Home

Wet op de zorgtoeslag

Geldig van 1 januari 2023 tot 1 januari 2024
Geldig van 1 januari 2023 tot 1 januari 2024

Wet op de zorgtoeslag

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat personen voor wie de premie voor een zorgverzekering in verhouding tot hun inkomen een te zware last vormt, een financiële tegemoetkoming kunnen krijgen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

1.

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders is geregeld, verstaan onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  2. zorgverzekering: de schadeverzekering, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Zorgverzekeringswet;

  3. verzekerde: de persoon, bedoeld in artikel 1, onder f, of in artikel 69 van de Zorgverzekeringswet, vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin hij achttien jaar wordt, met uitzondering van de verzekerde, bedoeld in artikel 24, eerste of tweede lid, van die wet;

  4. premie: een premie als bedoeld in afdeling 3.3.1 van de Zorgverzekeringswet;

  5. zorgtoeslag: een tegemoetkoming in een premie dan wel in een bestuursrechtelijke premie als bedoeld in artikel 18d of 18e van de Zorgverzekeringswet en in het verplicht eigen risico, bedoeld in artikel 19 van de Zorgverzekeringswet;

  6. drempelinkomen: 108% van het twaalfvoud van het voor de maand januari van het berekeningsjaar geldende in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag per maand;

  7. de standaardpremie: het op grond van artikel 4 vastgestelde bedrag;

  8. de normpremie: de aan de hand van het drempelinkomen en het toetsingsinkomen van de verzekerde berekende premie voor een zorgverzekering in het berekeningsjaar.

2.

De hoogte van de zorgtoeslag is afhankelijk van de draagkracht op basis van het inkomen en het vermogen.

Artikel 2

1.

Indien de normpremie voor een verzekerde in het berekeningsjaar minder bedraagt dan de standaardpremie in dat jaar, heeft de verzekerde aanspraak op een zorgtoeslag ter grootte van dat verschil. Voor een verzekerde met een partner wordt daarbij tweemaal de standaardpremie in aanmerking genomen; in dat geval worden de verzekerde en zijn partner voor de toepassing van deze wet geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben.

2.

De normpremie bedraagt een percentage van het drempelinkomen in het berekeningsjaar, vermeerderd met een percentage van het toetsingsinkomen van de verzekerde in dat jaar voorzover dat toetsingsinkomen het drempelinkomen te boven gaat. Voor een verzekerde met een partner wordt daarbij het gezamenlijke toetsingsinkomen in aanmerking genomen.

3.

De percentages worden voor verzekerden met een partner vastgesteld op 2,378% van het drempelinkomen, vermeerderd met 13,640% van het toetsingsinkomen voor zover dat boven het drempelinkomen uitgaat en voor een verzekerde zonder partner op 0,123% van het drempelinkomen, vermeerderd met 13,640% van het toetsingsinkomen voor zover dat boven het drempelinkomen uitgaat. Deze percentages kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd.

4.

In afwijking van het eerste lid bedraagt de aanspraak op een zorgtoeslag voor een verzekerde met een partner die geen verzekerde is, vijftig procent van het op grond van het eerste lid berekende bedrag.

5.

De aanspraak op een zorgtoeslag wordt voor iedere kalendermaand afzonderlijk bepaald.

6.

Bij regeling van Onze Minister kunnen omtrent het bepaalde in het vijfde lid nadere regels worden gesteld.

7.

De voordracht voor een krachtens het derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 2a

1.

In afwijking van artikel 7, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, bestaat geen aanspraak op een zorgtoeslag indien de rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de verzekerde aan het begin van het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 127.582 of, indien de verzekerde het gehele berekeningsjaar dezelfde partner heeft, de gezamenlijke rendementsgrondslag, bedoeld in artikel 5.3, van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de verzekerde en zijn partner aan het begin van het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 161.329. Bij de bepaling van de rendementsgrondslag, bedoeld in de vorige zin, wordt geen rekening gehouden met de vrijstelling, bedoeld in artikel 5.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

2.

Bij het begin van het kalenderjaar worden de bedragen, bedoeld in het eerste lid, bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

3.

Indien er aanleiding is om de bedragen, bedoeld in het eerste lid, te verhogen op een andere wijze dan op grond van het tweede lid, worden de bedragen vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.

4.

De overeenkomstig het tweede en derde lid aangepaste bedragen treden in de plaats van de bedragen, genoemd in het eerste lid.

5.

Indien een verhoging als bedoeld in het derde lid wordt toegepast, vindt deze verhoging plaats nadat het tweede lid toepassing heeft gevonden.

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8