In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister voor Rechtsbescherming;
rechterlijke ambtenaren: de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet op de rechterlijke organisatie;
salaris: het bedrag waarop de rechterlijk ambtenaar in verband met het vervullen van een ambt, met inachtneming van het bij of krachtens de artikelen 1ab, 7 en 9, eerste en derde lid, van deze wet bepaalde, aanspraak heeft;
bezoldiging: het salaris van de rechterlijk ambtenaar, vermeerderd met een periodieke schadeloosstelling of een andere geldelijke tegemoetkoming bij of krachtens deze wet, en met de toelagen, die in de op deze wet berustende regelgeving zijn aangewezen als tot de bezoldiging behorende toelagen, waarop hij aanspraak heeft;
ambt: de door de rechterlijk ambtenaar te vervullen functie;
burgerlijke rijksambtenaren: degenen die door het Rijk zijn aangesteld om in burgerlijke openbare dienst werkzaam te zijn.