Home

Centrale Raad van Beroep, 14-12-2010, BO7293, 09-2763 WWB

Centrale Raad van Beroep, 14-12-2010, BO7293, 09-2763 WWB

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
14 december 2010
Datum publicatie
15 december 2010
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2010:BO7293
Zaaknummer
09-2763 WWB

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 17 juli 2008 heeft het College het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 april 2008 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat er geen belang meer bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van de bezwaren, aangezien bij besluit van 29 april 2008 het besluit van 15 april 2008 is ingetrokken.Het is vaste rechtspraak van de Raad dat van voldoende (proces)belang slechts sprake is indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Van de bestuursrechter kan in een geval waarin de uitkomst van het beroep niet in concreto tot een voor betrokkene gunstiger resultaat kan leiden, geen uitspraak worden gevraagd vanwege de principiële betekenis daarvan voor mogelijke toekomstige gevallen. . De Raad stelt voorop dat het belang van appellante bij het bezwaar tegen het besluit van 15 april 2008 niet kan zijn gelegen in een oordeel over de manier waarop het College heeft gereageerd op haar verzoeken om ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 10 van de WWB en over de manier waarop het College dergelijke ondersteuning heeft geboden. Het besluit van 15 april 2008 heeft immers uitsluitend betrekking op de opschorting van het recht op bijstand van appellante en ziet niet op de aanspraak van appellante op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van 17 juli 2008, waarin het bezwaar van appellante wegens het ontbreken van belang niet-ontvankelijk is verklaard, terecht ongegrond verklaard.

Uitspraak

09/2763 WWB

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),

tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 april 2009, 08/1462 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellante

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer (hierna: College)

Datum uitspraak: 14 december 2010

I. PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

Het College heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2010. Appellante is verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen K. Pinkster, werkzaam bij de gemeente Deventer.

II. OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. Appellante ontvangt bijstand naar de norm voor een alleenstaande, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB).

1.2. Bij besluit van 15 april 2008 heeft het College het recht op bijstand met ingang van 3 april 2008 opgeschort omdat appellante zonder opgave van redenen niet is verschenen op een afspraak op die datum.

1.3. Op 25 april 2008 heeft appellante een bezwaarschrift tegen het besluit van 15 april 2008 ingediend.

1.4. Bij besluit van 29 april 2008 heeft het College het besluit van 15 april 2008 ingetrokken.

1.5. Bij besluit van 17 juli 2008 heeft het College het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 april 2008 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat er geen belang meer bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van de bezwaren, aangezien bij besluit van 29 april 2008 het besluit van 15 april 2008 is ingetrokken.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat volgens vaste rechtspraak de bezwaarmaker geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn bezwaar tegen een inmiddels ingetrokken besluit. De wens van een betrokkene om in het kader van de bezwaarprocedure tegen het inmiddels ingetrokken besluit toch een oordeel over de inhoud van dat ingetrokken besluit te verkrijgen kan volgens deze rechtspraak geen reden zijn om nog een belang aanwezig te achten. Voorts heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen, op de grond dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht. Ten overvloede heeft de rechtbank appellante gewezen op de mogelijkheid om het College te verzoeken om een zelfstandig schadebesluit in verband met het ingetrokken en daarmee als onrechtmatig aan te merken besluit van 15 april 2008.

3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hierbij heeft appellante aangevoerd dat haar belang allereerst is gelegen in een oordeel van de bestuursrechter over de gang van zaken die tot het besluit van 15 april 2008 heeft geleid, waarbij de rechtbank zich ook had moeten uitspreken over de vraag of het College bij zijn besluitvorming de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden. Voorts is volgens appellante belang gelegen in een oordeel over de manier waarop het College heeft gereageerd op haar verzoeken om ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 10 van de WWB en over de manier waarop het College dergelijke ondersteuning heeft geboden. Ten slotte heeft appellante haar verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade herhaald.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1. Het is vaste rechtspraak van de Raad, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 juni 2009, LJN BJ0878, dat van voldoende (proces)belang slechts sprake is indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Van de bestuursrechter kan in een geval waarin de uitkomst van het beroep niet in concreto tot een voor betrokkene gunstiger resultaat kan leiden, geen uitspraak worden gevraagd vanwege de principiële betekenis daarvan voor mogelijke toekomstige gevallen.

4.2. De Raad stelt voorop dat het belang van appellante bij het bezwaar tegen het besluit van 15 april 2008 niet kan zijn gelegen in een oordeel over de manier waarop het College heeft gereageerd op haar verzoeken om ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 10 van de WWB en over de manier waarop het College dergelijke ondersteuning heeft geboden. Het besluit van 15 april 2008 heeft immers uitsluitend betrekking op de opschorting van het recht op bijstand van appellante en ziet niet op de aanspraak van appellante op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.

4.3. De Raad is voorts van oordeel dat het belang van appellante bij het bezwaar tegen het besluit van 15 april 2008 evenmin kan zijn gelegen in een oordeel over (de gestelde schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur bij de voorbereiding van) dat besluit. Bij besluit van 29 april 2008 heeft het College het besluit van 15 april 2008 immers ingetrokken. De uitkomst van het bezwaar kan niet leiden tot een voor appellante gunstiger resultaat.

4.4. Gelet op hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen is de Raad van oordeel dat de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 17 juli 2008, waarin het bezwaar van appellante wegens het ontbreken van belang niet-ontvankelijk is verklaard, terecht ongegrond heeft verklaard.

4.5. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Gelet hierop is voor een veroordeling tot schadevergoeding geen plaats. Het verzoek daartoe van appellante dient daarom te worden afgewezen.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak;

Wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2010.

(get.) J.J.A. Kooijman

(get.) J. de Jong.

BvW