Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23-12-1991, BI9850, 91/600

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23-12-1991, BI9850, 91/600

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
23 december 1991
Datum publicatie
5 april 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:1991:BI9850
Zaaknummer
91/600
Relevante informatie
3.5 IB

Uitspraak

Het geschil betrof de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1988.

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak

De beslissing van het gerechtshof in deze zaak luidt als volgt:

Het gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.

Deze uitspraak berust op de volgende gronden:

1. Tussen partijen is komen vast te staan:

1.1. Belanghebbende was in de jaren 1987 en 1988 werkzaam bij het ministerie A. Blijkens de aangiften bedroeg zijn salaris f 42.427 respectievelijk f 50.164.

1.2. Voorts trad belanghebbende in de avonduren op als rijksgecommitteerde bij examens. Daarvoor ontving hij in die jaren, afgezien van een vergoeding voor reis- en verblijfkosten, een tegemoetkoming van f 10.750 respectievelijk f 14.250.

1.3. Daarnaast verrichtte belanghebbende werkzaamheden van administratieve aard voor derden. Ter zake daarvan genoot hij in genoemde jaren een bruto-opbrengst van f 708 respectievelijk f 2.595.

2. Belanghebbende is van mening dat de onder 1.2 en 1.3 bedoelde baten na aftrek van de daarop betrekking hebbende kosten voor hem winst uit een door hem gedreven onderneming vormen. De inspecteur is de opvatting toegedaan dat het hier gaat om inkomsten in de zin van art. 22, eerste lid, aanhef en letter b, Wet IB 1964.

3. Wat betreft het optreden als gecommitteerde heeft de inspecteur onweersproken aangevoerd dat belanghebbende per avond dat hij als zodanig werkzaam was een vaste tegemoetkoming ontving en dat belanghebbende daarbij geen enkel debiteurenrisico liep. Voorts is niet gebleken dat belanghebbende enig ander financieel risico liep.

4. Gezien die omstandigheden alsook de aard van het werk van een rijksgecommitteerde bij examens, kunnen belanghebbendes desbetreffende activiteiten - ook naar het spraakgebruik - niet worden gerangschikt onder de voordelen uit onderneming. Te dezen is sprake van inkomsten uit niet in dienstbetrekking verrichte arbeid.

5. Aangaande de onder 1.3 bedoelde baten kan naar 's hofs oordeel evenmin worden gesproken van winst uit onderneming. Het beloop van de in 1987 en 1988 behaalde baten is in absolute zin gering en ten opzichte van zowel de inkomsten uit de dienstbetrekking als van de onder 1.2 bedoelde inkomsten zeer bijkomstig. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de werkzaamheden meer dan een zeer beperkte tijd hebben gevergd. Niet gebleken is dat belanghebbende in de jaren 1987 en 1988 een uitbreiding van de onderhavige werkzaamheden nastreefde.

6. Dit leidt het hof tot de gevolgtrekking dat ook laatstbedoelde baten niet als winst uit onderneming zijn aan te merken, doch als inkomsten uit arbeid buiten dienstbetrekking.

7. Naar belanghebbende ter zitting heeft erkend, is - in het geval inzake de voormelde geschilpunten het gelijk is aan de inspecteur - de aanslag tot het juiste bedrag berekend.