Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren
Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren
Opschrift
Aanhef
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, alsmede de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gehoord de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en mede namens de Minister van Economische Zaken;
Gelet op de artikelen 2.6, eerste lid, 4.1, derde lid, 4.2, zevende lid, 5.1, eerste lid, en 5.2, eerste en tweede lid, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector; de artikelen 5:14 en 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht; artikel 3, tweede lid, onder g, van de Wet op het onderwijstoezicht; de artikelen 2 en 4 van de Experimentenwet onderwijs en artikel 6.4, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;
Besluit:
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
besluit: Uitvoeringsbesluit WNT;
bezoldiging: de bezoldiging in de zin van artikel 1.1, onderdeel e, van de wet;
topfunctionarissen in het beroepsonderwijs en educatie: de topfunctionarissen van de instellingen onder de nummers 13 tot en met 16, genoemd in bijlage 1 van de wet onder het opschrift ‘Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’ en de nummers 1 en 2 onder het opschrift ‘Ministerie van Economische Zaken’;
topfunctionarissen in het onderwijs: de topfunctionarissen van de instellingen onder de nummers 1 tot en met 9 en 13 tot en met 17, genoemd in bijlage 1 van de wet onder het opschrift ‘Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’ respectievelijk de nummers 1 tot en met 3 onder het opschrift ‘Ministerie van Economische Zaken’;
topfunctionarissen in het primair onderwijs: de topfunctionarissen van de instellingen onder de nummers 1, 2 en 4 tot en met 6, genoemd in bijlage 1 van de wet onder het opschrift ‘Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’;
topfunctionarissen in het voortgezet onderwijs: de topfunctionarissen van de instellingen onder de nummers 7 en 9, genoemd in bijlage 1 van de wet onder het opschrift ‘Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’;
topfunctionarissen in het wetenschappelijk onderwijs: de topfunctionarissen van de instellingen onder nummer 17, genoemd in bijlage 1 van de wet onder het opschrift ‘Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’, en nummer 3 onder het opschrift ‘Ministerie van Economische Zaken’ met uitzondering van de instellingen, genoemd in de onderdelen c en g van de bijlage behorende bij artikel 1.8, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
topfunctionarissen van de cultuurfondsen: de topfunctionarissen van een rechtspersoon, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onder a, van de wet, voor zover het betreft een fonds als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;
topfunctionarissen van hogescholen: de topfunctionarissen van de instellingen onder nummer 17, genoemd in bijlage 1 van de wet onder het opschrift ‘Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’, en nummer 3 onder het opschrift ‘Ministerie van Economische Zaken’ met uitzondering van de instellingen, genoemd in de onderdelen a, b, h en i van de bijlage behorende bij artikel 1.8, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
wet: Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.