Home

Besluit risico's zware ongevallen 2015

Geldig van 8 juli 2015 tot 1 januari 2024
Geldig van 8 juli 2015 tot 1 januari 2024

Besluit risico's zware ongevallen 2015

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 08-07-2015 tot 01-01-2024]
[Regeling ingetrokken per 01-01-2024]

Aanhef

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 17 februari 2015, nr. IenM/BSK-2015/16340, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PbEU 2012, L 197) en op de artikelen 8.40, 8.41, 8.42, 19.3, eerste lid, en 21.8 van de Wet milieubeheer, de artikelen 2.8 en 2.22, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 6, eerste lid, 7, eerste lid, 16, eerste, zevende, achtste en tiende lid, 27, vijfde lid, 28a, eerste en zevende lid, 33, tweede en derde lid, en 34, vierde, vijfde, zesde, zevende en negende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet en de artikelen 31, vierde lid, 48, zesde lid, 49, eerste lid, en 61, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 mei 2015, nr. W14.15.0034/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 23 juni 2015, nr. IenM/BSK-2015/114865, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Veiligheid en Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Begripsbepaling en werkingssfeer

Artikel 1

1.

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aanwezigheid van gevaarlijke stoffen: werkelijke of verwachte aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in de inrichting of van gevaarlijke stoffen waarvan redelijkerwijs kan worden voorzien dat deze kunnen ontstaan bij verlies van controle over de processen, met inbegrip van opslagactiviteiten, in installaties binnen de inrichting, in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de drempelwaarden, genoemd in deel 1 of deel 2 van bijlage I bij de richtlijn;

  • andere inrichting:

    1. inrichting waarop op 31 mei 2015 het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 niet van toepassing was en waarop dit besluit op of na de dag van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing is; of

    2. lagedrempelinrichting die op of na de dag van inwerkingtreding van dit besluit een hogedrempelinrichting wordt of omgekeerd,

    om redenen anders dan door wijzigingen van installaties of activiteiten die leiden tot een wijziging van de lijst van de gevaarlijke stoffen;

  • bestaande inrichting: inrichting waarop op 31 mei 2015 het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 van toepassing was en waarop dit besluit op de dag van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing is, zonder dat een wijziging van de indeling als lagedrempelinrichting of hogedrempelinrichting heeft plaatsgevonden;

  • bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • delfstoffen: stoffen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Mijnbouwwet;

  • exploitant: degene die de inrichting drijft;

  • gevaarlijke stof: onder deel 1 van bijlage I bij de richtlijn vallende of in deel 2 van bijlage I bij de richtlijn opgenomen stof of mengsel;

  • hogedrempelinrichting: inrichting waar gevaarlijke stoffen in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheden, genoemd in de kolom 3 van deel 1 of kolom 3 van deel 2 van bijlage I bij de richtlijn, aanwezig zijn of mogen zijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, bedoeld in aantekening 4 bij bijlage I bij de richtlijn;

  • inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zijnde een lagedrempelinrichting of een hogedrempelinrichting;

  • installatie: technische eenheid binnen een inrichting waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, gebruikt, verwerkt of opgeslagen;

  • intern noodplan: plan als bedoeld in artikel 11, eerste lid;

  • lagedrempelinrichting: inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn of mogen zijn in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de hoeveelheden, genoemd in kolom 2 van deel 1 of kolom 2 van deel 2 van bijlage I bij de richtlijn, die evenwel niet gelijk zijn aan of niet groter zijn dan de hoeveelheden, genoemd in kolom 3 van deel 1 of in kolom 3 van deel 2 van bijlage I bij de richtlijn, in voorkomend geval gebruikmakend van de sommatieregel, bedoeld in aantekening 4 bij bijlage I bij de richtlijn;

  • lijst van de gevaarlijke stoffen: lijst als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel f;

  • nieuwe inrichting:

    1. inrichting die in bedrijf wordt gesteld of wordt gebouwd op of na de dag van inwerkingtreding van dit besluit;

    2. inrichting waarop op 31 mei 2015 het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 niet van toepassing was en waarop dit besluit op of na de dag van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing is door wijzigingen van installaties of activiteiten die leiden tot een wijziging van de lijst van de gevaarlijke stoffen; of

    3. lagedrempelinrichting die op of na de dag van inwerkingtreding van dit besluit een hogedrempelinrichting wordt of omgekeerd, door wijzigingen van installaties of activiteiten die leiden tot een wijziging van de lijst van de gevaarlijke stoffen;

  • omgevingsvergunning: omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • opslag: aanwezigheid van een hoeveelheid gevaarlijke stoffen voor opslag, veilige bewaring of voorraadbewaring;

  • preventiebeleid voor zware ongevallen: preventiebeleid als bedoeld in artikel 7, eerste en tweede lid;

  • rampbestrijdingsplan: plan als bedoeld in artikel 6.1.1. van het Besluit veiligheidsregio's;

  • richtlijn: Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PbEU 2012, L 197);

  • toezichthouder: door het bevoegd gezag daartoe aangewezen personen, de toezichthouder, bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel d, van de Arbeidsomstandighedenwet, of de op basis van artikel 61, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s aangewezen personen;

  • veiligheidsbeheerssysteem: beheerssysteem als bedoeld in artikel 7, zesde lid;

  • veiligheidsrapport: rapport als bedoeld in artikel 10, eerste tot en met derde lid;

  • zwaar ongeval: gebeurtenis als gevolg van ongecontroleerde ontwikkelingen tijdens de bedrijfsuitoefening in een inrichting, waardoor onmiddellijk of na verloop van tijd ernstig gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu binnen of buiten de inrichting ontstaat en waarbij één of meer gevaarlijke stoffen betrokken zijn.

2.

Een wijziging van bijlagen I tot en met IV bij de richtlijn gaat voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 2

1.

Dit besluit is niet van toepassing op:

  1. militaire inrichtingen, installaties of opslagplaatsen;

  2. vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor, over binnenwateren, over zee of door de lucht en rechtstreeks aan dit vervoer gerelateerde tijdelijke opslag, tenzij de activiteiten onderdeel zijn van een inrichting;

  3. vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen als bedoeld in artikel 12.11, eerste lid, onderdeel d, van de Wet milieubeheer, tenzij de buisleidingen onderdeel zijn van een inrichting;

  4. exploitatie, zijnde de exploratie, winning en verwerking, van delfstoffen in mijnen, groeven of met behulp van boorgaten;

  5. offshore exploratie en exploitatie van delfstoffen;

  6. offshore ondergrondse gasopslag, waaronder in ieder geval specifieke opslaglocaties en locaties waar eveneens aan exploratie en exploitatie van delfstoffen wordt gedaan;

  7. stortplaatsen voor afval, waaronder ondergrondse opslag van afval.

2.

In afwijking van het eerste lid, onderdelen d en g, is dit besluit van toepassing op:

  1. onshore ondergrondse gasopslag in natuurlijke aardlagen, waterhoudende grondlagen, zoutholtes en niet meer gebruikte mijnen; en

  2. chemische en thermische verwerkingsactiviteiten en opslag die samenhangt met die activiteiten, waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, alsook operationele voorzieningen voor het zich ontdoen van residuen, waaronder residuvijvers of residubekkens, die gevaarlijke stoffen bevatten.

Artikel 3

Artikel 4

Paragraaf 2. Algemene bepalingen

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Paragraaf 3. Hogedrempelinrichtingen

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Paragraaf 4. Toezicht

Artikel 13

Artikel 14

Paragraaf 5. Openbaarheid van milieu-informatie

Artikel 15

Paragraaf 6. Sanctionering

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Paragraaf 7. Overige bepalingen

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 26

Paragraaf 8. Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31