Home

Gerechtshof Amsterdam, 27-07-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2309, 200.276.227/01

Gerechtshof Amsterdam, 27-07-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2309, 200.276.227/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
27 juli 2021
Datum publicatie
22 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:2309
Zaaknummer
200.276.227/01

Inhoudsindicatie

Tussenarrest.

Zie ECLI:NL:GHAMS:2022:378.

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.276.227/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : 7643004 CV EXPL 19-7342

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 juli 2021

inzake

[appellant] ,

wonend te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),

appellant,

advocaat: mr. P.A. Visser te Rotterdam,

tegen

STICHTING ALGEMEEN PENSIOENFONDS KLM,

gevestigd te Amstelveen,

geïntimeerde,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en het Pensioenfonds genoemd.

[appellant] is bij dagvaarding van 20 januari 2020, hersteld bij exploot van 20 maart 2020, in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 7 november 2019, onder bovengenoemd zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en het Pensioenfonds als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven;

- memorie van antwoord.

[appellant] heeft, mede gezien de appeldagvaarding, geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het bestreden vonnis zal vernietigen en het Pensioenfonds alsnog zal veroordelen om hem met ingang van 30 juni 2017 een levenslang ouderdomspensioen uit te keren ter hoogte van € 46.721,- bruto per jaar en tot het verrichten van een nabetaling met ingang van 30 juni 2017, te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van die datum, als ook met ingang van 30 juni 2017 het afgeleide nabestaandenpensioen aan te passen aan de factoren die voor 1 juli 2017 golden, op straffe van de verbeurte van een dwangsom met beslissing over de proceskosten, met nakosten en wettelijke rente.

Het Pensioenfonds heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met veroordeling van [appellant] in, naar het hof begrijpt, de proceskosten in hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.

Beide partijen hebben een bewijsaanbod gedaan.

Ten slotte is arrest gevraagd.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.14 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

2.1

[appellant] , geboren op [geboortedatum] 1952, heeft als deelnemer bij het Pensioenfonds pensioenaanspraken opgebouwd. [appellant] is werkzaam geweest bij het bedrijf KLM.

2.2

De rechten en plichten die gelden tussen deelnemers en het Pensioenfonds zijn neergelegd in een pensioenreglement. In het reglement is onder meer geregeld hoe de opbouw van pensioen plaatsvindt en hoe de hoogte van de pensioenuitkering wordt berekend. Tussen [appellant] en het Pensioenfonds geldt het pensioenreglement 2006 van het Pensioenfonds (hierna: het reglement).

2.3

In artikel 17 van het reglement is bepaald dat als het dienstverband van de deelnemer wordt voortgezet tot de AOW-leeftijd, de ingang van het ouderdomspensioen met als pensioendatum de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt, op die pensioendatum wordt uitgesteld tot de AOW-leeftijd, tenzij de deelnemer bezwaar maakt. [appellant] heeft geen bezwaar

gemaakt.

2.4

Indien de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt uitgesteld als bedoeld in 2.3, worden gelijktijdig het ouderdomspensioen en het daarvan afgeleide nabestaandenpensioen verhoogd. De actuariële waarde van de aanspraken zal - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren (hierna: de omrekenfactoren) - voor en na uitstel gelijk zijn.

2.5

De omrekenfactoren staan in Bijlage 1 van het reglement. Daarin is vermeld dat de omrekenfactoren periodiek door het bestuur (van het Pensioenfonds) kunnen worden gewijzigd.

2.6

Wijziging van de omrekenfactoren kan een wijziging in de pensioenuitkering meebrengen. De hoogte van de daadwerkelijke pensioenuitkering wordt berekend aan de hand van de omrekenfactoren die gelden per datum dat de deelnemer met pensioen gaat.

2.7

Door middel van Uniforme Pensioen Overzichten (hierna ook: UPO’s) heeft het Pensioenfonds [appellant] geïnformeerd over de hoogte van het pensioen. In de UPO 2017 is vermeld dat het jaarlijks te bereiken bruto ouderdomspensioen met ingang van 5 november 2017 € 47.156,00 bruto per jaar zou bedragen. Dit komt neer op € 3.929,66 bruto per maand, exclusief vakantiegeld. Bij deze berekening van het ouderdomspensioen is uitgegaan van de omrekenfactoren die golden tot 1 juli 2017.

2.8

In december 2016 heeft het bestuur van het Pensioenfonds besloten om de omrekenfactoren in Bijlage 1 van het reglement te wijzigen met ingang van 1 juli 2017.

2.9

In een “nieuwsflits” van 22 december 2016, die is gepubliceerd op de website van het Pensioenfonds, is onder meer het volgende bericht:

“Uw pensioenregeling biedt diverse keuzemogelijkheden, zoals (...) ouderdomspensioen ruilen voor meer partnerpensioen. Voor het berekenen van elke keuze – anders dan de standaardkeuze uit het reglement – gebruikt het pensioenfonds omrekentarieven die gebaseerd zijn op onder meer rentestand en levensverwachting. Per 1 juli 2017 wijzigen de factoren. De pensioenplanner houdt al rekening met deze nieuwe factoren.”

2.10

In een “nieuwsflits” van het Pensioenfonds van 27 januari 2017 is het volgende vermeld:

Omrekenfactoren wijzigen per 1 juli 2017

Gaat u binnenkort met pensioen bij KLM? Dan kan de hoogte van uw pensioenuitkering zoals we die eerder hebben berekend anders zijn. Dit komt door het wijzigen van de omrekenfactoren.

Waarom is mijn pensioenuitkering straks anders dan eerder is berekend?

U hebt pensioen opgebouwd in verschillende pensioenregelingen en met verschillende pensioenleeftijden: 63, 65 en 67 jaar. Als u met pensioen gaat rekenen wij deze verschillende pensioenen om naar één pensioen met één pensioenleeftijd. Hiervoor gebruiken wij de omrekenfactoren uit het pensioenreglement. (...) Per 1 juli 2017 wijzigen deze omrekenfactoren, waardoor uw pensioenuitkering mogelijk anders wordt.”

2.11

In pensioenkrant “Focus” versie april 2017, is onder meer het volgende vermeld: “Wat zijn omrekenfactoren en waarom worden ze aangepast? Voor de berekening van uw pensioenuitkering gebruiken wij omrekenfactoren. Deze factoren worden jaarlijks vastgesteld en kunnen daardoor elk jaar wijzigen. Ze zijn gebaseerd op onder meer de stand van de rente en de levensverwachting. Uw pensioenuitkering wordt berekend met de factoren die gelden per de datum dat u met pensioen gaat. Daarom kan een berekening die u hebt gemaakt met de factoren van vorig jaar anders uitpakken wanneer u de berekening maakt met de factoren van dit jaar. U vindt de factoren in het pensioenreglement.”

2.12

In een brief van 9 april 2017 heeft het Pensioenfonds aan [appellant] onder meer bericht dat [appellant] met ingang van 5 november 2017 pensioen gaat ontvangen en heeft het Pensioenfonds, in bij die brief gevoegde bijlagen, informatie verstrekt over de hoogte van het pensioen. Uit de bij deze brief gevoegde “voorlopige pensioenopgave” blijkt dat het per 5 november 2017 ingaande ouderdomspensioen € 3.540,66 bruto per maand bedraagt (exclusief vakantietoeslag) bij een verhouding ouderdomspensioen / nabestaandenpensioen van 100:70.

2.13

[appellant] heeft op 28 april 2017 een formulier aan het Pensioenfonds geretourneerd waarin hij de keuze heeft gemaakt voor een verhouding ouderdomspensioen / nabestaandenpensioen 100:70 (de standaardverhouding). Dit formulier was onderdeel van de onder 2.12 genoemde bijlagen. In het formulier is vermeld dat bij de keuze die [appellant] heeft gemaakt, een bruto ouderdomspensioenuitkering hoort van € 3.540,66 bruto per maand.

2.14

Door de wijziging in de factoren per 1 juli 2017 is de pensioenuitkering per 5 november 2017 uiteindelijk lager dan is vermeld in de aan [appellant] verstrekte UPO’s.

3 Beoordeling

3.1

[appellant] heeft in eerste aanleg – na wijziging van eis – gevorderd het Pensioenfonds te veroordelen hem met ingang van 30 juni 2017 subsidiair 5 november 2017 een levenslang ouderdomspensioen uit te keren ter hoogte van € 46.721,- bruto per jaar en tot het verrichten van een nabetaling met ingang van 30 juni 2017 subsidiair 5 november 2017, te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van eerstgenoemde datum, als ook met ingang van 30 juni 2017 subsidiair 5 november 2017 het afgeleide nabestaandenpensioen aan te passen aan de factoren die vanaf 1 juli 2017 gelden, op straffe van de verbeurte van een dwangsom. Hij heeft aan die vordering ten grondslag gelegd dat het pensioenfonds heeft gehandeld in strijd met de artikelen 21 en 48 Pensioenwet, dan wel met de artikelen 6:2 en 6:162 BW, door hem, kort samengevat, niet voldoende en tijdig te informeren over de wijziging per 1 juli 2017 van de op hem betrekking hebbende pensioenregeling.

3.2

Het Pensioenfonds heeft verweer gevoerd.

3.3

De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, en daartoe, kort samengevat, het volgende overwogen. Het Pensioenfonds diende aan [appellant] informatie te verstrekken over de wijziging van de omrekenfactoren per 1 juli 2017, want die wijziging kan gevolgen hebben voor de pensioenaanspraken. Het pensioenfonds heeft dat ook gedaan. De wijze waarop die informatie is verstrekt volstaat en de informatie hoefde ook niet uitgebreider te zijn.

3.4

[appellant] bestrijdt dat vonnis, vordert hetgeen hierboven onder 1 is vermeld en voert daartoe twee grieven aan. Met grief 1 voert [appellant] aan welke de juridische gronden zijn waarop zijn vordering is gebaseerd. Met grief 2 – zo begrijpt het hof - bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat het pensioenfonds kon volstaan met het verstrekken van informatie zoals dat is gebeurd.

3.5

Alvorens tot een beoordeling te komen van de grieven en het daartegen gevoerde verweer heeft het hof behoefte aan nadere informatie, en gelast daartoe een mondelinge behandeling. Deze mondelinge behandeling zal tevens worden benut voor het beproeven van een schikking.

Aan het Pensioenfonds zullen onder andere de volgende vragen worden gesteld:

-

Wanneer heeft het Pensioenfonds formeel besloten tot aanpassing van de omrekenfactoren ingaande 1 juli 2017, en wanneer heeft het besluitvormingstraject tot deze aanpassing een aanvang genomen?

-

Wat waren de verwachte financiële consequenties van deze aanpassing voor de deelnemers (afhankelijk ervan of zij het merendeel van hun dienstverband een pensioenleeftijd hadden van 63 jaar, van 65 jaar of van 67 jaar) van het Pensioenfonds?

-

Waarom werd op 22 december 2016 in een ‘nieuwsflits’ informatie verstrekt, op 27 januari 2017 (digitaal) nadere informatie en in de pensioenkrant ‘Focus’ versie april 2017 nog meer informatie?

-

Op welk moment diende een deelnemer uiterlijk zijn pensioen aan te vragen indien de beoogde ingangsdatum 30 juni 2017 was? Indien een dergelijke aanvraag was gedaan, kon een deelnemer dan daarin, volgens de geldende regeling, nog een wijziging aanbrengen (bijvoorbeeld door de ingangsdatum te vervroegen of te verlaten)? Tot op welk moment zou dat dan uiterlijk hebben gekund? Indien het formeel niet mogelijk was een dergelijke wijziging aan te brengen, maar informeel wel (zoals kennelijk is geschied in de zaak die aan de Ombudsman Pensioenen is voorgelegd, productie 11, conclusie van antwoord): hoe was die informele wijzigingsmogelijkheid dan aan de (overige) deelnemers bekend?

-

Hoeveel deelnemers van het Pensioenfonds hadden een reguliere pensioendatum in het tweede halfjaar 2017?

-

Waarom schrijft het Pensioenfonds aanstaande pensioengerechtigden nu wel over de mogelijkheid dat men ook voor een eerdere pensioendatum kan kiezen?

Aan [appellant] zal onder andere de volgende vraag worden gesteld:

 Welke communicatie (in de zin van: het vragen naar de mogelijkheden van een pensioen per 5 november 2017 of enige andere datum) was aan de aan u gerichte brief van 9 april 2017 (‘Met genoegen delen wij u mee dat u met ingang van 5 november 2017 pensioen gaat ontvangen’) vooraf gegaan? Had u voorafgaand aan 9 april 2017 aan het pensioenfonds te kennen gegeven met ingang van 5 november 2017 met pensioen te willen gaan?

3.6

Het hof zal partijen tijdens de mondelinge behandeling eerst de gelegenheid geven voormelde vragen te beantwoorden (waarbij denkbaar is dat ook de partij aan wie een vraag niet is gesteld daarover iets te melden heeft). Het hof stelt het daarbij op prijs, indien de advocaten zich ter zitting van spreekaantekeningen bedienen waarin de antwoorden op de hun gestelde vragen zijn vervat.

3.7

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4 Beslissing