Home

Gerechtshof Leeuwarden, 20-11-2002, AF0926, Rolnummer 0100107

Gerechtshof Leeuwarden, 20-11-2002, AF0926, Rolnummer 0100107

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
20 november 2002
Datum publicatie
21 november 2002
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2002:AF0926
Formele relaties
Zaaknummer
Rolnummer 0100107

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Arrest d.d. 20 november 2002

Rolnummer 0100107

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN

eerste kamer voor burgerlijke zaken, heeft het volgende arrest gewezen inzake:

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

in eerste aanleg: eiser,

hierna te noemen: [appellant],

procureur: mr J.V. van Ophem,

tegen

1. Delta Lloyd Schadeverzekering N.V.,

gevestigd te Zwolle,

hierna te noemen: Delta Lloyd,

geïntimeerde sub 1,

in eerste aanleg: mede-gedaagde,

procureur: mr V.M.J. Both,

2. [V.O.F. geintimeerde 2],

gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna te noemen: [geïntimeerde 2],

3. [geïntimeerde 3],

wonende te [woonplaats],

4. [geïntimeerde 4],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerden sub 2 t/m 4,

in eerste aanleg: mede-gedaagden,

hierna gezamenlijk ook te noemen: [geïntimeerden],

procureur: mr G. Kaay.

Het geding in eerste instantie

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 15 december 2000 door de arrondissementsrechtbank te Groningen.

Het geding in hoger beroep

Bij exploot van 14 maart 2001 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van geïntimeerden tegen de zitting van 18 april 2001.

Op de dienende dag heeft Delta Lloyd zich gesteld en

hebben [geïntimeerden] verstek laten gaan. De zaak is vervolgens aangehouden voor oproeping van [geïntimeerden]

[geïntimeerden] zijn vervolgens door [appellant] bij export van oproeping d.d. 11 mei 2001 opgeroepen tegen de zitting van 30 mei 2001.

De conclusie van de memorie van grieven, tevens houdende een wijziging van eis, luidt:

"[appellant] concludeert dat het Gerechtshof het vonnis van de arrondissementsrechtbank Groningen, op 15 december 2000 onder reg.nr. 40627 HA ZA 99-556 tussen partijen gewezen, vernietigt en, opnieuw rechtdoende bij arrest geheel en al uitvoerbaar bij voorraad:

Primair:

- [geïntimeerde 2], alsmede de vennoten [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4], hoofdelijk veroordeelt aan eiser te betalen de somma van ƒ 58.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente sedert 25 december 1997; en

- De vennootschap onder firma [geïntimeerde 2], alsmede de vennoten [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4], hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure in beide instanties.

Subsidiair:

- Delta Lloyd schadeverzekering NV zonodig na vernietiging van de tweede zin van artikel 2 sub 5 van de polisvoorwaarden op grond van artikel 6:233 sub a of b BW, veroordeelt aan eiser te betalen de somma van ƒ 58.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 1997 tot aan de dag der voldoening; en

- Delta Lloyd schadeverzekering NV veroordeelt in de kosten van de procedure in beide instanties."

[appellant] heeft een akte tot rectificatie genomen.

Bij memorie van antwoord is door Delta Lloyd verweer gevoerd met als conclusie:

"het vonnis van de rechtbank te Groningen te bekrachtigen, zonodig onder verbetering van gronden en [appellant] niet ontvankelijk te verklaren in zijn appèl, althans diens appèl af te wijzen onder veroordeling van [appellant] in de kosten van deze procedure."

Bij afzonderlijke memorie van antwoord is door [geïntimeerden] verweer gevoerd met als conclusie:

"Uw Hof, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling der gronden, zal bevestigen het vonnis van de Rechtbank te Groningen op 15 december 2000 tussen partijen gewezen, met veroordeling van appellant in de kosten van het hoger beroep."

Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.

De grieven

[appellant] heeft 12 grieven opgeworpen.

De beoordeling

1. Op de verdere behandeling van deze zaak is het procesrecht van toepassing zoals dat gold tot 1 januari 2002.

2. Tegen de vaststaande feiten als weergegeven onder overweging 1 (1.1 t/m 1.5) van het beroepen vonnis is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.

Voorts staat, als gesteld en niet (voldoende) gemotiveerd weersproken het volgende vast:

- [appellant] had een advies- en bemiddelingsovereenkomst met het Assurantiekantoor van [geïntimeerde 2] (de rechtsvoorganger van geïntimeerde sub 2) c.s. gesloten.

- In het kader van die overeenkomst heeft [geïntimeerde 3] (geïntimeerde sub 3) eind 1993/begin 1994 aangegeven dat [appellant] mogelijk onderverzekerd was, alsmede dat de lopende verzekering (bij Univé) wellicht onder betere voorwaarden zou kunnen worden ondergebracht bij Delta Lloyd. In dat kader heeft [geïntimeerde 3] het verzoek aan Delta Lloyd gedaan om ten behoeve van [appellant] een offerte op te stellen terzake van de "brandposten", dat wil zeggen, de opstallen, de roerende zaken en de bedrijfsschade. De Heer [landbouwverzekeringsdeskundige], landbouwverzekeringsdeskundige van Delta Lloyd heeft, ter voldoening aan dat verzoek, het risico ter plaatse geïnspecteerd en een offerte opgesteld, alsmede de onder de vaststaande feiten bedoelde vergelijking gemaakt.

3. Behoudens ten aanzien van de vaststaande feiten leggen de

grieven het geschil in volle omvang ter beoordeling aan

het hof voor en zullen derhalve gezamenlijk worden behandeld. Nu de primaire vordering - na wijziging van eis in hoger beroep, waartegen geïntimeerden zich niet hebben verzet, zodat het hof op de gewijzigde eis recht zal doen - is gericht tegen [geïntimeerde 2] zal het hof eerst de grieven beoordelen die betrekking hebben op deze procespartij en daarna - zonodig - nog de grieven die betrekking hebben op de procedure tegen Delta Lloyd.

4. [geïntimeerden] stellen zich op het standpunt dat zij geen expertise hadden op het gebied van verzekeringen, toegesneden op het agrarische bedrijf en dat zij om die reden de heer [landbouwverzekeringsdeskundige], de terzake deskundige van Delta Lloyd hebben ingeschakeld. [geïntimeerden] stellen voorts dat [appellant] tijdens een eerste bijeenkomst ten kantore van [geïntimeerden] de polisvoorwaarden van de lopende verzekering bij Univé aan [landbouwverzekeringsdeskundige] ter hand heeft gesteld en dat vervolgens is afgesproken dat [landbouwverzekeringsdeskundige] met een offerte zou komen. Tijdens een tweede bijeenkomst ten kantore van [geïntimeerden] zou de offerte en (mogelijk) de door [landbouwverzekeringsdeskundige] opgestelde vergelijking zijn besproken. In ieder geval stellen [geïntimeerden] zich op het standpunt dat [landbouwverzekeringsdeskundige] tijdens die tweede bijeenkomst heeft aangegeven dat vergelijking van de Univé-voorwaarden en die van Delta Lloyd had uitgewezen dat de voorwaarden waaronder [appellant] zich bij Delta Lloyd zou kunnen verzekeren gunstiger voor hem waren. [geïntimeerden] betwisten dat zij zelf over de Univé-voorwaarden hebben beschikt en dat de polisvergelijking en de offerte haar ter beschikking zijn gesteld.

5. Wat er van deze stellingen van [geïntimeerden] ook zij, nu er tussen [appellant] en [geïntimeerde 2] een advies-en bemiddelingsovereenkomst bestond, [landbouwverzekeringsdeskundige] door [geïntimeerde 3] is ingeschakeld in het kader van een door [appellant] aan [geïntimeerde 2] gedaan verzoek om advies en de verzekeringsovereenkomst tussen [appellant] en Delta Lloyd via [geïntimeerde 2] tot stand is gekomen, zijn [geïntimeerden] op grond van het bepaalde in artikel 6:76 BW aansprakelijk voor eventuele verkeerde of onvolledige informatie die door [landbouwverzekeringsdeskundige] (als hulppersoon van [geïntimeerde 2]) aan [appellant] is verstrekt. In dat licht bezien is het voor de uitkomst van deze procedure derhalve niet van belang of [geïntimeerden] zelf toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van de tussen hen en [appellant] gesloten advies- en bemiddelingsovereenkomst, of dat die eventuele toerekenbare tekortkoming op het conto van [landbouwverzekeringsdeskundige] moet worden geschreven.

6. Naar het oordeel van het hof is het van tweeën één: of [appellant] mocht er op basis van de door [landbouwverzekeringsdeskundige] opgestelde vergelijking op vertrouwen dat zijn gemotoriseerde landbouwmachines ook waren verzekerd tegen verbranding ten gevolge van een eigen gebrek (zelfontbranding), of [geïntimeerden] c.q. [landbouwverzekeringsdeskundige] hadden [appellant] er - zeker in het licht van de eerder verstrekte informatie (meergenoemde vergelijking) - expliciet op moeten wijzen dat bedoeld risico standaard was uitgesloten, doch wel als optie kon worden meegenomen.

7. Nu vorenbedoeld vertrouwen is beschaamd c.q. nu is nagelaten bedoelde relevante informatie te verstrekken, zijn [geïntimeerden] aansprakelijk voor de schade die [appellant] dientengevolge lijdt, zodat de primaire vordering van [appellant] voor toewijzing in aanmerking komt. De vraag of Delta Lloyd - mede gelet op het gegeven dat het bij de beantwoording van de vraag hoe partijen in het schriftelijke contract hun rechtsverhouding hebben geregeld aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van dat contract mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien

redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten - zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de brandschade aan de graafmachine niet onder de dekking

valt, in het kader van de onderhavige procedure geen beantwoording behoeft, nu de vordering tegen Delta Lloyd slechts een subsidiair karakter heeft.

8. Ten overvloede merkt het hof nog het volgende op.

[geïntimeerde 2] ontkennen weliswaar dat zij tijdens een van de besprekingen op hun kantoor tussen [appellant] en [landbouwverzekeringsdeskundige] of nadien de beschikking hebben gekregen over een kopie van de polisvergelijking. Niet gesteld of gebleken is echter dat zij niet de beschikking over (een kopie van) die polisvergelijking hadden kunnen krijgen. Wel staat vast dat bedoelde besprekingen steeds in aanwezigheid van [geïntimeerde 3] (geïntimeerde sub 3) zijn gevoerd. Nu [appellant] uiteindelijk juist op basis van deze polisvergelijking heeft besloten via [geïntimeerde 2] de polis bij Delta Lloyd af te sluiten, had het in de gegeven omstandigheden op de weg van [geïntimeerden] gelegen zich ervan te vergewissen dat de uiteindelijke polis niet op essentiële punten afweek van de met [appellant] besproken polisvergelijking. Desnodig hadden [geïntimeerden] daartoe een kopie van de polisvergelijking moeten verlangen van [appellant] en/of [landbouwverzekeringsdeskundige].

Indien [geïntimeerden] die op hen - uit hoofde van de tussen haar en [appellant] bestaande advies- en bemiddelingsovereenkomst - rustende verplichting waren nagekomen, hadden zij kunnen vaststellen dat in de polisvergelijking voor de verzekering van Delta Lloyd niet uitdrukkelijk een uitsluiting stond vermeld met betrekking tot brand door "eigen gebrek", zulks terwijl in de polis onder artikel 2 lid 5 een dergelijke uitsluiting wel is opgenomen, zij het dat dienaangaande een extra dekking had kunnen worden verkregen. Zij hadden [appellant] van dit onderscheid op de hoogte dienen te stellen, zodat deze in de gelegenheid

zou zijn gesteld terzake desgewenst aanvullende dekking overeen te komen, danwel alsnog af te zien van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst met Delta Lloyd.

[geïntimeerde 2] zijn derhalve ook zelf toerekenbaar tekort

geschoten in de advisering van [appellant], naar aanleiding van de adviesaanvraag die [appellant] in het kader van de tussen haar en [appellant] bestaande advies- en bemiddelingsovereenkomst bij haar had neergelegd.

9. De grieven, gericht tegen het vonnis waarvan hoger beroep voorzover [geïntimeerde 2] betreft, treffen derhalve doel. De primaire vordering van [appellant], die voor het overige niet wordt betwist, zal alsnog worden toegewezen.

10. In casu is sprake van subjectieve cumulatie (één eiser, twee gedaagden), waarbij er bovendien sprake is van een primaire vordering tegen de ene gedaagde en een subsidiaire vordering tegen de andere gedaagde. Nu [appellant] voor deze bepaald ongebruikelijke wijze van procederen heeft gekozen en ook de subsidiair in de procedure betrokken partij heeft gedwongen verweer te voeren, moet - nu het hof in appel niet toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering van [appellant] tegen Delta Lloyd - [appellant] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Delta Lloyd, worden veroordeeld. Dat impliceert dat het hof het beroepen vonnis op dat punt zal bekrachtigen en [appellant] in hoger beroep zal veroordelen in de kosten aan de zijde van Delta Lloyd.

Slotsom

11. Het vonnis dient te worden vernietigd, behoudens voorzover [appellant] bij dat vonnis is veroordeeld in de kosten aan de zijde van Delta Lloyd. [geïntimeerden] zullen, als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties, voorzover aan de zijde van [appellant] gevallen.

[appellant] zal de in hoger beroep aan de zijde van Delta Lloyd gevallen kosten hebben te dragen.

De beslissing

het gerechtshof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, voorzover [appellant] bij dat vonnis is veroordeeld in de kosten aan de zijde van Delta Lloyd;

vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;

en in zoverre opnieuw rechtdoende:

veroordeelt [geïntimeerde 2], alsmede de vennoten [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4], hoofdelijk, hetgeen wil zeggen dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [appellant] van een bedrag groot Euro 26.546,14 (f 58.500,--), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 december 1997 tot de dag der voldoening;

veroordeelt [geïntimeerde 2], alsmede de vennoten [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4], hoofdelijk, hetgeen wil zeggen dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding in beide instanties, en begroot die aan de zijde van [appellant] in eerste aanleg op Euro 624,62 aan verschotten en Euro 998,32 aan salaris voor de procureur, en in hoger beroep op Euro 878,07 aan verschotten en Euro 998,32 aan salaris voor de procureur;

verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van Delta Lloyd, tot op heden begroot op Euro 689,75 aan verschotten en op Euro 998,32 aan

salaris voor de procureur.

Aldus gewezen door mr Mollema, voorzitter en mrs Meijeringh en De Bock, raden en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 20 november 2002.