Home

Wet inrichting landelijk gebied

Geldig van 1 januari 2019 tot 1 januari 2024
Geldig van 1 januari 2019 tot 1 januari 2024

Wet inrichting landelijk gebied

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2019 tot 01-01-2024]
[Regeling ingetrokken per 01-01-2024]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen over de verdeling van bevoegdheden tussen Rijk en provincies bij de vaststelling, financiering en uitvoering van het gebiedsgerichte beleid en dat om in het kader van dat beleid te komen tot een doelmatiger toepassing van het instrument van de landinrichting de bepalingen van de Landinrichtingswet zodanig ingrijpend moeten worden herzien dat het wenselijk is hiervoor een geheel nieuwe wettelijke regeling vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

1.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • blok: geheel van in een herverkaveling begrepen onroerende zaken;

  • Dienst landelijk gebied: Dienst landelijk gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • eigenaar: degene die eigenaar is van een tot het blok behorende onroerende zaak en degene aan wie een recht van opstal, erfpacht, beklemming, vruchtgebruik, gebruik of bewoning toebehoort waaraan een in het blok begrepen onroerende zaak is onderworpen;

  • herverkaveling: samenvoeging, verkaveling en verdeling van onroerende zaken met toepassing van hoofdstuk 8, titel 3;

  • landinrichting: maatregelen en voorzieningen gericht op de inrichting van het landelijke gebied met gebruikmaking van de bevoegdheden en instrumenten, bedoeld in de hoofdstukken 4 tot en met 9;

  • rechthebbende:

    1. 1°.

      eigenaar en degene aan wie een niet onder de omschrijving van eigenaar benoemd beperkt recht toebehoort waaraan een tot het blok behorende onroerende zaak is onderworpen,

    2. 2°.

      de huurder van zulk een zaak, of

    3. 3°.

      degene aan wie met betrekking tot zulk een zaak een recht als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek toebehoort;

  • openbare registers: openbare registers als bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

  • Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

2.

Voor zover niet anders bepaald, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:

  • gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie waarin het in te richten gebied geheel of grotendeels is gelegen;

  • provincie: provincie waarin het in te richten gebied geheel of grotendeels is gelegen.

Artikel 2

1.

Gedeputeerde staten kunnen de op grond van de hoofdstukken 4 tot en met 8 van deze wet aan hen toekomende bevoegdheden delegeren aan een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 81, eerste lid, van de Provinciewet, of aan een ander orgaan.

2.

De Dienst landelijk gebied staat desgevraagd gedeputeerde staten en andere openbare lichamen bij:

  1. in de uitoefening van de bij of krachtens deze of enige andere wet aan hen toegekende en op landinrichting betrekking hebbende bevoegdheden, en

  2. in de uitvoering van ander beleid gericht op de verbetering van de kwaliteit van het landelijke gebied, voor zover het betreft inrichting, gebruik en beheer van daarvoor specifiek in aanmerking komende delen van het landelijke gebied.

Bijstand wordt uitsluitend verleend na instemming van Onze Minister. Onze Minister kan aan zijn instemming voorwaarden en beperkingen verbinden.

3.

Het bestuur van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers besluit na overleg met gedeputeerde staten, onderscheidenlijk het bestuur van het openbaar lichaam omtrent de door de dienst te leveren bijstand bij de uitoefening van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde bevoegdheden en de uitvoering van het in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde beleid.

Hoofdstuk 2. [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 3 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 4 [Vervallen per 01-01-2014]

Hoofdstuk 3. [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 5 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 6 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 7 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 8 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 9 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 10 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 11 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 12 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 13 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 14 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 15 [Vervallen per 01-01-2014]

Hoofdstuk 4. Landinrichting – algemene bepalingen

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19 [Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 20

Artikel 21 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 22

Artikel 23

Hoofdstuk 5. Landinrichting in verband met infrastructurele voorzieningen

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 26

Hoofdstuk 6. Regeling van eigendom, beheer en onderhoud van voorzieningen van openbaar nut

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 34

Hoofdstuk 7. Algemene voorzieningen in het belang van de uitvoering van landinrichting

Artikel 35

Hoofdstuk 8. De uitvoering van een inrichtingsplan

Titel 1. Inleidende bepalingen

Artikel 36

Artikel 37

Titel 2. Uitvoering van werken

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 40

Artikel 41

Titel 3. Herverkaveling

Afdeling 1. Algemeen

Artikel 42
Artikel 43

Afdeling 2. Wijziging blokgrenzen

Artikel 44

Afdeling 3. Tijdelijk gebruik

Artikel 45
Artikel 46

Afdeling 4. Het ruilplan en de lijst der geldelijke regelingen

Paragraaf 1. Algemeen
Artikel 47
Artikel 48
Paragraaf 2. De lijst van rechthebbenden
Artikel 49
Artikel 50
Paragraaf 3. Het plan van toedeling
Artikel 51
Artikel 52
Artikel 53
Artikel 54
Artikel 55
Artikel 56
Artikel 57
Artikel 58
Artikel 59
Artikel 60
Paragraaf 4. De lijst der geldelijke regelingen
Artikel 61
Artikel 62
Paragraaf 5. Nadere regels omtrent het ruilplan en de lijst der geldelijke regelingen
Artikel 63
Paragraaf 6. De procedure voor de vaststelling van het ruilplan
Artikel 64
Artikel 65
Artikel 66
Paragraaf 7. De procedure voor de vaststelling van de lijst der geldelijke regelingen
Artikel 67
Artikel 68
Paragraaf 8. Bijzondere bepalingen over beroep en hoger beroep
Artikel 69
Artikel 70
Artikel 71
Artikel 72
Paragraaf 9. Overige bepalingen
Artikel 73
Artikel 74

Afdeling 5. De gevolgen van het ruilplan voor de pachtverhoudingen

Artikel 75
Artikel 76
Artikel 77
Artikel 78
Artikel 79
Artikel 80

Afdeling 6. De ruilakte

Artikel 81
Artikel 82

Afdeling 7. Gelijktijdige terinzagelegging van het ruilplan en de lijst der geldelijke regelingen

Artikel 83
Artikel 84

Hoofdstuk 9. Ruilverkaveling bij overeenkomst

Artikel 85

Artikel 86

Artikel 87

Artikel 88

Hoofdstuk 10. De kosten van landinrichting

Artikel 89

Artikel 90

Artikel 91

Hoofdstuk 11. Toezicht

Artikel 92

Hoofdstuk 12. Overgangs- en slotbepalingen

Paragraaf 1. Overgang verplichtingen Rijk

Artikel 93

Paragraaf 2. Afwikkeling investeringsbudget landelijk gebied

Artikel 93a

Artikel 93b

Artikel 93c

Artikel 93d

Artikel 93e

Artikel 93f

Artikel 93g

Artikel 93h

Paragraaf 3. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 94

Artikel 95

Artikel 96 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 97

Artikel 98

Artikel 99 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 100 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 101 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 102 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 103 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 104 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 105 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 106 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 107 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 108 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 109 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 110 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 111

Artikel 111a

Artikel 111b

Artikel 112 [Vervallen per 01-01-2014]

Artikel 113

Artikel 114