Home

Gerechtshof Den Haag, 13-10-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1844, 200.250.745-02

Gerechtshof Den Haag, 13-10-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1844, 200.250.745-02

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
13 oktober 2020
Datum publicatie
13 oktober 2020
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2020:1844
Formele relaties
Zaaknummer
200.250.745-02

Inhoudsindicatie

Verzekeringsrecht, CAR-verzekering, uitleg. Is sprake van "beschadiging" in de zin van de poilsvoorwaarden? Einde bouwtermijn in de zin van de polisvoorwaarden.

Uitspraak

Zaaknummer : 200.250.745/02

Zaaknummer rechtbank : C/10/539872/ HA ZA 17-1117

arrest van 13 oktober 2020

inzake

Consilium Total Care B.V.,

gevestigd te Rutten,

appellante,

hierna te noemen: Consilium,

advocaat: mr. P.J. de Booij te Almere,

tegen

HDI-Gerling Verzekeringen N.V.,

gevestigd te Rotterdam,

geïntimeerde,

hierna te noemen: HDI,

advocaat: mr. H. Lebbing te Rotterdam.

1 Het verloop van het geding

1.1

Het hof heeft in deze zaak op 22 januari 2019 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot deze datum verwijst het hof naar dat arrest. In het tussenarrest is een comparitie van partijen gelast. Deze heeft op 24 mei 2019 plaatsgevonden. Consilium heeft bij die gelegenheid stukken in het geding gebracht. Van deze comparitie is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.

1.2

Hierop heeft Consilium bij memorie van grieven vier grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht.

1.3

Bij memorie van antwoord heeft HDI de grieven bestreden.

1.4

Partijen hebben op 18 september 2020 hun zaak doen bepleiten, beiden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Namens Consilium heeft haar advocaat mr. De Booij gepleit en namens HDI mr. O.B. Zwijnenberg, advocaat te Rotterdam.

1.5

Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

2 Inleiding

2.1

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.9 een aantal feiten vastgesteld. In hoger beroep heeft Consilium een aantal feiten betwist, in het bijzonder de feitenvaststelling onder 2.5 van het bestreden vonnis. Het hof zal daarom hieronder de feiten opnieuw vaststellen.

2.2.

Het gaat in deze zaak om de vraag of de CAR-verzekering die HDI en Consilium hebben gesloten, dekking verleent ter zake van schade die Consilium heeft geleden bij het aanbrengen van een coating op de betonnen ondervloer van de Jaap Eden IJsbaan. Daarbij zijn de volgende vaststaande feiten van belang.

-

i) Consilium heeft in opdracht van Stichting Jaap Eden op de betonnen ondervloer van de buitenbaan en de krabbelbaan van het Jaap Eden IJsbaancomplex te Amsterdam een coatingsysteem aangebracht dat bestaat uit drie lagen. De werkzaamheden zijn uitgevoerd in de periode 13 april 2015 tot en met 30 juni 2015. De toplaag is aangebracht op 30 juni 2015.

-

ii) Het werk is op 6 juli 2015 geïnspecteerd door [werknemer Relius], werkzaam bij Relius, het bedrijf dat de verf heeft geleverd en dat Consilium heeft geadviseerd over de aan te brengen coating. [werknemer Relius] heeft in een e-mail van 6 juli 2015 te kennen gegeven dat de baan er in zijn totaliteit goed uitzag, dat de verflaag goed was gesloten, de juiste kleur had, overal goed was gedekt en bijzonder goed hechtte aan de ondergrond. [werknemer Relius] heeft vastgesteld dat er wat esthetische aanmerkingen kunnen worden gemaakt, maar dat de baan aan de gevraagde functionaliteit voldoet.

-

iii) Eind augustus 2015 is er blaasvorming geconstateerd op 5% van het werk. De bovenste laag is begin september 2015 op de aangetaste gedeeltes afgeschuurd en opnieuw aangebracht. De ijsbaan is in oktober 2015 in gebruik genomen.

-

iv) Naar aanleiding van de blaasvorming heeft Relius op 11 september 2015 COT BV ingeschakeld met de vraag om te onderzoeken of de aangebrachte toplaag (Relest Protect 311) geschikt is voor toepassing als eindlaag op de ijsbaanvloer van de Jaap Edenbaan. COT BV heeft onderzoek gedaan naar de water-, slijt- en krasvastheid van Relest Protect 311 en naar de hechting van dit product aan de aangebrachte grondlaag (Monepox 110). Verder heeft COT BV microscopisch onderzoek uitgevoerd op door haar ontvangen verfschilfers. COT BV heeft op 27 november 2015 gerapporteerd.

-

v) Naar aanleiding van het rapport van COT BV is Consilium door de Stichting Jaap Eden aangemerkt als aansprakelijke partij.

-

vi) Consilium heeft een doorlopende CAR-verzekering bij HDI. Zij heeft op 14 februari 2016 een schademelding bij HDI gedaan. In die melding wordt de schade als volgt omschreven: “Onthechten van coatinglagen door tot dusver onbekende oorzaak” en “Onthechting tussen 2e en 3e coatinglagen”. Als schadedatum is 11 februari 2016 genoemd.

-

vii) HDI heeft naar aanleiding van deze melding op 19 februari 2016 Adinex ingeschakeld.

-

viii) Aan het einde van het schaatsseizoen, begin april 2016, nadat het ijs weg was, bleek dat ongeveer 50% van de toplaag onthecht was van de tussenlaag.

-

ix) Op 19 april 2016 heeft Adinex samen met de heer [naam] van Consilium de ijsbaan geïnspecteerd. Daarbij hebben zij vastgesteld dat willekeurig verdeeld over het oppervlak van de schaatsbaan de toplaag ontbrak en de tussenlaag zichtbaar was.

-

x) Adinex heeft op 12 mei 2016 een rapport uitgebracht aan HDI.

-

xi) HDI heeft dekking geweigerd.

2.3.

Consilium heeft in deze procedure betaling van € 92.386,- gevorderd, vermeerderd met rente en kosten. Dit betreft het bedrag dat gemoeid is met het herstel van de toplaag. Volgens Consilium dient HDI dekking te verlenen onder de CAR-Verzekering omdat zich een onzeker evenement heeft voorgedaan gedurende de bouwtermijn van het werk.

2.4

HDI heeft de vordering betwist. Zij heeft aangevoerd dat geen sprake is van zaakschade (beschadiging) als bedoeld in de polisvoorwaarden van de CAR-verzekering omdat de door Consilium aangebrachte toplaag nooit gaaf geweest.

2.5

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de vordering van Consilium afgewezen.

2.6

In hoger beroep concludeert Consilium tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot toewijzing van haar vordering. HDI heeft geconcludeerd tot bekrachtiging.

3 Beoordeling

3.1

De grieven van Consilium lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De grieven strekken ertoe dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat HDI geen dekking behoeft te verlenen.

3.2

Voor het antwoord op de vraag of de schade onder de dekking van de CAR-verzekering valt, zijn de polis en de polisvoorwaarden van HDI bepalend. Consilium heeft bij HDI een doorlopende CAR-verzekering gesloten, met als ingangsdatum 31 juli 2013. Art. 4 van de polisvoorwaarden bepaalt dat de dekking van de verzekering is beschreven in de “Verzekerde Rubrieken”. In dit geval gaat het om “Rubriek 1 Het Werk” en meer in het bijzonder om art. 29 van de polisvoorwaarden. Daarin is het volgende bepaald:

Dekking tijdens de bouwtermijn

Tijdens de bouwtermijn en/of testtermijn (indien van toepassing) dekt de verzekering de schade die een verzekerde lijdt als gevolg van:

a. schade aan het werk, ongeacht door welke oorzaak, ook indien de oorzaak is gelegen in de aard of een eigen gebrek van het werk.

b. diefstal van bouwcomponenten.”

In art. 3.18 van de polisvoorwaarden wordt het begrip “schade” gedefinieerd. Deze bepaling luidt als volgt:

“Schade

Is personenschade en/of zaakschade.

- Personenschade

(…)

- Zaakschade

Beschadiging, vernietiging of verlies van zaken, alsmede het verontreinigd of vuil worden van zaken en het zich daarop of daarin bevinden van vreemde stoffen met inbegrip van de daaruit voortvloeiende schade.”

In dit geval gaat het om de vraag of sprake is van “beschadiging”. Het begrip “beschadiging” wordt in art. 3.3 van de polisvoorwaarden als volgt gedefinieerd:

“Beschadiging

Fysieke aantasting, die zich manifesteert in een blijvende verandering van vorm of structuur, die naar verkeersopvattingen de gaafheid kenmerkt. (…)”

3.3

Consilium dient te stellen en zo nodig te bewijzen dat de door haar geclaimde schade onder de verzekeringsdekking valt en dus of sprake is van beschadiging van het werk in de zin van de polisvoorwaarden. In dit geval rijst dan ook de vraag of de loslating van de toplaag van de coating van de tussenlaag is aan te merken als “beschadiging”. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een beschadiging in de zin van de polisvoorwaarden, is beslissend of de stoffelijke structuur van de natte topcoating zelf aanvankelijk gaaf was, dat wil zeggen voldeed aan alle kenmerken en eisen om te kunnen uitharden tot een verflaag zonder gebreken (vgl. HR 11 maart 2005, ECLI:NL:HR:LJN AR6163).

3.4

Consilium heeft het volgende aangevoerd. De onthechting van de toplaag is niet te wijten aan het productieproces, dat wil zeggen de wijze van applicatie van het product of de weersomstandigheden waaronder de coating werd aangebracht. Het product was ook geschikt om te dienen als toplaag van een ijsbaan. Consilium hoeft niet aan te tonen wat de oorzaak is van die beschadiging. Ook in het geval dat sprake is van een eigen gebrek, valt dit onder de dekking. Volgens haar was de toplaag aanvankelijk gaaf en hechtte deze laag goed aan de tussenlaag. Later is de toplaag – door een nog onbekende oorzaak – beschadigd geraakt, in die zin dat deze is losgeraakt van de tussenlaag. Consilium onderbouwt haar standpunt met een beroep op de e-mail d.d. 6 juli 2015 van [werknemer Relius] (Relius) en een beroep op twee verklaringen van [adviseur stichting Jaap Eden] van 31 mei 2018 en 27 februari 2019. [adviseur stichting Jaap Eden] was als adviseur van Stichting Jaap Eden bij het werk betrokken.

 In de e-mail van 6 juli 2015 heeft [werknemer Relius] te kennen gegeven dat de baan er in zijn totaliteit goed uitzag, dat de aangebrachte verflaag goed gesloten was, de juiste kleur had, overal goed was gedekt en bijzonder goed aan de ondergrond hechtte. Het enige kritiekpunt van [werknemer Relius] was dat het laatst aangebrachte deel ter hoogte van de krabbelbaan er visueel esthetisch minder goed uitzag. Het systeem was technisch in orde en van blaasvorming was op 6 juli 2015 nog geen sprake. De toplaag was op dat moment uitgehard.

 In de verklaring van 27 februari 2019 is vermeld dat [adviseur stichting Jaap Eden] op 27 augustus en 1 september 2015 constateerde dat de toplaag op 5% van de baan had losgelaten, bij de tribune, in bocht 2 en in bocht 1. De oppervlakte toonde wat blaren en bobbeltjes. Op de overige 95% trof [adviseur stichting Jaap Eden] geen blaren of bobbels aan en dit deel van de toplaag was ook aan de tussenlaag gehecht. Nadat de slechte plekken op 7, 8 en 10 september 2015 waren weggeschuurd en de toplaag daar opnieuw was aangebracht, was de gehele toplaag gaaf en goed.

3.5

HDI is het met Consilium eens dat schade aan het werk is gedekt, ongeacht de oorzaak daarvan. Volgens HDI is er in dit geval echter geen sprake is van zaakschade in de zin van de polisvoorwaarden. Volgens HDI is de coating nimmer “gaaf” geweest; de structuur van de toplaag was van meet af aan “onregelmatig”. Zij heeft daarbij gewezen op de rapporten van COT BV en Adinex.

3.5.1

Het rapport van COT BV vermeldt voor zover relevant het volgende:

2. ONDERZOEK

(…)

2.5

Hechting

De grondlaag, Monepox 110, is volgens het advies in 2 lagen aangebracht op 12 betontegels (…). Na het opruwen van de grondlaag (…) is Relest Protect 311 aangebracht met behulp van een roller (…). Op de helft van het aantal tegels is de Relest Protect 311 aangebracht in het voorgeschreven verbruik van 200-250 g/m2.

Opmerking

Na uitharding van de toplaag zijn er bij de laag met het voorgeschreven verbruik veel blaasjes (soort schuimvorming) in de laag ontstaan. Bij de dunnere toplaag komt dit niet voor. Ook in het restant van het gemengde product is na uitharding schuimvorming waarneembaar.

(…)

3 RESULTATEN

4 BESPREKING

4 Beslissing