Home

Kaderwet militaire pensioenen

Geldig vanaf 1 januari 2020
Geldig vanaf 1 januari 2020

Kaderwet militaire pensioenen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2020]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het militaire pensioenstelsel te vereenvoudigen en vernieuwen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Defensie;

  2. beroepsmilitair: militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Wet ambtenaren defensie, voor zover hij behoort tot degenen die zijn aangesteld bij het beroepspersoneel of daarmee gelijk zijn gesteld;

  3. dienstplichtige: dienstplichtige in de zin van de Kaderwet dienstplicht;

  4. reservist: militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Wet ambtenaren defensie, voor zover behorende tot het reserve-personeel;

  5. fonds: Stichting Pensioenfonds ABP;

  6. bestuur: bestuur van het fonds;

  7. pensioenreglement: pensioenreglement van het fonds.

Artikel 2. Het stelsel

1.

De aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen en de daarmee samenhangende verplichtingen van de beroepsmilitair, de gewezen beroepsmilitair en hun nagelaten betrekkingen worden, met inachtneming van de bij of op grond van deze wet vastgestelde afwijkingen en aanvullingen, neergelegd in de overeenkomst naar burgerlijk recht, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP.

2.

De in het eerste lid bedoelde nadere overeenkomst strekt zich mede uit tot de aanspraken op militair ouderdoms- en nabestaandenpensioen die voor het sluiten daarvan zijn opgebouwd.

3.

De door het eerste en tweede lid beheerste pensioenaanspraken worden vastgelegd in het pensioenreglement. Aanspraken op militair pensioen worden rechtstreeks aan dat reglement ontleend.

4.

Prepensioneringsaanspraken vanaf 60 jaar zullen worden neergelegd in een overeenkomst naar burgerlijk recht.

5.

Aanvullende aanspraken op militair pensioen bij arbeidsongeschiktheid, invaliditeit of overlijden van de beroepsmilitair, de pensioenaanspraken voor de dienstplichtige of reservist en hun nagelaten betrekkingen, alsmede de grondslag voor het verstrekken van de met die invaliditeit samenhangende bijzondere leef- en werkvoorzieningen, worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.

6.

De noodzakelijke nadere regels ter uitvoering van de in het vijfde lid bedoelde algemene maatregelen van bestuur worden vastgesteld door Onze Minister.

Artikel 3. Lopende pensioenen en uitzichten

1.

De wetten en regelingen waaraan de militairen en hun nagelaten betrekkingen op de datum van inwerkingtreding van deze wet een aanspraak op pensioen kunnen ontlenen, worden met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen datum, die voor de verschillende wetten of regelingen of groepen van rechthebbenden binnen die wetten of regelingen een andere kan zijn en niet kan liggen voor de datum waarop in de vervangende aanspraken is voorzien, buiten werking gesteld of ingetrokken.

2.

Voor zover en zolang de aanspraken ingevolge de in het eerste lid bedoelde wetten en regelingen nog niet door de toepassing van dat lid zijn vervallen, ontleent een betrokkene geen aanspraken aan het pensioenreglement of de in artikel 2, vijfde lid, bedoelde algemene maatregelen van bestuur.

3.

Zodra aanspraken ingevolge de in het eerste lid bedoelde wetten en regelingen door de toepassing van dat lid zijn vervallen, zet Onze Minister deze onmiddellijk om in aanspraken of uitzichten op grond van het pensioenreglement dan wel – zo nodig in aanvullende zin – op grond van de in artikel 2, vijfde lid, bedoelde algemene maatregelen van bestuur. De te volgen methode van omzetting garandeert individuele gelijkwaardigheid van uitzichten op pensioen en, voor het totaal van de aan dezelfde dienstverhouding te ontlenen nieuwe aanspraken, nominale gelijkheid van de op het omzettingsmoment al ingegane pensioenen. Het omzettingsproces laat de voorgeschreven periodieke betaling van de pensioenen onverlet.

4.

Waar het een omzetting naar het pensioenreglement betreft, worden in elk geval de verschillen in pensioenniveau in acht genomen die krachtens de in te trekken regels tussen gehuwden en ongehuwden of daarmee gelijk te stellen rechthebbenden konden bestaan. Andere persoonlijke omstandigheden die ingevolge die vroegere regels het pensioenbedrag zouden kunnen beïnvloeden werken bij een omzetting naar het pensioenreglement door naar de situatie op een voor alle uitzichten en rechten geldende vaste peildatum. Tenzij dat uitdrukkelijk anders wordt bepaald heeft een wijziging van de laatstbedoelde omstandigheden na die peildatum geen invloed op de na omzetting gevonden nieuwe pensioenbedragen. Onze Minister legt de te hanteren werkwijze vast in een nadere regeling.

5.

Van de in het derde lid bedoelde omzettingen ontvangt de belanghebbende zo spoedig mogelijk een overzicht van Onze Minister. Dat overzicht geeft een beeld van de oude en de nieuwe pensioensituatie op het omzettingsmoment of, voor zover van toepassing, op de in het vierde lid bedoelde peildatum.

Artikel 4. Financiering/uitvoering

Artikel 5. Eigen bijdrage

Artikel 6. Pensioenwet

Artikel 7. Intrekking bestaande wetgeving

Artikel 8. Nadere pensioenovereenkomst

Artikel 9. Inwerkingtreding

Artikel 10. Citeertitel