Wet op de bijzondere opsporingsdiensten
Wet op de bijzondere opsporingsdiensten
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in een afzonderlijke wet regels te stellen voor de bijzondere opsporingsdiensten, in verband met de samenhang van de rechtshandhaving en de democratische controle en ter verbetering van de handhaving van de ordeningswetgeving, alsmede de instelling van het functioneel parket;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Algemeen
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
bijzondere opsporingsdienst: een van de diensten, bedoeld in artikel 2;
opsporingsambtenaar: een ambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst die is aangewezen voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 3;
Onze betrokken Minister: Onze minister onder wie een bijzondere opsporingsdienst ressorteert.
Artikel 2
Er zijn vier bijzondere opsporingsdiensten, te weten:
een bijzondere opsporingsdienst, ressorterend onder Onze Minister van Financiën;
een bijzondere opsporingsdienst, ressorterend onder Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;
een bijzondere opsporingsdienst, ressorterend onder Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
een bijzondere opsporingsdienst, ressorterend onder Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.