Home

Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet en Wet telecommunicatievoorzieningen BES

Geldig vanaf 13 mei 2022
Geldig vanaf 13 mei 2022

Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet en Wet telecommunicatievoorzieningen BES

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 13-05-2022]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 18 november 1998, nr. HDTP/98/3612/CG, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;

Gelet op hoofdstuk 3 en de artikelen 16.1, eerste, vierde en vijfde lid, en 20.17 van de Telecommunicatiewet, alsmede op artikel 13a, vierde lid, van de Postwet;

De Raad van State gehoord (advies van 29 januari 1999, no.W09.98.0533);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 8 maart 1999, nr. DGTP/99/233/CG, Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

1.

De vergoeding dient ter dekking van de kosten van de werkzaamheden of diensten die ingevolge het bepaalde bij of krachtens de wet of de Wtv BES door Onze Minister worden verricht.

2.

De vergoeding bestaat uit:

  1. een bedrag dat verband houdt met de eenmalig gemaakte uitvoeringskosten van het verrichten van werkzaamheden of diensten in het kader van de aan Onze Minister bij of krachtens de wet of de Wtv BES opgedragen taak; of

  2. een bedrag dat verband houdt met de kosten, anders dan die genoemd onder a, van het verrichten van werkzaamheden of diensten in het kader van de aan Onze Minister bij of krachtens de wet of de Wtv BES opgedragen taak; of

  3. een jaarlijkse bijdrage als bedoeld in artikel 16.1, derde of vierde lid, van de wet.

3.

De bedragen, bedoeld in het tweede lid, worden voor de duur van een jaar of voor onbepaalde tijd vastgesteld.

4.

Het bedrag en de jaarlijkse bijdrage, bedoeld in het tweede lid, onder b en c, zijn jaarlijks verschuldigd en worden jaarlijks in rekening gebracht.

Artikel 3

1.

Ter zake van de kosten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, gelden als uitgangspunten dat:

  1. de directe kosten rechtstreeks worden toegerekend aan categorieën van gelijksoortige werkzaamheden of diensten;

  2. de indirecte kosten worden toegerekend aan categorieën van gelijksoortige werkzaamheden of diensten naar rato van hun beslag op de onderscheiden werkzaamheden of diensten;

  3. deze kosten, voor zover het kosten op grond van de wet betreft op bedrijfseconomische wijze worden berekend door middel van een door Onze Minister toe te passen kostencalculatiemodel dat zodanig is ingericht dat daaruit op elk moment op eenduidige en inzichtelijke wijze de kosten van de desbetreffende categorieën van gelijksoortige werkzaamheden of diensten kunnen worden afgeleid.

2.

Onze Minister maakt het kostencalculatiemodel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, bekend op een door hem te bepalen wijze.

3.

Voorzover de kosten bestaan uit afschrijvingskosten, worden deze kosten door middel van evenredige afschrijving op de aanschafwaarden van de investeringsgoederen per kalenderjaar geraamd op basis van de economische levensduur.

4.

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor de toepassing van artikel 2, tweede lid, onderdeel a, geen onderscheid wordt gemaakt tussen uitvoeringskosten voor het inwilligen van een aanvraag, uitvoeringskosten voor het geheel of gedeeltelijk afwijzen van een aanvraag of uitvoeringskosten die gemaakt zijn ter behandeling van een aanvraag die wordt ingetrokken.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5a [Vervallen per 01-01-2015]

Artikel 5b [Vervallen per 01-01-2015]

Artikel 5c [Vervallen per 01-01-2015]

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7a

Artikel 8 [Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 9 [Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 10 [Vervallen per 01-01-2015]

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16 [Vervallen per 01-01-2015]

Artikel 17

Artikel 18