Deze regeling vindt mede haar grondslag in de Wet ruimtelijke ordening.
Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving
Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving
Opschrift
Aanhef
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Handelende, voor zover nodig in overeenstemming met de Ministers van Defensie, van Economische Zaken, van Financiën, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Verkeer en Waterstaat en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op de Experimentenwet stad en milieu, de Huisvestingswet, de Huursubsidiewet, de Onteigeningswet, de Waterleidingwet, de Wet bescherming Antarctica, de Wet bevordering eigenwoningbezit, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet milieubeheer, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet op de lijkbezorging, de Wet op de openluchtrecreatie, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, de Wet stedelijke vernieuwing, de Woningwet en artikel 30, eerste lid, van de verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschappen (PbEG L 30), voor zover nodig juncto artikel 18.4, eerste en vierde lid, van de Wet milieubeheer;
Besluit:
Artikel 1
Artikel 2
De directeuren-inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM worden aangewezen als de ambtenaar, bedoeld in:
Artikel 3
De inspecteur-generaal, de hoofddirecteur Uitvoering en de directeuren-inspecteur van het Inspectoraat-Generaal VROM en de door hen daartoe aangewezen, onder hun bevelen werkzame ambtenaren worden aangewezen als ambtenaren ten aanzien van wie, in geval van levering van leidingwater door een collectieve watervoorziening of een collectief leidingnet, het ten aanzien van de inspecteur in de artikelen 5, eerste en tweede lid, 6, 7, 8 en 14 van de Waterleidingwet bepaalde van toepassing is, met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 12.