Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4385, 200.140.315-01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4385, 200.140.315-01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 juni 2015
Datum publicatie
18 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:4385
Formele relaties
Zaaknummer
200.140.315-01

Inhoudsindicatie

Aansprakelijkheid accountant. Het hof kan de vraag of (en zo ja, hoeveel) schade is geleden door het in het tussenarrest vastgestelde onrechtmatige handelen van de accountant nog niet beantwoorden. Omdat ook niet kan worden vastgesteld dat de mogelijkheid van schade niet aannemelijk is, wordt de zaak, conform de vordering, verwezen naar de schadestaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.140.315/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/118826/HA ZA 12-80)

arrest van de eerste kamer van 16 juni 2015

in de zaak van

[appellante],

wonende te [woonplaats 1],

appellante,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: [appellante],

advocaat: mr. F. van der Hoef, kantoorhoudend te Burgum,

tegen

1 [geïntimeerde],

wonende te [woonplaats 2],

hierna: [geïntimeerde],

2. Accon AVM Accountants B.V.,

gevestigd te Drachten,

hierna: Accon,

geïntimeerden,

in eerste aanleg: gedaagden,

hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],

advocaat: mr. F.A.M. Knüppe, kantoorhoudend te Arnhem.

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 20 januari 2015 hierbij over, met dien verstande dat de vermelding van grief XII in rechtsoverweging 3.7 op een verschrijving berust. Bedoeld is grief XI, zoals ook volgt uit rechtsoverweging 3.6 waar grief XII al is besproken (en verworpen).

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1

[appellante] heeft een akte genomen, waarbij producties zijn overgelegd. [geïntimeerden] hebben een antwoordakte genomen.

1.2

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2 Verder over de grieven

2.1

In het tussenarrest heeft het hof overwogen dat [geïntimeerde] (alleen) onzorgvuldig jegens [appellante] heeft gehandeld door in het door hem opgestelde rapport niet op te nemen dat het niet bestemd was voor een waardering van de aandelen. Het hof heeft voorts overwogen dat dit nog niet betekent dat de vorderingen van [appellante] ook toewijsbaar zijn, gelet op de door [geïntimeerden] in eerste aanleg gevoerde verweren op het punt van schade en causaal verband. In dat verband heeft het hof er op gewezen dat de vordering van [appellante] tegen [bedrijf] en [X] in hoger beroep is gestrand op het vereiste van de schade. Omdat in de onderhavige procedure de onderwerpen schade en causaal verband in appel onderbelicht waren gebleven, heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich er bij akte over uit te laten. Partijen hebben van de hun geboden gelegenheid gebruik gemaakt.

2.2

Het gaat in deze fase van de procedure nog slechts om de vraag of [appellante] schade heeft geleden door het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde]. [appellante] heeft geen vergoeding van een concreet schadebedrag gevorderd, maar schadevergoeding op te maken bij staat. Voor toewijzing van deze vordering is noodzakelijk, maar ook voldoende, dat het hof de mogelijkheid dat [appellante] schade heeft geleden door het handelen van [geïntimeerde] aannemelijk acht. Indien dat niet het geval is, dient de vordering te worden afgewezen (vgl. Hoge Raad 8 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7453). Indien genoeg is gesteld en is komen vast te staan om een bepaald geldbedrag te kunnen toewijzen, dient het hof als het partijdebat dat toelaat, ook al is schadevergoeding op te maken bij staat gevorderd, dat bepaalde geldbedrag toe te wijzen (Hoge Raad 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2930).

2.3

Op basis van de gestelde en vaststaande gegevens is het hof niet in staat een bepaald schadebedrag toe te wijzen. [appellante] heeft geen concrete bedragen genoemd en ook geen schadeberekeningen in het geding gebracht. [geïntimeerden] hebben bestreden dat sprake is van enige schade; volgens hen was de waarde van 50% van de aandelen niet hoger dan € 158.074,-, het bedrag waarvoor de aandelen ook zijn verkocht. Bovendien hebben zij het causaal verband tussen het handelen van [geïntimeerde] en de (door [appellante] gepretendeerde) schade betwist.

2.4

Het meest vergaande verweer van [geïntimeerden] is dat [appellante] geen schadevergoeding kan vorderen wegens waardevermindering van de aandelen. Die schade kan alleen worden gevorderd door de vennootschap, aldus [geïntimeerden] Dit betoog faalt. [appellante] vordert de schade die zij heeft geleden als gevolg van het feit dat haar aandelen in [bedrijf] tegen haar wil en tegen een te laag bedrag zijn overgedragen aan [X]. De vordering van [appellante] betreft dan ook schade vanwege het verlies van haar aandelen (tegen een te lage koopsom) en geen schade vanwege een verlies van de vennootschap (waardoor de waarde van haar aandelen is verminderd).

2.5

Om te kunnen vaststellen of [appellante] schade heeft geleden door het handelen van [geïntimeerde] dient de situatie waarin zij nu verkeert (haar aandelen zijn, tegen haar wil, overgedragen voor een bedrag van € 158.074,-) te worden vergeleken met de situatie waarin zij zou hebben verkeerd in de hypothetische situatie dat [geïntimeerde] in zijn rapport zou hebben vermeld dat het niet was bedoeld voor een waardering van aandelen. Het hof stelt vast dat beide partijen (klaarblijkelijk - [appellante] maakt de vergelijking niet uitdrukkelijk) van mening verschillen over (de uitkomst van) deze vergelijking. Ofschoon het hof het op basis van de thans bekende gegevens twijfelachtig acht dat [appellante] in de hypothetische situatie een hoger bedrag voor haar aandelen zou hebben ontvangen - [X] zou, ondanks de vermelding het rapport toch hebben kunnen gebruiken voor de aandelenwaardering, zou hebben kunnen afzien van het overnemen van de aandelen tegen een hogere waarde (partijen verkeerden al jarenlang in een impasse over de waardering) en dat de aandelen meer waard waren (zeker indien een aandelenoverdracht nog veel langer op zich zou hebben laten wachten) -, betekent dat nog niet dat het hof de mogelijkheid van schade op dit punt niet aannemelijk acht. Dat geldt ook voor de door [appellante] aangevoerde schade op het punt van de extra kosten van rechtskundige bijstand. [appellante] heeft diverse procedures moeten voeren en aannemelijk is dat zij in die procedures is gehinderd door het rapport van [geïntimeerde], waarvan de status door het onzorgvuldig handelen van [geïntimeerde] onduidelijk was.

2.6

Het hof acht de vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat dan ook toewijsbaar. Het zal ook voor recht verklaren dat [geïntimeerden] aansprakelijk zijn jegens [appellante] ([geïntimeerde] wegens zijn eigen onrechtmatig handelen en Accon op grond van het bepaalde in artikel 6:170 BW) doordat [geïntimeerde] in het door hem opgestelde rapport van 3 oktober 2008 niet heeft opgenomen dat het niet bestemd was voor een waardering van de aandelen. Met deze formulering wijkt het hof wat af van het petitum van de appeldagvaarding - [appellante] meent dat [geïntimeerde] ten aanzien van het rapport op meer punten onzorgvuldig heeft gehandeld en lijkt er in haar vordering van uit te gaan dat Accon zelf onrechtmatig heeft gehandeld -, maar wijst het niet meer toe dan is gevorderd.

2.7

Uit hetgeen hiervoor en in het tussenarrest is overwogen, volgt dat de grieven VIII tot en met XI (gelet op hetgeen het hof heeft overwogen over de omvang van de zorgplichtschending: gedeeltelijk) slagen.

2.8

[geïntimeerden] hebben in eerste aanleg [X] en [bedrijf] in vrijwaring opgeroepen. De vorderingen van [geïntimeerden] in de vrijwaringsprocedure zijn afgewezen omdat de rechtbank de vorderingen van [appellante] tegen [geïntimeerden] in de hoofdzaak had afgewezen. Het hof stelt vast dat [geïntimeerden] geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid die artikel 339 lid 5 Rv biedt om appel in te stellen tegen het vonnis in de vrijwaringszaak. In appel is de vrijwaringszaak dan ook niet meer aan de orde.

2.9

De slotsom is dat het hof het vonnis in het incident zal bekrachtigen en het eindvonnis tussen partijen van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [appellante] (geclausuleerd) zal toewijzen. [geïntimeerden] zijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep grotendeels in het ongelijk gesteld. Het hof zal hen dan ook in de proceskosten van het geding in beide instanties (geliquideerd salaris van de advocaat in eerste aanleg 3 punten en in hoger beroep 2 punten, in beide instanties tarief II).

3 De beslissingHet gerechtshof:bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 4 juli 2012 in het incident;vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 oktober 2013 en in zoverre opnieuw rechtdoende:verklaart voor recht dat [geïntimeerden] aansprakelijk zijn jegens [appellante] doordat [geïntimeerde] in het door hem opgestelde rapport van 3 oktober 2008 niet heeft opgenomen dat het rapport niet bestemd was voor een waardering van de aandelen; veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [appellante] te betalen de schade die zij dientengevolge heeft geleden en nog zal lijden, welke schade dient te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend volgens de wet;veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten van het geding in beide instanties en begroot deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van [appellante] gevallen, op:- € 352,64 (€ 90,64 aan dagvaardingskosten + € 262,- aan griffierecht) aan verschotten en op € 1.356,- voor geliquideerd salaris van de advocaat voor de procedure in eerste aanleg;- € 385,52 aan verschotten en op € 1.788,- voor geliquideerd salaris van de advocaat voor de procedure in hoger beroep;verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;wijst het meer of anders gevorderde af.