Home

Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid

Geldig vanaf 4 oktober 2022
Geldig vanaf 4 oktober 2022

Mandaatbesluit Ministerie van Justitie en Veiligheid

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 04-10-2022]

Aanhef

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid;

Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon behorende aangelegenheden, met uitzondering van de bevoegdheid tot het nemen van besluiten die zijn neergelegd in een document, gericht tot:

  1. de Koning;

  2. de raad van ministers van het Koninkrijk, de ministerraad of een daaruit gevormde onderraad of commissie;

  3. een minister of staatssecretaris;

  4. een autoriteit in binnen- of buitenland, gelijk of hoger in rang dan een minister of staatssecretaris;

  5. de voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal of van een uit die Kamer gevormde commissie;

  6. de vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk of de vice-president van de Raad van State;

  7. de president van de Algemene Rekenkamer; of

  8. de Nationale ombudsman, indien de strekking daarvan is dat aan een aanbeveling van de Nationale ombudsman geen gevolg wordt gegeven.

Artikel 3

1.

De secretaris-generaal kan ondermandaat verlenen aan:

  1. de hoofden van de clusters, genoemd in artikel 2, tweede lid, van het Organisatiebesluit;

  2. de hoofden van de diensten en baten-lastenagentschappen, genoemd in de artikelen 2, derde lid, van het Organisatiebesluit;

  3. de hoofden van de dienstonderdelen, genoemd in artikel 4, tweede lid, van het Organisatiebesluit;

  4. andere bij het ministerie werkzame ambtenaren, voor zover zij niet ressorteren onder een van de hoofden bedoeld in de voorgaande leden.

2.

Het ondermandaat kan steeds één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven.

3.

In afwijking van het tweede lid kunnen de hoofden van de clusters, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdelen a en b van het Organisatiebesluit, het (onder)mandaat inzake besluiten en klachtenprocedures op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming, verzoeken op grond van de Wet open overheid, verzoeken op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie, klachten, subsidiebesluiten, beleidsregels en, met inachtneming van artikel 2, onderdeel h, Nationale ombudsmanprocedures doorgeven aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken. Het ondermandaat kan steeds één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven.

4.

In afwijking van het tweede lid kunnen de hoofden van de clusters, genoemd in artikel 2, tweede lid, van het Organisatiebesluit, hun (onder)mandaat inzake de aangelegenheden, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van het Organisatiebesluit, doorgeven aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken. Het ondermandaat kan steeds één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven.

5.

In afwijking van het tweede lid kan (onder)mandaat verder dan één hiërarchisch niveau doorgeven worden door:

  1. de secretaris-generaal alsmede de hoofden van de clusters, genoemd in artikel 2, tweede lid, van het Organisatiebesluit, en de hoofden van de diensten en baten-lastenagentschappen, genoemd in artikel 2, derde lid, van het Organisatiebesluit, en de door deze aan te wijzen hoofden van andere dienstonderdelen voor zover het betreft het nemen van besluiten inzake financieel beheer en het nemen van rechtspositionele besluiten ten aanzien van onder hen ressorterende ambtenaren;

  2. de secretaris-generaal alsmede het hoofd van het cluster, genoemd in artikel 2, tweede lid, onderdeel f, van het Organisatiebesluit, het hoofd van de dienst, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel a, onder 1°, van het Organisatiebesluit, en het hoofd van het baten-lastenagentschap, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdeel b, onder 4°, van het Organisatiebesluit, en de door deze aan te wijzen hoofden van andere dienstonderdelen voor zover het betreft het nemen van besluiten op het terrein van de vreemdelingenwetgeving en van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

6.

In afwijking van het tweede lid kan het hoofd van de dienst als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, onder 4, van het Organisatiebesluit zijn ondermandaat inzake de aangelegenheden, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van het Organisatiebesluit, doorgeven aan de directeur Wetgeving en Juridische Zaken. Het ondermandaat kan steeds één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12