Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-11-2005, AU5755, 04/03611

Gerechtshof Amsterdam, 03-11-2005, AU5755, 04/03611

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 november 2005
Datum publicatie
9 november 2005
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2005:AU5755
Formele relaties
Zaaknummer
04/03611
Relevante informatie
Waterschapswet [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 120

Inhoudsindicatie

Waterschapsbelasting. Omslag ongebouwd. Art. 120, lid 7, Waterschapswet. Het Hof verwerpt de stellingen van belanghebbende dat de Omslagklassenverordening onrechtmatig is en dat grote verschillen in waarde van de ongebouwde onroerende zaken moeten leiden tot verschillende tarieven.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Eerste Meervoudige Belastingkamer

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z, belanghebbende,

tegen

een uitspraak van de ambtenaar belast met de heffing van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verweerder.

1. Loop van het geding

Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 7 september 2004, ingediend door A als gemachtigde. Deze gemachtigde heeft het beroepschrift aangevuld in een stuk van 11 oktober 2004. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 30 juli 2004, betreffende vier aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de omslag ongebouwd voor het jaar 2004 ten bedrage van (in totaal) € 646,55.

De aanslagen, gedagtekend 31 mei 2004, zijn bekendgemaakt door toezending van een aanslagbiljet waarop aanslagen voorkomen voor vier onroerende zaken, opgelegd voor waterkeringszorg, waterbeheersing en wegenbeheer.

Na bezwaar tegen de aanslagen heeft verweerder deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak en vernietiging van de aanslagen, dan wel vermindering tot (uiteindelijk) 19% van de oorspronkelijke aanslagen.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

Ter zitting van 30 juni 2005 zijn verschenen namens belanghebbende B, vergezeld van A, (...) en (...) en, namens verweerder, mr. (...), vergezeld van (...). Met instemming van partijen is het beroep ter zitting behandeld gelijktijdig met het beroep dat bij het Hof is geadministreerd onder nummer 04/03637.

Partijen hebben ter zitting elk een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Zij hebben ook een machtiging overgelegd. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Belanghebbende is eigenaar van de vier in de omslagheffing betrokken ongebouwde onroerende zaken, percelen grasland gelegen in de polder C. Dit poldergebied maakt deel uit van het gebied waarvoor het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) taken uitvoert.

2.2. Het voormalige waterschap De Waterlanden voerde tot 1 januari 2003 de taken uit in C.

HHNK is per 1 januari 2003 ontstaan uit een fusie van een zestal waterschappen, waaronder De Waterlanden. Het reglement van bestuur voor HHNK bepaalt dat het hoogheemraadschap voor C de zorg heeft voor (onder meer) waterkeringen, kwantitatief oppervlaktewaterbeheer en wegen.

HHNK deelde aanvankelijk, in de lijn van De Waterlanden, de kosten voor waterkering en kwantitatief oppervlaktewaterbeheer toe aan categorieën zakelijk gerechtigden ongebouwd respectievelijk gebouwd op basis van de kosten die gemoeid waren met de werkzaamheden voor die categorieën onroerende zaken ("methode Oldambt"). Daarbij hanteerde HHNK een omslagklassenverordening waterkwantiteitsbeheer.

De verordeningen 2003 waren goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland met de opmerking dat zij er van uitgingen dat deze slechts voor het jaar 2003 van kracht zouden zijn.

2.3. HHNK heeft met ingang van 1 januari 2004 voor de kostentoedeling een methode gekozen die rekening houdt met de economische waarde van de onroerende zaken in het beheersgebied. Daartoe zijn de kosten gemoeid met algemene taakbelangen toegerekend aan de categorie ingezetenen en de kosten gemoeid met specifieke taakbelangen verdeeld op basis van de totale waarde van alle ongebouwde onroerende zaken respectievelijk de totale waarde van alle gebouwde onroerende zaken. Voor de vaststelling van het tarief en de heffingsmaatstaf heeft HHNK de lasten gemoeid met waterkwantiteitsbeheer voor de ongebouwde onroerende zaken gerelateerd aan de oppervlakte van die onroerende zaken en voor de gebouwde onroerende zaken aan de waarde van die onroerende zaken.

Als vervolg op deze bestuurlijke keuzes heeft het college van hoofdingelanden van HHNK de Kostentoedelingsverordening Hollands Noorderkwartier 2004, de Omslagklassenverordening Waterkwantiteitsbeheer Hollands Noorderkwartier 2004 en de Omslagverordening Hollands Noorderkwartier 2004 met daarin de voor het jaar 2004 geldende tarieven vastgesteld.

2.4. De kostentoedelingsverordening bevat een toedeling van de kosten voor de zorg voor de waterkeringen, het kwantitatief oppervlaktewaterbeheer en de wegen aan de categorieën ingezetenen, zakelijk gerechtigden ongebouwd en zakelijk gerechtigden gebouwd. De toelichting geeft als onderbouwing voor de toedeling tussen de categorieën zakelijk gerechtigden ongebouwd en gebouwd, de verhouding van de totale waarde van de ongebouwde respectievelijk de gebouwde onroerende zaken ("methode Delfland"). De toelichting bij deze verordening verwijst voor een onderbouwing van de totale waarden ongebouwd en gebouwd naar een rapport Kostentoedeling naar economische waarde, gedateerd 26 mei 2003, opgesteld door onderzoeksbureau D BV.

2.5. De Omslagklassenverordening Waterkwantiteitsbeheer Hollands Noorderkwartier 2004 is vastgesteld op 17 december 2004 de bevat voor ongebouwde onroerende zaken de klassen AI, AII en AIII met een heffing naar 100%, 25% respectievelijk 0% van het geldende tarief. De gronden van belanghebbende zijn blijkens de bij de verordening behorende kaart gelegen in het gebied waarvoor klasse AI geldt. Voor een nadere onderbouwing van deze verordening verwijst de toelichting naar een rapport van het bureau F, op 11 november 2002 uitgebracht met de titel "Onderbouwing omslagklassen waterkwantiteit". Dit rapport bevat de conclusie dat de kostentoedeling per hectare ongebouwd voor vijf "landgebruikstypen" varieert van 50% tot 114% ten opzichte van het gemiddelde; die laagste 50% betrof vrij afwaterende gronden (waartoe belanghebbendes gronden niet behoren).

3. Geschil

In geschil is de rechtmatigheid van de voor 2004 geldende omslagklassenverordening en in verband daarmee de rechtmatigheid van de opgelegde aanslagen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of grote verschillen in waarde van ongebouwde onroerende zaken moeten leiden tot een verschillend tarief.

4. Standpunten van partijen

Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken en het proces-verbaal van de zitting. Belanghebbende stelt nadrukkelijk dat de waarde van zijn onroerende zaken aanzienlijk lager is dan de gemiddelde waarde van alle ongebouwde onroerende zaken, dat de drooglegging voor zijn gronden minder ver gaat dan die in andere gebieden en dat het inundatierisico van zijn grasland aanzienlijk groter is.

5. Beoordeling van het geschil

5.0. Het Hof heeft aan het einde van de zitting op 30 juni 2005 het onderzoek gesloten. B, die ter zitting is opgetreden als gemachtigde van belanghebbende, heeft in zijn pleitnota gesteld dat het Hof de uitnodiging voor de zitting zijns inziens ten onrechte heeft verzonden aan A en niet aan de vereniging E. Gelet op de omstandigheid dat de vereniging E pas op 10 juni 2005 op de hoogte werd gesteld van het plaatsvinden van de zitting van 30 juni 2005, heeft B verzocht in de gelegenheid te worden gesteld tot het geven van een nadere reactie op de uitwerking van de zogenoemde methode Oldambt in het bij het verweerschrift (als bijlage 9) gevoegde rapport van F. B heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij (in ieder geval) vanaf februari 2005 de beschikking had over het verweerschrift en over de bijlagen (waaronder het rapport van F).

Nu belanghebbende expliciet A heeft aangewezen als gemachtigde en nimmer heeft verklaard dat deze machtiging zou zijn ingetrokken, is er geen reden de onjuistheid van de verzending van de uitnodiging aan te nemen. Het Hof ziet dan ook geen reden het onderzoek te heropenen om B gelegenheid te geven voor een nadere reactie op dat rapport.

5.1. Belanghebbende heeft niet gesteld dat aan de totstandkoming van de verordeningen van HHNK enig formeel gebrek kleeft op grond waarvan verweerder deze niet zou mogen hanteren als rechtsgrond voor de heffing van omslagen. Belanghebbende heeft evenmin gesteld dat verweerder de aanslagen heeft opgelegd in strijd met enige bepaling uit die verordeningen. Het Hof is zulks ook niet ambtshalve gebleken.

5.2. Belanghebbende heeft expliciet gesteld dat hij instemt met de methode Delfland als methode om de kosten toe te delen aan de drie categorieën ingezetenen, zakelijk gerechtigden ongebouwd en zakelijk gerechtigden gebouwd. Belanghebbende heeft weliswaar in het beroepschrift gesteld dat hij bezwaar heeft tegen de achterliggende kostentoedelingsverordening, de omslagklassenverordening en de omslagverordening, maar ter zitting heeft belanghebbende verklaard geen bezwaar te hebben tegen de kostentoedelingsverordening en hij heeft zich in de aanvulling op het beroepschrift beperkt tot inhoudelijke bezwaren tegen de aanslagen ongebouwd waterkwantiteit en de Omslagklassenverordening Waterkwantiteitsbeheer Hollands Noorderkwartier 2004.

Gelet op de voorgaande overweging zal het Hof dan ook alleen deze bezwaren beoordelen.

5.3. HHNK heeft zich bij de toedeling van de kosten aan de categorieën zakelijk gerechtigden ongebouwd en gebouwd gebaseerd op de totale economische waarde van de ongebouwde en de gebouwde onroerende zaken. Het omslagtarief heeft HHNK vervolgens bepaald op basis van de oppervlakte van de ongebouwde onroerende zaken (overeenkomstig het bepaalde in artikel 120, eerste lid, Waterschapswet) en op basis van de waarde van de gebouwde onroerende zaken (overeenkomstig het bepaalde in artikel 120, tweede lid, Waterschapswet). In zoverre heeft HHNK gehandeld overeenkomstig de wettelijke regeling.

5.4. HHNK heeft op basis van artikel 120, zevende lid, Waterschapswet de mogelijkheid dan wel de verplichting, verschillen in hoedanigheid of ligging tot uitdrukking te laten komen in de heffingsmaatstaf oppervlakte en waarde, dit ter voorkoming van onevenredig voor- of nadeel. HHNK heeft dit gedaan in de Omslagklassenverordening Waterkwantiteitsbeheer Hollands Noorderkwartier 2004 en daarbij zijn onroerende zaken met beperkte wateraanvoer, een natuurlijke waterafvoer of afvoer op buitenwater voor 25% of 0% in de omslagheffing waterkwantiteitsbeheer betrokken. Belanghebbende heeft niet gesteld dat voor het gebied van C sprake is van dergelijke fysieke omstandigheden. Belanghebbende heeft evenmin de uitkomsten van het F-rapport betwist op grond waarvan HHNK de conclusie heeft getrokken dat de kosten per hectare van de taakvervulling van HHNK in het gebied van C met betrekking tot waterkwantiteitsbeheer niet lager zijn dan 50% van de gemiddelde kosten voor alle ongebouwde onroerende zaken, maar daarentegen 114% bedragen van het kostengemiddelde in het gebied van HHNK. Belanghebbende heeft ook niet onderbouwd dat de lagere agrarische kwaliteit van grond in C of het hogere inundatierisico tot een kostenreductie van die omvang leidt. HHNK heeft dan ook kunnen afzien van een beperking van de heffingsmaatstaf voor het gebied waarin de gronden van belanghebbende zijn gelegen.

Belanghebbendes stelling dat verweerder jegens hem in strijd heeft gehandeld met het rechtszekerheidsbeginsel doordat verweerder in 2004 op basis van dezelfde onderzoeksgegevens (het F-rapport) ongemotiveerd het in 2003 toegepaste 50%-tarief heeft afgeschaft, treft reeds geen doel op de grond dat - zoals ter zitting is komen vast te staan - ten aanzien van belanghebbende zowel in 2003 als in 2004 de omslagklasse van 100% is toegepast, nu de vier percelen waarvoor de aanslagen zijn opgelegd behoren tot de zogenoemde ‘droogmakerijen’.

5.5. Verweerder heeft niet betwist dat de waarde per hectare van gronden in C aanzienlijk afwijkt van de gemiddelde waarde van ongebouwde onroerende zaken in het gebied van HHNK. Dit brengt echter niet mee dat HHNK de mogelijkheid (laat staan de verplichting) heeft op basis van waardeverschillen een omslagklassenverordening vast te stellen en daarbij de heffingsmaatstaf nader te bepalen. Die mogelijkheid bestaat alleen als er sprake is van een afwijkende fysieke gesteldheid in waterstaatkundige hoedanigheid of ligging.

5.6. Aan een beoordeling van de stelling van belanghebbende dat in de Omslagklassenverordening Waterkwantiteitsbeheer Hollands Noorderkwartier 2004 ten onrechte geen vrijstelling is opgenomen voor water, komt het Hof niet toe. Het onderhavige geschil is beperkt tot de vier aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de omslag ongebouwd voor het jaar 2004, welke aanslagen geen betrekking hebben op percelen water. Belanghebbendes grieven ter zake kunnen derhalve reeds hierom niet leiden tot een vermindering van de hem opgelegde aanslagen.

6. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van enige partij in de proceskosten.

7. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 3 november 2005 door mrs. J.P.A. Boersma, H.E. Kostense en J.T.M. Nijenhof, in tegenwoordigheid van mr. B. van Schaik als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.

Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie ingesteld worden bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.