Home

Gerechtshof Den Haag, 21-06-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1081, 200.288.383/02

Gerechtshof Den Haag, 21-06-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1081, 200.288.383/02

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
21 juni 2022
Datum publicatie
11 juli 2022
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1081
Formele relaties
Zaaknummer
200.288.383/02

Inhoudsindicatie

Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW? Aansprakelijkheid bestuurder voor het bewerkstelligen dat een schuld niet wordt betaald? Selectieve betaling?

Uitspraak

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.288.383/02

Zaaknummer rechtbank : C/09/575513 / HA ZA 19-661

ECLI-nummer op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBDHA:2020:8555

arrest van 21 juni 2022

in de zaak van

1 [appellant 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [naam Holding] B.V.,

gevestigd te [woonplaats] ,

appellanten in principaal hoger beroep, geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: [appellant 1] , [naam Holding] en gezamenlijk [appellant 1] c.s.,

advocaten: mr. S.C.M. van Thiel en mr. M. van Daal te Amsterdam,

tegen

DB Vertrieb GmbH,

gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland,

geïntimeerde in principaal hoger beroep, appellante in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: DB,

advocaat: mr. A.F.M. den Hollander te Rotterdam.

1 Waar de zaak over gaat

In deze zaak staat de vraag centraal of [appellant 1] c.s. als (middellijk) bestuurders van Euro-Express-Treincharter B.V. aansprakelijk zijn voor de omstandigheid dat een schuld van Euro-Express-Treincharter B.V. aan DB onbetaald is gebleven en Euro-Express-Treincharter B.V. inmiddels geen verhaal meer biedt voor de schade van DB.

2 Het procesverloop in hoger beroep

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:

-

het dossier van de procedure bij de rechtbank den Haag;

-

het tussen partijen (alsmede in eerste aanleg ook met Stichting Administratiekantoor [appellant 1] als partij) gewezen vonnis van 2 september 2020 van de rechtbank Den Haag (hierna: het bestreden vonnis);

-

de appeldagvaarding van 17 november 2020 van [appellant 1] c.s.;

-

de memorie van grieven, tevens inhoudende een vermeerdering van eis, met producties;

-

een akte van depot zijdens DB;

-

de memorie van antwoord in principaal appel, tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;

-

de memorie van antwoord in incidenteel appel van 20 juli 2021;

-

de bij bericht van 21 maart 2022 door [appellant 1] c.s. ingestuurde producties 22 tot en met 25.

2.2.

Op 5 april 2022 heeft een zitting plaatsgevonden op welke de zaak is besproken. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Na afloop hebben partijen arrest gevraagd. Een proces-verbaal van de zitting is aan partijen nagezonden. Beide partijen hebben opmerkingen over het proces-verbaal aan de griffie van het hof gezonden. Deze brieven zijn aan het dossier toegevoegd.

3 De feiten

4 De procedure bij de rechtbank

5 Het hoger beroep

6 De beoordeling van het hoger beroep

7 De beslissing