Home

Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer

Geldig van 1 oktober 2004 tot 21 december 2006
Geldig van 1 oktober 2004 tot 21 december 2006

Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-10-2004 tot 21-12-2006]
[Regeling ingetrokken per 01-01-2008]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 28 april 1997, nr. MJZ97098435, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 8.40, 8.41 en 8.42 van de Wet milieubeheer, richtlijn nr. 91/689/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PbEG L 377) en richtlijn nr. 91/271/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1991 betreffende stedelijk afvalwater (PbEG L 135);

De Raad van State gehoord (advies van 3 december 1997, nr. W08.97.0250);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 mei 1998, nr. MJZ 98043942, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat bevoegd zou zijn een vergunning te verlenen voor een inrichting als bedoeld in artikel 2;

  2. vergunning: vergunning die is verleend krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer;

  3. bijlage: de bij dit besluit behorende bijlage;

  4. brandbare vloeistof: een vloeistof of een verfproduct waarvan het vlampunt gelegen is op 55°C of hoger (K3-vloeistof);

  5. gevaarlijke stof: een stof die of preparaat dat bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten is ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen;

  6. geluidniveau: het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Electrotechnische Commissie (IEC) opgestelde regels, zoals neergelegd in de IEC-publicatie nr. 651, uitgave 1979;

  7. equivalent geluidniveau: het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in de loop van een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de «Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01», Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 1981;

  8. woning: een gebouw of gedeelte van een gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt of daartoe is bestemd, met uitzondering van een dienst- of bedrijfswoning of een woning die deel uitmaakt van een inrichting;

  9. geluidgevoelige bestemmingen: gebouwen of objecten aangewezen krachtens de artikelen 49 en 68 van de Wet geluidhinder;

  10. piekniveau Lmax: maximaal geluidniveau gemeten in de meterstand «F» of «fast»;

  11. vuurwerk: vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit.

Artikel 2

1.

Dit besluit is van toepassing op een inrichting waarbij:

  1. uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van:

    1. 1°.

      een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, of

    2. 2°.

      een gelegenheid tot zwemmen of baden;

  2. uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een of meer voorzieningen of installaties voor:

    1. 1°.

      het in een besloten ruimte dansen of geven van dansonderricht;

    2. 2°.

      het in een besloten ruimte onderrichten van muziek of toneel, of oefenen of houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen;

    3. 3°.

      het in een besloten ruimte vertonen van films, houden van presentaties, vergaderingen of congressen, of tentoonstellen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap;

    4. 4°.

      het in de open lucht of in een besloten ruimte beoefenen van sport in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden, of

    5. 5°.

      het in de open lucht vertonen van films, houden van muziek-, toneel- of daarmee verwante uitvoeringen, of tentoonstellen van gebruiksvoorwerpen of voortbrengsels van kunst, cultuur of wetenschap;

  3. uitsluitend of in hoofdzaak gelegenheid wordt geboden tot het deelnemen aan kansspelen of om mee te dingen naar prijzen of premies door enige kansbepaling of tot het gebruiken van speelautomaten, of

  4. uitsluitend of in hoofdzaak:

    1. 1°.

      recreatief dagverblijf wordt geboden of waar een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor recreatieve doeleinden met een capaciteit van ten hoogste 500 000 bezoekers per jaar;

    2. 2°.

      recreatief nachtverblijf wordt geboden in ten hoogste 400 vakantiewoningen, of

    3. 3°.

      recreatief nachtverblijf wordt geboden in ten hoogste 750 trekkershutten of door middel van een kampeerterrein als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet op de openluchtrecreatie, met een capaciteit van ten hoogste 750 kampeermiddelen.

2.

Dit besluit is eveneens van toepassing op inrichtingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak sprake is van een samenstel van bedrijvigheden als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met d.

Artikel 3

1.

Dit besluit is niet van toepassing op een inrichting als bedoeld in artikel 2, indien:

  1. in de inrichting of een onderdeel daarvan een of meer stookinstallaties voor verwarming of warmtekrachtopwekking aanwezig zijn met een thermisch vermogen per toestel van 2500 kW of meer;

  2. in de inrichting of een onderdeel daarvan een of meer installaties of voorzieningen aanwezig zijn die kunnen worden gebruikt voor het verstoken of verbranden van andere brandstoffen dan aardgas, propaangas, butaangas of gasolie, tenzij sprake is van een open haard voor het verbranden van hout, die alleen is bedoeld voor bij- of sfeerverwarming;

  3. in de inrichting of een onderdeel daarvan koel- of vriesinstallaties, installaties voor ijsvloer- of sneeuwvervaardiging of warmtepompen aanwezig zijn met een capaciteit of een totale capaciteit van meer dan 200 kg ammoniak of van meer dan 100 kg propaan, butaan of mengsels van propaan en butaan;

  4. in de inrichting of een onderdeel daarvan voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het:

    1. 1°.

      opslaan van gevaarlijke stoffen met een capaciteit van 10 000 kg of meer;

    2. 2°.

      afleveren van brandstoffen aan andere transportmiddelen dan die welke voor eigen gebruik binnen de inrichting worden gebruikt;

    3. 3°.

      opslaan van vloeibare gevaarlijke stoffen of vloeibare gevaarlijke afvalstoffen in tanks, tenzij sprake is van opslaan in ondergrondse tanks, waarop het Besluit opslaan in ondergrondse tanks 1998 van toepassing is, dan wel sprake is van opslaan van brandbare vloeistoffen in bovengrondse tanks dan wel sprake is van een opslag overeenkomstig voorschrift 2.1.5, onder a;

    4. 4°.

      opslaan van gassen of gasmengsels in tanks tenzij sprake is van opslag waarop het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer van toepassing is;

    5. 5°.

      opslaan van bestrijdingsmiddelen in de zin van de Bestrijdingsmiddelenwet met een capaciteit van 400 kg of meer, of

    6. 6°.

      bedrijfsmatig houden, fokken, verhandelen of slachten van dieren, of

  5. deze is ingericht:

    1. 1°.

      als jachthaven als bedoeld in artikel 1 van het Besluit jachthavens met tien of meer ligplaatsen voor pleziervaartuigen;

    2. 2°.

      voor het in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden gebruiken van gemotoriseerde voertuigen of modelvoertuigen, gemotoriseerde vaartuigen of modelvaartuigen, gemotoriseerde vliegtuigen of modelvliegtuigen;

    3. 3°.

      voor het schieten met vuurwapens, het werpen van ontvlambare of explosieve voorwerpen, het beoefenen van het paintballspel of het in de buitenlucht of op een open terrein van de inrichting schieten met wapens werkend met luchtdruk of gasdruk, of

    4. 4°.

      voor het opslaan van vuurwerk, tenzij sprake is van opslag van uitsluitend theatervuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit in een hoeveelheid van ten hoogste 25 kilogram, waarbij voor de bepaling van de hoeveelheid vuurwerk wordt uitgegaan van het gewicht van het vuurwerk als zijnde onverpakt vuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, vijfde lid, onder b, van het Vuurwerkbesluit.

2.

Dit besluit is eveneens niet van toepassing:

  1. op een inrichting als bedoeld in artikel 2, waarvoor krachtens hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer een milieu-effectrapport dient te worden gemaakt;

  2. op een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b, ten eerste tot en met ten derde, of c voorzover in de inrichting permanente voorzieningen aanwezig zijn ten behoeve van de gelijktijdige aanwezigheid van meer dan 2000 bezoekers, en

  3. op een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, ten vierde of ten vijfde, indien in de inrichting permanente voorzieningen aanwezig zijn ten behoeve van de gelijktijdige aanwezigheid van meer dan 6000 toeschouwers.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Bijlage behorende bij het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer