Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7969, 200.202.455

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-09-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7969, 200.202.455

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
4 september 2018
Datum publicatie
18 september 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:7969
Formele relaties
Zaaknummer
200.202.455

Inhoudsindicatie

Hoger beroep van een deelgeschil. Verzorgster van paard is niet de bezitter van het dier in de zin van artikel 6:179 BW.

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.202.455/01

(zaaknummer rechtbank Overijssel, locatie Almelo: 181159 HA RK 16-5)

arrest van 4 september 2018

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ),

appellante,

hierna: [appellante] ,

advocaat: mr. E.F. Muller,

tegen:

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna: [geïntimeerde] ,

advocaat: voorheen: mr. P.P.H. Lems, vervolgens mr. M.A. Bosman, thans mr. C.C. Janssen.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het tussenvonnis van 14 september 2016 dat de rechtbank Overijssel, locatie Almelo tussen [appellante] als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde heeft gewezen. Dit tussenvonnis is gewezen na de beschikking in de deelgeschilprocedure van 11 mei 2016 van eveneens de rechtbank Overijssel, locatie Almelo (hierna: de deelbeschikking) tussen [appellante] als verzoekster en [geïntimeerde] als verweerder.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep,

- de memorie van grieven, tevens akte tot vermeerdering van eis (met producties),

- de memorie van antwoord,

- de pleitnotities voor het schriftelijk pleidooi van 13 juni 2017.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3 De vaststaande feiten

3.1.

[geïntimeerde] is eigenaar van het paard Tina (hierna: het paard).

3.2.

Tot eind 2011 werd het paard bereden en verzorgd door de dochter van [geïntimeerde] ,

[dochter] .

3.3.

[geïntimeerde] wilde vervolgens het paard verkopen, maar kon geen geïnteresseerde partij

vinden.

3.4.

Begin 2012 heeft de vader van [appellante] aan [geïntimeerde] gevraagd of [appellante] het paard

mocht gaan verzorgen. [geïntimeerde] is op dit verzoek ingegaan onder de voorwaarde dat de vader

van [appellante] voor het paard accommodatie zou verzorgen. Het paard is hierop overgebracht

naar een particuliere stal van [persoon] in [plaats] .

3.5.

Bij brief van 10 juli 2015 heeft [appellante] [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor alle door

haar geleden en nog te lijden schade ten gevolge van een door haar gestelde val van het

paard op 13 mei 2012.

3.6.

Bij e-mail van 22 september 2015 heeft Aegon, de aansprakelijkheidsverzekeraar

van [geïntimeerde] , de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] afgewezen.

4 De motivering van de beslissing in hoger beroep

5 De beslissing