Home

Mandaatregeling Korps landelijke politiediensten 2003

Geldig van 15 april 2004 tot 16 maart 2008
Geldig van 15 april 2004 tot 16 maart 2008

Mandaatregeling Korps landelijke politiediensten 2003

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 15-04-2004 tot 16-03-2008]
[Regeling ingetrokken per 16-03-2008]

Aanhef

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  1. korpschef: de korpschef van het Korps landelijke politiediensten;

  2. directeur: de directeur Politie (tevens plaatsvervangende korpschef), de directeur Recherche en de directeur Bedrijfsvoering;

  3. diensthoofd: het hoofd van de dienst Recherche Onderzoeken, dienst Specialistische Recherche Toepassingen, dienst Internationale Netwerken, dienst Nationale Recherche Informatie, dienst Verkeerspolitie, dienst Waterpolitie, dienst Spoorwegpolitie, dienst Luchtvaartpolitie, dienst Operationele Ondersteuning en Coördinatie, dienst Levende Have Politie, dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging, de dienst Logistiek en de dienst Nationale Recherche;

  4. concerndiensthoofd: het hoofd van de concerndienst Personeel & Organisatie, de concerndienst Financiële Economische Zaken, de concerndienst Informatisering en de concerndienst Facilitair Bedrijf;

  5. hoofd stafafdeling: het hoofd van het bureau Korpsleiding, het bureau Concern Control, het bureau Communicatie en het bureau Veiligheid en Integriteit.

Artikel 2

1.

De korpschef is bevoegd tot het in naam van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitoefenen van het beheer van het Korps landelijke politiediensten, bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Politiewet 1993, alsmede van de taken en bevoegdheden ten aanzien van de verwerkingen van persoonsgegevens alsmede de politieregisters bij het Korps landelijke politiediensten, met uitzondering van hetgeen is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.

2.

De in het eerste lid bedoelde bevoegdheden met betrekking tot het beheer kunnen niet worden uitgeoefend ten aanzien van de korpschef, de directeuren, de diensthoofden, de concerndiensthoofden en de hoofden van de stafafdelingen.

3.

De korpschef kan ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden ondermandaat verlenen aan ambtenaren behorend tot het Korps landelijke politiediensten. Dit ondermandaat wordt schriftelijk verleend en aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter kennis gebracht.

Artikel 3

1.

Met uitzondering van civiele procedures, anders dan de verzoekschriftprocedures die voortvloeien uit de Wet politieregisters, is de korpschef bevoegd de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in rechte te vertegenwoordigen ten aanzien van besluiten die betrekking hebben op het Korps landelijke politiediensten.

2.

De korpschef kan ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid machtiging verlenen aan ambtenaren behorend tot het Korps landelijke politiediensten.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Bijlage inhoudende een lijst van bevoegdheden die niet zijn gemandateerd als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Mandaatregeling Korps landelijke politiediensten .