Home

Centrale Raad van Beroep, 13-06-2012, BW8656, 11-592 VALYS

Centrale Raad van Beroep, 13-06-2012, BW8656, 11-592 VALYS

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
13 juni 2012
Datum publicatie
19 juni 2012
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2012:BW8656
Zaaknummer
11-592 VALYS

Inhoudsindicatie

Appellante, geboren in 1952, is rolstoelafhankelijk en vrijwel blind. Appellantes aanvraag om een voorziening in de vorm van een hoog persoonlijk kilometerbudget (hoog pkb) is afgewezen.

Raad: De in het Protocol neergelegde toekenningscriteria gaan de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten.

I.c. is niet aannemelijk geworden dat appellante op grond van objectieve medische en ergonomische redenen niet in staat zou zijn om al dan niet met begeleiding met de trein te reizen.

Het ontbreken van aangepaste sanitaire voorzieningen in treinen en op sommige stations maakt niet dat appellante is aangewezen op een hoog pkb, nu er volgens vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 31 maart 2006, LJN AV8198) van uitgegaan wordt dat op een substantieel aantal stations, die geografisch ook voldoende zijn gespreid, wel dergelijke sanitaire voorzieningen aanwezig zijn.

Ook de stelling van appellante dat er geen begeleiding beschikbaar is om met haar mee te reizen leidt niet tot een ander oordeel. In het licht van de beperkte strekking van het Protocol ligt het op de weg van de betrokkene zelf om te zorgen voor een begeleider.

(…) Ingevolge vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 21 oktober 2009, LJN BK1226) wordt er van uitgegaan dat, uitzonderlijke gevallen daargelaten, op een substantieel aantal stations, die geografisch ook voldoende zijn gespreid, assistentie door NSR mogelijk is. In voormelde uitspraak van 31 maart 2006 is gedoeld op gevallen waarin het dichtstbijzijnde station met de mogelijkheid van assistentieverlening door NSR op een grote afstand van de woon- of verblijfplaats van de betrokken gehandicapte is gelegen. In het onderhavige geval is wellicht sprake van een meer dan gemiddeld aantal kilometers in het natraject van appellante, maar daar staat tegenover dat appellante zelf op een relatief geringe afstand van een station met assistentieverlening door NSR woont. Daarnaast heeft de gemachtigde van Argonaut ter zitting onweersproken gesteld dat

uitgangen van Arriva-treinen gelijkvloers zijn met de perrons op de stations in Friesland zodat appellante in ieder geval samen met een begeleider in staat moet worden geacht zonder assistentieverlening de trein te kunnen verlaten.

Ten slotte is ook niet gebleken van andere omstandigheden die er toe leiden dat in het onderhavige geval sprake is van een zodanig bijzondere situatie dat zou moeten worden afgeweken van het Protocol..

Uitspraak

11/592 VALYS

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van

13 december 2010, 10/724 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

Argonaut Advies B.V. (Argonaut)

Datum uitspraak: 13 juni 2012

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S. Wiersma, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Argonaut heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben desgevraagd nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2012. Namens appellante is mr. Wiersma verschenen. Argonaut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Stové en S.J. Heemstra, arts.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1. Appellante, geboren in 1952, is rolstoelafhankelijk en vrijwel blind. Zij heeft op 25 november 2009 bij Argonaut een voorziening aangevraagd in de vorm van een hoog persoonlijk kilometerbudget (hoog pkb).

1.2. Naar aanleiding van de aanvraag heeft H. Dautzenberg, arts bij Argonaut, in zijn rapportage van 8 december 2009 geconcludeerd dat er weliswaar sprake is van chronisch toetsbare persoonsgebonden medische beperkingen, maar dat deze het reizen per trein niet onmogelijk maken. Er is geen sprake van chronisch toetsbare persoonsgebonden ergonomische beperkingen waardoor reizen met de trein onmogelijk is. Vervolgens heeft Argonaut de aanvraag bij besluit van 16 februari 2010 afgewezen.

1.3. Naar aanleiding van het tegen het besluit van 16 februari 2010 gemaakte bezwaar heeft A.C. Bosma-Fioole, verzekeringsarts, in een rapportage van 4 juni 2010 geconcludeerd dat er geen medische of ergonomische redenen zijn om van het eerdere oordeel af te wijken. Er is voorts geen sprake van een uitzonderlijke situatie die dwingt tot afwijking van de criteria zoals die in het Protocol inzake de afhandeling van indicatie aanvragen hoog persoonlijk kilometerbudget Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten, versie 1 oktober 2007, (Protocol) zijn neergelegd.

1.4. Bij besluit van 11 juni 2010 (bestreden besluit) heeft Argonaut het bezwaar onder verwijzing naar het advies van Bosma-Fioole ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. De in het Protocol neergelegde toekenningscriteria gaan de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaan. Het vervoerssysteem Valys met het daarbij behorende (standaard en hoog) pkb heeft, voor zover hier van belang, als uitgangspunt dat een gehandicapte die ook met assistentie door NS Reizigers (NSR) bij het - zonodig per rolstoel - binnengaan en verlaten van de trein, met gebruikmaking van de mogelijkheid om zelf een begeleider mee te nemen en met hulp van de Valyschauffeur bij het afzetten bij en het ophalen van een station, om chronische medische redenen in het geheel niet in staat is om met de trein te reizen, recht heeft op een hoog pkb ter vervanging van de reismogelijkheid per trein. Factoren als gebrek aan ervaring met het Valyssysteem of een uitgebreide vervoersbehoefte spelen op zich zelf in het beoordelingskader van het Protocol in beginsel geen rol.

4.2. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk geworden dat appellante op grond van objectieve medische en ergonomische redenen niet in staat zou zijn om al dan niet met begeleiding met de trein te reizen.

4.3. Het ontbreken van aangepaste sanitaire voorzieningen in treinen en op sommige stations maakt niet dat appellante is aangewezen op een hoog pkb, nu er volgens vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 31 maart 2006, LJN AV8198) van uitgegaan wordt dat op een substantieel aantal stations, die geografisch ook voldoende zijn gespreid, wel dergelijke sanitaire voorzieningen aanwezig zijn.

4.4. Ook de stelling van appellante dat er geen begeleiding beschikbaar is om met haar mee te reizen leidt niet tot een ander oordeel. In het licht van de beperkte strekking van het Protocol ligt het op de weg van de betrokkene zelf om te zorgen voor een begeleider.

4.5.1. Appellante heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 31 maart 2006 (LJN AV8198), aangevoerd dat met overeenkomstige toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht van het protocol moet worden afgeweken, omdat zij met de trein vooral reist naar haar familie en kennissen in Friesland. In Friesland zijn maar weinig stations met assistentieverlening, waardoor zij vaak een eerder of verder gelegen station zal moeten nemen. Daardoor is het budget van 750 kilometer ontoereikend.

4.5.2. Ingevolge vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 21 oktober 2009, LJN BK1226) wordt er van uitgegaan dat, uitzonderlijke gevallen daargelaten, op een substantieel aantal stations, die geografisch ook voldoende zijn gespreid, assistentie door NSR mogelijk is. In de uitspraak van 31 maart 2006 (LJN AV8198) is gedoeld op gevallen waarin het dichtstbijzijnde station met de mogelijkheid van assistentieverlening door NSR op een grote afstand van de woon- of verblijfplaats van de betrokken gehandicapte is gelegen. In het onderhavige geval is wellicht sprake van een meer dan gemiddeld aantal kilometers in het natraject van appellante, maar daar staat tegenover dat appellante zelf op een relatief geringe afstand van een station met assistentieverlening door NSR woont. Daarnaast heeft de gemachtigde van Argonaut ter zitting onweersproken gesteld dat uitgangen van Arriva-treinen gelijkvloers zijn met de perrons op de stations in Friesland zodat appellante in ieder geval samen met een begeleider in staat moet worden geacht zonder assistentieverlening de trein te kunnen verlaten. De onder 4.5.1 genoemde grond van appellante kan dan ook niet slagen.

4.6. Ten slotte is ook niet gebleken van andere omstandigheden die er toe leiden dat in het onderhavige geval sprake is van een zodanig bijzondere situatie dat zou moeten worden afgeweken van het Protocol.

4.7. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet en moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012.

(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.

(get.) M.R. Schuurman.

IJ