Home

Gerechtshof Leeuwarden, 19-11-2007, BC8715, WAHV 07-00435

Gerechtshof Leeuwarden, 19-11-2007, BC8715, WAHV 07-00435

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
19 november 2007
Datum publicatie
4 april 2008
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2007:BC8715
Zaaknummer
WAHV 07-00435
Relevante informatie
Wegenverkeerswet 1994 [Tekst geldig vanaf 01-06-2023 tot 01-07-2023] art. 72, Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften [Tekst geldig vanaf 01-03-2023] art. 9

Inhoudsindicatie

Sanctie opgelegd omdat keuringsbewijs zijn geldigheid heeft verloren. Voertuig was restauratieobject. De betrokkene stelt in een overmachtsituatie te verkeren. De betrokkene kon het kenteken niet schorsen, omdat hij in dat geval de auto niet op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen kon verzekeren. Niet is komen vast te staan dat de betrokkene geen andere mogelijkheid had om de auto te verzekeren dan op grond van de WAM. Geen overmachtsituatie. Geen reden tot matiging van de sanctie.

Uitspraak

WAHV 07/00435

19 november 2007

CJIB 19091673264

Gerechtshof te Leeuwarden

Arrest

op het hoger beroep tegen de beslissing

van de kantonrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch

van 24 januari 2007

betreffende

[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),

wonende te [woonplaats]

1. De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2. Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.

De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.

De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

3. Beoordeling

3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 75,- opgelegd ter zake van “voor het motorrijtuig van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren”, welke gedraging zou zijn verricht op 4 januari 2006 in de gemeente Sint-Michielsgestel (registercontrole RDW Veendam) met het voertuig met het kenteken [kenteken]

3.2. De betrokkene ontkent niet dat de gedraging is verricht, maar stelt zich op het standpunt dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden het opleggen van een sanctie niet billijken dan wel aanleiding geven om een lager sanctiebedrag vast te stellen. Hiertoe voert de betrokkene het volgende aan. Het voertuig waarvoor de sanctie is opgelegd is een Volvo 244 uit 1976, dat al vanaf de aanschaf een restauratieproject kan worden genoemd en waaraan sindsdien is gewerkt. De auto kan niet rijden en staat in een werkruimte. Derhalve is hiermee niet aan het verkeer deelgenomen. Om zich tegen het ontstaan van schade tijdens de werkzaamheden aan de auto te verzekeren, heeft de betrokkene een verzekering op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) afgesloten. Volgens de betrokkene is de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering personen niet van toepassing, omdat voertuigen daarvan worden uitgezonderd. Hierdoor ontstond echter een dilemma. Uitsluitend voertuigen waarvan de geldigheid van het kentekenbewijs niet is geschorst kunnen op grond van de WAM worden verzekerd. Zodra een kentekenbewijs wordt geschorst, eindigt de verzekering automatisch. Het was dus kiezen uit twee kwaden, aldus de betrokkene. Of het kentekenbewijs schorsen of de auto verzekeren, nu beide tegelijkertijd niet mogelijk was. De betrokkene is dan ook van mening dat er sprake is van een overmachtsituatie. De betrokkene heeft hierbij opgemerkt dat de auto wel kan worden gekeurd, maar niet goedgekeurd zal worden. Verder voert de betrokkene aan dat de RDW tot voor kort een gedoogbeleid voerde m.b.t. ontbrekende APK bij passieve voertuigen en dat ten onrechte geen ruchtbaarheid is gegeven aan wijziging van het ter zake gevoerde beleid. Tenslotte heeft de betrokkene erop gewezen dat de kantonrechter weliswaar terecht heeft gesteld dat de redelijkheid van wettelijke bepalingen niet door een rechter mag worden beoordeeld, maar dat de kantonrechter wel bevoegd is om tot matiging van een opgelegde sanctie over te gaan.

3.3. Naar de overtuiging van het hof is genoegzaam komen vast te staan dat de gedraging is verricht.

3.4. Artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, WAHV luidt als volgt:

"Het beroep kan worden ingesteld ter zake dat de officier van justitie had moeten beslissen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat hij, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten vaststellen.".

3.5. Het hof is met de betrokkene van oordeel dat de kantonrechter (en ook het hof) in een concreet geval bevoegd is om een sanctie te matigen.

3.6. Het hof stelt echter voorop dat de in hoge mate tariefsmatige afdoening van gedragingen als bedoeld in artikel 2 WAHV meebrengt dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts in het geval van bijzondere omstandigheden waardoor de opgelegde sanctie evident in geen verhouding meer staat tot de ernst van de gedraging bestaat aanleiding voor het matigen of op nihil stellen van de sanctie.

3.7. Hetgeen de betrokkene aanvoert, geeft naar het oordeel van het hof geen aanleiding om de sanctie op nihil te stellen dan wel om tot matiging daarvan over te gaan. Naar het oordeel van het hof heeft de betrokkene niet aannemelijk gemaakt dat de betreffende auto niet door middel van een andere verzekering dan een verzekering op grond van de WAM kon worden verzekerd, nu de betrokkene zijn stelling dat dit niet mogelijk is niet met stukken, bijvoorbeeld een verklaring van een verzekeringsmaatschappij of assurantieadviseur, heeft onderbouwd. Het hof overweegt hierbij nog dat de advocaat-generaal hierop in het verweerschrift heeft gewezen, maar dat de betrokkene niet van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om alsnog zijn standpunt met stukken te onderbouwen. Nu niet is komen vast te staan dat de betrokkene geen andere mogelijkheid had om de auto te verzekeren dan op grond van de WAM, kan niet worden gezegd dat er sprake was van een overmachtsituatie.

3.8. Het hof is voorts van oordeel dat niet is gebleken van een gedoogbeleid door de RDW als door de betrokkene bedoeld. Dat er thans een grotere pakkans is, brengt niet mee dat ten onrechte aan de betrokkene een sanctie is opgelegd.

3.9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

4. De beslissing

Het gerechtshof:

bevestigt de beslissing van de kantonrechter.

Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.