derden, die hij onder zich had gekregen krachtens een overeenkomst tot sanering van de schulden van die derden, heeft gebruikt ten eigen bate en in ieder geval voor andere doeleinden dan schuldsanering. Derhalve acht het hof de het onder 2 ten laste gelegde verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd, wettig en overtuigend bewezen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde onder 1A is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 326 (oud) juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht

Het bewezen verklaarde onder 2 is telkens voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 322, juncto 321 van het Wetboek van Strafrecht

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Op te leggen straf of maatregel

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan vele ernstige strafbare feiten

Met betrekking tot het eerste feit - het medeplegen van oplichting heeft de verdachte met zijn medeverdachte gelden aangetrokken van particulieren. Deze personen werden door het geven van een onjuiste voorstelling van zaken - omtrent het bestaan van projecten en omtrent de uit te betalen rendementen - bewogen tot het doen van investeringen in projecten. De verdachte en zijn medeverdachte wisten echter dat er aan die investeerders geen volledige uitbetaling van rendementen en terugbetaling van ingelegde gelden zou plaatsvinden. De investeerders zijn door het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte ernstig in hun belang geschaad.

Met betrekking tot het onder 2 bewezenverklaarde feit heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verduistering van gelden van een kwetsbare groep mensen die in goed vertrouwen zijn ingegaan op zijn aanbod tot schuldsanering. Door zijn handelen heeft de verdachte deze mensen in nog grotere financiële problemen achter gelaten dan waarin zij zich - in nood - tot hem wendden. Het hof tilt zwaar aan dit feit.

Het hof heeft bij de strafoplegging voorts laten meewegen dat de verdacht eerder terzake van soortgelijke feiten is veroordeeld (met name: in 1985 wegens bedrieglijke bankbreuk en onjuiste belastingopgave tot een gevangenisstraf van 1 jaar en 6 maanden; in 1996 wegens belastingfraude en valsheid in geschrifte tot een gevangenisstraf van twee jaren).

Gezien de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte eerder terzake van soortgelijke feiten is veroordeeld kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Ondanks het feit dat het hof de verdachte vrijspreekt van het onder 1B ten laste gelegde, brengen de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen het hof er toe een straf op te leggen zoals door de advocaat-generaal gevorderd, zij het dat een deel daarvan voorwaardelijk zal worden opgelegd.

Met oplegging voorts van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

In vergelijking met de medeverdachte [medeverdachte], aan wie het hof bij uitspraak van dezelfde datum een straf oplegt van 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, neemt het hof in aanmerking:

- dat [verdachte] thans wordt veroordeeld voor méér stafbare feiten dan [medeverdachte], en dat die feiten strekken ten nadele van personen in een zeer zwakke financiële positie;

- dat [verdachte] een aanmerkelijk "zwaarder" strafblad heeft dan [medeverdachte]

- dat het beroep van [verdachte] op zijn slechte gezondheid niet is onderbouwd met (medische) bescheiden waaruit kan blijken van verminderde detentiegeschiktheid.

De benadeelde partijen

Met betrekking tot het onder 1A bewezenverklaarde:

In eerste aanleg hebben in de bewezenverklaring genoemde personen - met uitzondering van [persoonsgegevens], [persoonsgegevens], [persoonsgegevens] en [persoonsgegevens] - zich als benadeelde partij gesteld en een vordering tot schadevergoeding ingesteld. De rechtbank heeft deze vorderingen toegewezen - kort gezegd - tot het bedrag van de inleg, minus eventuele uitbetaalde rendementen. Een deel van de benadeelde parijen heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van de oorspronkelijk vordering dan wel tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag. Een ander deel van de benadeelde heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. In die gevallen duren de vorderingen van rechtswege voort in hoger beroep, voor zover zij zijn toegewezen.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen zal toewijzen op de wijze zoals opgenomen in haar op schrift gestelde requisitoir.

De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht om - in het geval het hof tot een bewezenverklaring komt - de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen omdat de vorderingen door hun aantal de strafzaak overschaduwen en reeds daarom niet van eenvoudige aard zijn. Voor het overige heeft de verdediging de vorderingen van de benadeelde partijen niet betwist.

Het hof overweegt als volgt.

De civiele vordering van de benadeelde partij in het strafproces is gebonden aan een kwalitatief criterium: de vordering dient eenvoudig van aard te zijn. Indien dit niet het geval is, kan de rechter op de voet van artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, bepalen dat zij niet ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Het hof is van oordeel, dat de vorderingen niet van zo eenvoudige aard zijn, dat zij zich lenen voor afdoening binnen het kader van het strafproces. Het hof komt tot dit oordeel op basis van het volgende.

De strafrechter dient de vordering en het schadebedrag vast te stellen naar daarvoor krachtens het Burgerlijk Wetboek geldende criteria. Artikel 101, eerste lid, Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen.

In deze hebben de benadeelde partijen geldbedragen ingelegd in projecten die irreëel hoge rendementen in het vooruitzicht stelden. Niet uit te sluiten valt dat de benadeelden zich bij hun besluit gelden in te leggen in de projecten van de verdachte en zijn medeverdachte slechts hebben laten leiden door de voorgespiegelde zeer hoge rendementsverwachtingen en vanuit de winstverwachtingen hebben nagelaten voldoende onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van de verdachte en de door hem gedane aanbiedingen. Dit zelfs nadat zij op de hoogte waren van de door de Nederlandse Bank opgelegde boete en dwangsom.

Er rijzen derhalve vragen over de mogelijke eigen schuld van de benadeelden, waaromtrent niet op eenvoudige wijze duidelijkheid kan worden verkregen.

Daarnaast is - mede gelet op het zeer grote aantal benadeelde partijen, als gevolg waarvan het beoordelen van de afzonderlijke vorderingen zeer veel aandacht zou kosten van de strafrechter en de behandeling van de civiele vorderingen ten koste zou gaan van de behandeling van de strafzaak - niet steeds eenvoudig te beoordelen wat de omvang is van de schade die het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde strafbare feit, waarvan de benadeelde partijen het slachtoffer zijn geworden.

Het hof is dan ook van oordeel dat de vorderingen onvoldoende eenvoudig zijn om ze inhoudelijk te kunnen beoordelen binnen het kader van de strafzaak.

De benadeelde partijen zullen daarom in hun vordering niet ontvankelijk worden verklaard, met bepaling dat zij hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.

Met betrekking tot het onder 2 bewezenverklaarde:

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen zal toewijzen op de wijze zoals opgenomen in haar op schrift gestelde requisitoir

De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht om - in het geval het hof tot een bewezenverklaring komt - de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen omdat de vorderingen door hun aantal de strafzaak overschaduwen en reeds daarom niet van eenvoudige aard zijn. Voor het overige heeft de verdediging de vorderingen van de benadeelde partijen niet betwist.

Het hof overweegt als volgt.

* De benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] hebben in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingesteld. Deze vorderingen zijn bij vonnis waarvan beroep toegewezen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de hiervoor genoemde benadeelde partijen als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade hebben geleden tot na te melden bedragen. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vorderingen tot die bedragen toewijsbaar zijn.

* De benadeelde partij [benadeelde partij 6] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 6956,05. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 6682,05.

De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het in eerste aanleg toegewezen bedrag.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij

[benadeelde partij 6] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.

* De benadeelde partij [benadeelde partij 7] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 14.089,80 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.

De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd tot een bedrag van EUR 10.000,--.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat

de benadeelde partij [benadeelde partij 7] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde

handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.

* De benadeelde partij [benadeelde partij 8] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 2.949,60 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 8] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.

Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.

Het hof merkt daarbij op uit de stukken blijkt dat de verdachte ten behoeve van [benadeelde partij 8] EUR 1.000,-- heeft overgemaakt op de rekening van een deurwaarderskantoor.

* De benadeelde partij [benadeelde partij 9] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 20.380,32 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 12.762,45.

De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 9] als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag (het door de rechtbank toegewezen bedrag verminderd met het door de verdachte aan schuldeisers afgeloste bedrag ad EUR 6.890,95). Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.

Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.

Het hof merkt daarbij op dat uit de bij het voegingsformulier gevoegde productie blijkt dat een bedrag van EUR 2.014,95 en een bedrag van EUR 4.849,-- aan de schuldeisers is voldaan.

Het hof ziet ten aanzien van alle benadeelde partijen tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.

Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.

* De benadeelde partijen [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 11] hebben in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingesteld. Deze vorderingen zijn bij vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van de niet toegewezen vordering.

Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd ([benadeelde partij 11] niet opgenomen in de tenlastelegging en vrijspraak ten aanzien van [benadeelde partij 10]), kunnen de benadeelde partijen [benadeelde partij 10] en [benadeelde partij 11] in hun vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 60a, 321, 322 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.

Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1B ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het 1A primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart dat het 1A primair en onder 2 bewezen verklaarde oplevert:

1A

Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd

2

Verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd.

Verklaart verdachte deswege strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.

Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Schadevergoeding

Ten aanzien van het onder 1A primair bewezenverklaarde:

Verklaart de hierna te noemen benadeelde partijen, in hun vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen:

1. [persoonsgegevens]

2. [persoonsgegevens]

3. [persoonsgegevens]

4. [persoonsgegevens]

5. [persoonsgegevens]

6. [persoonsgegevens]

7. [persoonsgegevens]

8. [persoonsgegevens]

9. [persoonsgegevens]

10. [persoonsgegevens]

11. [persoonsgegevens]

12. [persoonsgegevens]

13. [persoonsgegevens]

14, [persoonsgegevens]

15. [persoonsgegevens]

16. [persoonsgegevens]

17. [persoonsgegevens]

18. [persoonsgegevens]

19. [persoonsgegevens]

20. [persoonsgegevens]

21. [persoonsgegevens]

22. [persoonsgegevens]

23. [persoonsgegevens]

24. [persoonsgegevens]

25. [persoonsgegevens]

26. [persoonsgegevens]

27. [persoonsgegevens]

28. [persoonsgegevens]

29. [persoonsgegevens]

30. [persoonsgegevens]

31. [persoonsgegevens]

32. [persoonsgegevens]

33. [persoonsgegevens]

34. [persoonsgegevens]

35. [persoonsgegevens]

36. [persoonsgegevens]

37. [persoonsgegevens]

38. [persoonsgegevens]

39. [persoonsgegevens]

40. [persoonsgegevens]

41. [persoonsgegevens]

42. [persoonsgegevens]

43. [persoonsgegevens]

44. [persoonsgegevens]

45. [persoonsgegevens]

46. [persoonsgegevens]

47. [persoonsgegevens]

48. [persoonsgegevens]

49. [persoonsgegevens]

50. [persoonsgegevens]

51. [persoonsgegevens]

Veroordeelt de genoemde benadeelde partijen in de kosten, gemaakt door de verdachte, begroot op nihil.

Ten aanzien van onder 2 bewezenverklaarde:

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe.

Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 1.571,67 (duizend vijfhonderdeenenzeventig euro en zevenenzestig cent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij 1], wonende te [adres] [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 1.571,67 (duizend vijfhonderdeenenzeventig euro en zevenenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe.

Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 4.929,58 (vierduizend negenhonderdnegenentwintig euro en achtenvijftig cent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij 2], wonende te [adres] [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 4.929,58 (vierduizend negenhonderdnegenentwintig euro en achtenvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] toe.

Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 3.576,98 (drieduizend vijfhonderdzesenzeventig euro en achtennegentig cent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 3] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij 3], wonende te [adres] [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 3.576,98 (drieduizend vijfhonderdzesenzeventig euro en achtennegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] toe.

Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 7.956,18 (zevenduizend negenhonderdzesenvijftig euro en achttien cent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 4] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij 4], wonende te [adres] [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 7.956,18 (zevenduizend negenhonderdzesenvijftig euro en achttien cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] toe.

Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 12.949,06 (twaalfduizend negenhonderdnegenenveertig euro en zes cent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 5] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij 5], wonende te [adres] [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 12.949,06 (twaalfduizend negenhonderdnegenenveertig euro en zes cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] toe.

Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 6.682,05 (zesduizend zeshonderd tweeëntachtig euro en vijf cent).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 6] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op EUR 328,--.

Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij 6], wonende te [adres] [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 6.682,05 (zesduizend zeshonderd tweeëntachtig euro en vijf cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] toe.

Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 10.000,00 (tienduizend euro).

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 7] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij 7], wonende te [adres] [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 10.000,00 (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8] voor een bedrag van EUR 1.949,60 (duizend negenhonderdnegenenveertig euro en zestig cent) toe.

Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 1.949,60 (duizend negenhonderdnegenenveertig euro en zestig cent).

Verklaart de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 8] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij 8], wonende te [adres] [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 1.949,60 (duizend negenhonderdnegenenveertig euro en zestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 9] voor een bedrag van EUR 5.304,28 (vijfduizend driehonderdvier euro en achtentwintig cent) toe.

Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 5.304,28 (vijfduizend driehonderdvier euro en achtentwintig cent).

Verklaart de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [benadeelde partij 9] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op EUR 325,--.

Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij 9], wonende te [adres] [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 5.304,28 (vijfduizend driehonderdvier euro en achtentwintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.

Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij 10], in haar vordering niet-ontvankelijk.

Veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 10] in de kosten, gemaakt door de verdachte, begroot op nihil.

Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde partij 11], in haar vordering niet-ontvankelijk.

Veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 11] in de kosten, gemaakt door de verdachte, begroot op nihil

Aldus gewezen door

mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,

mr. J.A. van Zon en mr. G. de Jonge,

in tegenwoordigheid van mr. M.A. Waals, griffier,

en op 28 september 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr. G. de Jonge is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.