Home

Gerechtshof Amsterdam, 14-03-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:855, 200.193.347/01 en 200.193.347/02

Gerechtshof Amsterdam, 14-03-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:855, 200.193.347/01 en 200.193.347/02

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
14 maart 2017
Datum publicatie
14 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:855
Formele relaties
Zaaknummer
200.193.347/01 en 200.193.347/02

Inhoudsindicatie

Gezag en omgang.

Uitspraak

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Uitspraak: 14 maart 2017

Zaaknummers: 200.193.347/01 en 200.193.347/02

Zaaknummer eerste aanleg: C/13/561484 / FA RK 14-1939

in de zaak in hoger beroep van:

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellante,

verzoekster,

advocaat: mr. L. van Wassenberg te Amstelveen,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

verweerder,

advocaat: mr. B. Beekman te Noordwijk.

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

Partijen worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.

1.2.

De vrouw is op 17 juni 2016 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 april 2016 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk C/13/561484 / FA RK 14-1939. (zaaknummer 200.193.347/01) Zij heeft daarbij tevens een verzoek tot schorsing van de werking bestreden beschikking ingediend. (zaaknummer 200.193.347/02)

1.3.

De man heeft op 29 juli 2016 een verweerschrift ingediend en heeft daarbij verweer gevoerd tegen het schorsingsverzoek.

1.4.

De man en de vrouw hebben beiden op 4 november 2016 nadere stukken ingediend.

1.5.

De zaken zijn op 14 november 2016 tegelijkertijd ter terechtzitting behandeld.

1.6.

Ter terechtzitting zijn verschenen:

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- mevrouw S. Klay, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming Amsterdam, locatie Amsterdam (hierna: de raad).

2 De feiten

2.1.

Partijen hebben van 2002 tot 2007 een relatie gehad. Uit hun relatie is geboren [de minderjarige] [in] 2006. De man heeft [de minderjarige] erkend. [de minderjarige] verblijft bij de vrouw.

De man heeft drie kinderen uit andere relaties, te weten [kind a] , geboren [in] 1994, [kind b] , geboren [in] 1997 en [kind c] , geboren [in] 2008. De vrouw heeft een kind uit een eerdere relatie, te weten [kind d] , geboren [in] 1999.

2.2.

Bij beschikking van 6 november 2013 is tussen de man en [de minderjarige] een omgangsregeling vastgesteld, inhoudende – verkort weergegeven - dat [de minderjarige] bij de man verblijft eenmaal per vier weken van 13:00 uur tot 18:00 uur en eenmaal per vier weken van zaterdag na voetbal tot zondag 18:00 uur.

2.3.

Bij de stukken in het dossier bevindt zich een rapport van de raad van 5 november 2014.

3 Het geschil in hoger beroep

3.1.

Bij de bestreden beschikking is, kort samengevat, op verzoek van de man bepaald dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] . Voorts is daarbij op het verzoek van de man om een zorgregeling vast te stellen, een zorgregeling vastgesteld aldus dat binnen drie maanden na het geven van de bestreden beschikking de zorgregeling wordt opgestart, waarbij het eerste omgangsmoment een uur zal duren en waarna de omgang stapsgewijs wordt opgebouwd met als doel dat [de minderjarige] eenmaal per twee weken van vrijdag na school tot maandag naar school bij de man verblijft, hetgeen binnen een jaar na het eerste omgangsmoment dient te zijn gerealiseerd.

3.2.

In de zaak met zaaknummer 200.193.347/01 verzoekt de vrouw, met vernietiging van de bestreden beschikking, alsnog het inleidend verzoek van de man af te wijzen.

3.3.

De man verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

3.4.

In de zaak met zaaknummer 200.193.347/02 verzoekt de vrouw de werking van de bestreden beschikking te schorsen.

3.5.

De man verzoekt het schorsingsverzoek af te wijzen.

4 Beoordeling van het hoger beroep

5 Beslissing