Home

Gerechtshof Amsterdam, 16-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2319, 200.159.888-01

Gerechtshof Amsterdam, 16-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2319, 200.159.888-01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
16 juni 2015
Datum publicatie
8 september 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:2319
Formele relaties
Zaaknummer
200.159.888-01

Inhoudsindicatie

Vordering tot zekerheidstelling ingevolge art. 224 Rv. Dagvaardende partij stelt na de dagvaarding woonplaats in Nederland te hebben gekregen. Nadere instructie.

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II

zaaknummer : 200.159.888/01

zaaknummer van te herroepen arrest : 200.007.316/01

zaak-/rolnummer rechtbank Haarlem : 135788 / HA ZA 07-707

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 juni 2015

inzake

[appellant] ,

volgens de appeldagvaarding wonend in [woonplaats ] [in land]

appellant in de hoofdzaak tot herroeping,

verweerder in het incident,

advocaat: mr. J.F.A. de Voldere te Amsterdam,

tegen

1 [geïntimeerden]

wonend te [woonplaats ] , [gemeente] ,

2. [geïntimeerden] ,

wonend te [woonplaats ] , [gemeente] ,

3. [geïntimeerden] ,

wonend te [woonplaats ] , [gemeente] ,

4. [geïntimeerden] ,

wonend te [woonplaats ] , [gemeente] ,

geïntimeerden in de hoofdzaak tot herroeping,

eisers in het incident,

advocaat: mr. J. Koekkoek te Haarlem.

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerden] genoemd.

1 Het geding tot herroeping

[appellant] heeft bij dagvaarding van 15 augustus 2014 herroeping gevorderd van het arrest van dit hof van 29 september 2009, dat onder zaaknummer 200.007.316/01 is gewezen tussen [appellant] als appellant in principaal appel, tevens geïntimeerde in incidenteel appel en [geïntimeerden] als geïntimeerden in principaal appel, tevens appellanten in incidenteel appel. Op de eerst dienende dag heeft [appellant] – onder overlegging van producties – overeenkomstig genoemde dagvaarding geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, zijn voornoemde arrest van 29 september 2009 zal herroepen, het geding zal heropenen en, opnieuw rechtdoende, de oorspronkelijke vordering van [appellant] in reconventie, als ingesteld bij conclusie van 22 augustus 2007, in het heropende geding alsnog zal toewijzen, in zoverre dat [geïntimeerden] hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling van een bedrag in totaal groot € 2.797.681,= en van de proceskosten van beide instanties betrekking hebbend op de vordering van [appellant] in reconventie, in totaal een bedrag ad € 8.939,=, alsmede van deze herroepingsprocedure.

[geïntimeerden] hebben – onder overlegging van producties – bij incidentele memorie op de voet van artikel 224 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) een incidentele vordering ingesteld en in het incident geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] zal veroordelen om zekerheid te stellen voor de proceskostenveroordeling en de schadevergoeding in de hoofdzaak, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het incident.

[appellant] heeft – onder overlegging van producties – verweer gevoerd in het incident, met conclusie dat het hof de incidentele vordering zal afwijzen althans het bedrag waarvoor zekerheid moet worden gesteld zal beperken tot de proceskosten conform het zogeheten liquidatietarief, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het incident.

Vervolgens hebben [geïntimeerden] een akte uitlating producties genomen.

Ten slotte is arrest gevraagd in het incident.

2 Beoordeling

In het incident

2.1.

Het gaat in deze zaak, kort samengevat en voor zover in dit incident van belang, om het volgende.

( i) Bij testament van 27 februari 2002 heeft [geïntimeerde sub 2] (hierna de erflater) [appellant] tot executeur van zijn nalatenschap benoemd. Deze benoeming is na het overlijden van de erflater op 3 mei 2004 door [appellant] aanvaard.

(ii) Op 30 juni 2006 heeft [geïntimeerde sub 4] bij de rechtbank Haarlem, sector kanton, een verzoek ingediend tot ontslag van [appellant] als executeur, welk verzoek door de kantonrechter is toegewezen bij – in kracht van gewijsde gegane – beschikking van 2 november 2006.

(iii) In eerste aanleg heeft [appellant] in reconventie – samengevat – veroordeling gevorderd van [geïntimeerden] tot betaling van € 2.797.681,= alsmede een bedrag van € 11.903,= als executeursloon, beide bedragen vermeerderd met rente en kosten.

(iv) Bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 23 april 2008 is het door [appellant] in reconventie gevorderde afgewezen en is [appellant] in de kosten van dat geding verwezen. Van voormeld vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld, evenals van het in conventie gewezen vonnis. Dit laatste vonnis speelt in de onderhavige herroepingszaak overigens geen rol.

( v) Bij arrest van 29 september 2009, waarvan [appellant] thans de herroeping vordert, heeft het hof in principaal appel het bestreden vonnis van 23 april 2008, in conventie en in reconventie tussen partijen gewezen, bekrachtigd. Daarnaast heeft het hof [appellant] in incidenteel appel onder meer veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over een bedrag van € 1.932.500,= met ingang van 9 september 2008 en tot het binnen twee dagen na betekening van dit arrest afleggen van rekening en verantwoording aan [geïntimeerden] over het door hem gevoerde beheer over de nalatenschap van de erflater, met name over de besteding van een totaal bedrag van € 1.932.500,=, alsmede deze rekening en verantwoording te voorzien van onderliggende bescheiden.

Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.2

Ter onderbouwing van hun incidentele vordering ex artikel 224 Rv hebben [geïntimeerden] het volgende aangevoerd. Blijkens de appeldagvaarding beschikt [appellant] niet over een woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland. Voorts heeft [appellant] nimmer aan enige uitspraak van de rechtbank of het hof voldaan. Daarnaast jaagt hij [geïntimeerden] met de procedure tot herroeping onnodig op kosten. Nu er voorts geen sprake is van een (relevant) verdrag tussen Nederland en Hongkong doen de uitzonderingen als genoemd in lid 2 van artikel 224 Rv zich in de onderhavige zaak niet voor. De zekerheidsstelling kan ook worden gevorderd van een Nederlander die buiten Nederland in een niet-verdragsstaat woont, aldus [geïntimeerden] Tevens hebben [geïntimeerden] naar voren gebracht dat het doel van de regeling van artikel 224 Rv is te voorkomen dat verhaal van proceskosten wordt bemoeilijkt doordat de daartoe veroordeelde eiser het centrum van zijn sociale en economische activiteiten buiten Nederland heeft. Ten slotte is onbekend of [appellant] nog de Nederlandse nationaliteit heeft, nu hij sinds jaar en dag geen vaste woon- of verblijfplaats meer in Nederland heeft. [appellant] heeft naar zijn zeggen adressen gehad in Albanië en Malta, alsmede gedurende lange(re) tijd zakelijke activiteiten [in land] ontplooid, aldus (nog) steeds [geïntimeerden]

2.3.

[appellant] heeft verweer gevoerd en daarbij (onder meer) gesteld dat art. 224 Rv bij de herroepingsprocedure toepassing mist en dat hij vanaf 1 februari 2015 woonplaats heeft in Nederland, aan de [straat] [woonplaats] . Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [appellant] een bewijs van inschrijving afkomstig uit de basisregistratie personen van de gemeente Amsterdam van 2 februari 2015 overgelegd (productie 1).

2.4.

Vervolgens hebben [geïntimeerden] bij akte uitlating producties bestreden dat art. 224 Rv bij een vordering tot herroeping niet toepasselijk is. Eveneens hebben zij bestreden dat [appellant] op het door hem opgegeven adres te Amsterdam woont en zich daar definitief gevestigd heeft. De naar aanleiding van de desbetreffende inschrijving door [geïntimeerden] gedane pogingen om op 6 februari 2015 beslag te leggen op de inboedel en onder de verhuurder zijn tevergeefs gebleken.

2.5.

Bij de beoordeling van de onderhavige incidentele vordering neemt het hof tot uitgangspunt dat op grond van artikel 224, eerste lid, Rv degene die zonder woon- of gewone verblijfplaats in Nederland bij een Nederlandse rechter een vordering instelt, op vordering van de wederpartij zekerheid dient te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan hij in die procedure veroordeeld zou kunnen worden. De onderhavige herroepingsvordering is als een vordering als bedoeld in art. 224 Rv aan te merken en [appellant] is in die procedure eiser (vgl. art. 385 Rv). Derhalve valt niet in te zien waarom, zoals [appellant] stelt, art. 224 Rv toepassing zou missen.

2.6.

Anders dan [appellant] kennelijk meent, is het enkele feit dat hij (zoals op zichzelf wel blijkt uit het onder 2.3 vermelde bewijs van inschrijving en door [geïntimeerden] ook niet is betwist) sinds 2 februari 2015 is ingeschreven in de basisadministratie personen van de [gemeente] in het onderhavige geval onvoldoende om te kunnen aannemen dat hij (sindsdien) woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft in de zin van art. 224 Rv. Het door [geïntimeerden] in hun akte uitlating producties, sub 6-10, feitelijk gestelde wijst namelijk, indien juist, bepaaldelijk in een andere richting. Om die reden zal het hof [appellant] in de gelegenheid bij akte op (alleen) die stellingen te reageren.

2.7.

Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3 Beslissing