Home

Rijnvaartpolitiereglement 1995

Geldig vanaf 23 oktober 2024
Geldig vanaf 23 oktober 2024

Rijnvaartpolitiereglement 1995

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 23-10-2024]

I. Bepalingen van toepassing op de gehele Rijn

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.01. Betekenis van enige uitdrukkingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  1. schip: een binnenschip met inbegrip van een klein schip en een veerpont, zomede een drijvend werktuig en een zeeschip;

  2. motorschip: een schip dat gebruik maakt van zijn eigen mechanische middelen tot voortbeweging, met uitzondering van een schip waarvan de motor slechts wordt gebruikt voor het zich verplaatsen over een kleine afstand (bijvoorbeeld in havens of op laad- en losplaatsen) of ter verbetering van zijn bestuurbaarheid wanneer het wordt gesleept of geduwd;

  3. samenstel: een sleep, een duwstel of een gekoppeld samenstel;

  4. sleep: een samenstel van één of meer schepen, drijvende inrichtingen of drijvende voorwerpen, dat door één of meer motorschepen wordt gesleept; deze laatsten maken deel uit van het samenstel;

  5. duwstel: een hecht samenstel van schepen, waarvan er ten minste één is geplaatst vóór het motorschip, dat dient voor het voortbewegen van het samenstel, dan wel vóór de beide motorschepen, die dienen voor het voortbewegen van het samenstel, en die worden aangeduid als "duwboot" of "duwboten". Hieronder wordt ook verstaan een duwstel dat is samengesteld uit een duwend en een geduwd schip waarvan de koppelingen een beheerst knikken mogelijk maken;

  6. duwbak: een schip dat is gebouwd of in het bijzonder geschikt is om te worden geduwd;

  7. zeeschipbak: een duwbak die is gebouwd om aan boord van een zeeschip te kunnen worden vervoerd en om de binnenwateren te bevaren;

  8. gekoppeld samenstel: een samenstel van langszijde van elkaar vastgemaakte schepen, waarvan er geen is geplaatst vóór het motorschip dat dient voor het voortbewegen van het samenstel;

  9. drijvend werktuig: een drijvend bouwsel, met mechanische werktuigen, dat is bestemd om op vaarwegen of in havens te worden gebruikt, zoals een baggermolen, een elevator, een bok, een kraan;

  10. drijvende inrichting: een drijvend bouwsel dat vanwege zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst, zoals een badinrichting, een dok, een steiger, een botenhuis;

  11. drijvend voorwerp: een vlot, alsmede een ander voorwerp of samenstel van voorwerpen, dat geschikt is gemaakt om te varen en dat geen schip of drijvende inrichting is;

  12. veerpont: een schip dat een veerdienst onderhoudt, waarbij de vaarweg wordt overgestoken, en dat door de bevoegde autoriteit als veerpont wordt aangemerkt;

  13. Klein schip: een schip waarvan de maximale lengte van de romp, zonder het roer en de boegspriet, minder is dan 20 m met uitzondering van:

    • een schip dat andere dan kleine schepen mag slepen, mag duwen of langszijde vastgemaakt mag medevoeren;

    • een schip dat meer dan 12 passagiers mag vervoeren;

    • een veerpont;

    • een duwbak;

  14. zeilschip: een schip dat uitsluitend onder zeil vaart. Een schip dat onder zeil vaart en tegelijkertijd zijn mechanische middelen tot voortbeweging gebruikt is een motorschip;

  15. stilliggend schip, drijvend voorwerp of drijvende inrichting: een schip, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting dat direct of indirect hetzij ten anker, hetzij aan de oever gemeerd ligt;

  16. varend schip, drijvend voorwerp of drijvende inrichting: een schip, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting dat noch direct of indirect ten anker of gemeerd ligt noch is vastgevaren;

  17. op radar varend schip: een schip dat gebruik maakt van radar voor het varen bij slecht zicht;

  18. des nachts: de tijd tussen zonsondergang en zonsopgang;

  19. des daags: de tijd tussen zonsopgang en zonsondergang;

  20. wit licht, rood licht, groen licht, geel licht en blauw licht: een licht waarvan de kleur voldoet aan de eisen van tabel 2 van de Europese norm EN 14744 : 2005;

  21. krachtig licht, helder licht en gewoon licht: een licht waarvan de sterkte voldoet aan de eisen van tabel 1 van de Europese norm EN 14744 : 2005;

  22. flikkerlicht, snel flikkerlicht: een periodelicht waarvan het aantal regelmatige lichtverschijningen als flikkerlicht voldoet aan de eisen van regel 1 en als snel licht aan de eisen van regel 2 of regel 3 van tabel 3 van de Europese norm EN 14744 : 2005;

  23. korte stoot: een geluidssein, durende ongeveer 1 seconde; lange stoot: een geluidssein, durende ongeveer 4 seconden en waarbij de tijdruimte tussen de opeenvolgende stoten ongeveer 1 seconde bedraagt;

  24. reeks zeer korte stoten: een reeks van ten minste 6 stoten, elk durende ongeveer 1/4 seconde en waarbij de tijdruimte tussen de opeenvolgende stoten ongeveer 1/4 seconde bedraagt;

  25. linker- en rechteroever: de zijden van de vaarweg gezien in de richting van de bron naar de monding;

  26. stroomopwaarts: de richting naar de bronnen van de Rijn, met inbegrip van die riviergedeelten waar de stroomrichting met het getij verandert;

  27. ADN: het in de bijlage bij het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren opgenomen Reglement (ADN);

  28. snel schip: een motorschip, met uitzondering van een klein schip, dat met een snelheid van meer dan 40 km per uur ten opzichte van het water kan varen (bijvoorbeeld een draagvleugelboot, een luchtkussenvaartuig of een motorschip met meervoudige romp), terwijl dit in het certificaat van onderzoek is aangetekend;

  29. Inland AIS-apparaat: een apparaat dat op een schip is ingebouwd en in de zin van de bepalingen van deel II van ES-RIS wordt gebruikt;

  30. LNG-installatie: alle elementen van het schip die vloeibaar aardgas (LNG) of aardgas kunnen bevatten, zoals motoren, brandstoftanks, buffertanks en bunkerleidingen;

  31. bunkerzone: de zone die in een omtrek van 20 m van de aansluiting voor het bunkeren ligt;

  32. vloeibaar aardgas (LNG): aardgas dat vloeibaar is gemaakt door afkoeling tot een temperatuur van – 161 °C;

  33. vaste tank: een met het schip verbonden tank, waarbij de tankwanden kunnen worden gevormd ofwel door de scheepsromp zelf ofwel door wanden die onafhankelijk zijn van de scheepsromp;

  34. ES-TRIN: de Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Binnenvaartregeling. Voor de toepassing van ES-TRIN moet het begrip «lidstaat» worden opgevat als één van de Rijnoeverstaten of België;

  35. ES-RIS: Europese standaard voor de rivierinformatiediensten, in de editie 2023/1. Voor de toepassing van ES-RIS, moet het begrip «lidstaat» worden opgevat als een van de Rijnoeverstaten of België.

Artikel 1.02. Schipper

1.

Een schip alsmede een drijvend voorwerp moeten zijn gesteld onder het gezag van een persoon die de daartoe vereiste bekwaamheid bezit. Deze persoon wordt hierna aangeduid als «schipper».

De schipper wordt geacht deze bekwaamheid te hebben, indien hij houder is van een overeenkomstig het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn geldig kwalificatiecertificaat schipper voor het schip dat hij voert. Een schipper die een riviergedeelte bevaart als bedoeld in artikel 13.03 van het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn, moet bovendien de overeenkomstig dit reglement hiervoor vereiste specifieke vergunning bezitten.

Indien overeenkomstig het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn meerdere schippers voor het schip voorgeschreven zijn, moet uitsluitend de schipper die het gezag over het schip voert, beschikken over de specifieke vergunning als bedoeld in artikel 13.03 van het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn.

2.

Een samenstel moet eveneens onder het gezag van een schipper zijn gesteld, die de daartoe vereiste bekwaamheid bezit.

De schipper van het motorschip dat hoofdzakelijk voor het voortbewegen zorgt is de schipper van het samenstel.

Wanneer meer dan één schip hoofdzakelijk voor het voortbewegen dient, moet de schipper van het samenstel tijdig worden aangewezen.

Indien een duwstel door twee duwboten naast elkaar wordt voortbewogen, is de schipper van de duwboot aan stuurboord de schipper van het samenstel.

3.

Schepen van een duwstel, met uitzondering van de duwboot, behoeven geen schipper te hebben, maar zij zijn gesteld onder het gezag van de schipper van de duwboot. Wanneer zich in een gekoppeld samenstel een duwbak bevindt, kan de schipper van dit samenstel tegelijkertijd de functie van schipper van de duwbak vervullen.

4.

Tijdens de vaart moet de schipper aan boord zijn; de schipper van een drijvend werktuig moet tevens aan boord zijn wanneer het werktuig in bedrijf is.

5.

De schipper is verantwoordelijk voor de naleving van dit reglement, onverminderd de verantwoordelijkheid van derden.

De schipper van een samenstel is verantwoordelijk voor de naleving van dit reglement, voor zover de bepalingen daarvan op samenstellen van toepassing zijn.

De schipper van een schip dat gesleept wordt moet de bevelen van de schipper van de sleep opvolgen. Hij moet evenwel, ook wanneer zulke bevelen niet worden gegeven, alle maatregelen nemen die voor het op juiste wijze voeren van zijn schip door de omstandigheden worden geboden. Dezelfde voorschriften gelden voor de schipper van een schip van een gekoppeld samenstel, voor zover hij geen schipper van het samenstel is.

6.

Indien voor een stilliggend schip of drijvend voorwerp een persoon op grond van artikel 7.08 met de bewaking of het toezicht is belast, treedt deze persoon op als schipper.

7.

De schipper mag in zijn functioneren niet worden belemmerd door oververmoeidheid of de gevolgen van het gebruik van alcohol, van medicijnen of van drugs, dan wel door enige andere oorzaak.

Indien hij een alcoholconcentratie in het bloed heeft van 0,5 ‰ of meer, dan wel hij een hoeveelheid alcohol in zijn lichaam heeft die een zodanige alcoholconcentratie in het bloed dan wel een daarmee overeenkomende alcoholconcentratie in de uitgeademde lucht oplevert, is het de schipper verboden het schip te voeren.

Artikel 1.03. Verplichtingen van de bemanning en van andere personen aan boord

Artikel 1.04. Algemene plicht tot waakzaamheid

Artikel 1.05. Gedrag onder bijzondere omstandigheden

Artikel 1.06. Gebruik van de vaarweg

Artikel 1.07. Eisen met betrekking tot de belading, het uitzicht en het ten hoogste toegelaten aantal passagiers

Artikel 1.08. Bouw, uitrusting en bemanning van een schip

Artikel 1.09. Bediening van het roer

Artikel 1.10. Scheepsbescheiden en andere documenten aan boord

Artikel 1.10a. Uitzonderingen voor bepaalde vaartuigen met betrekking tot scheepsbescheiden en andere documenten aan boord

Artikel 1.11. Rijnvaartpolitiereglement 1995 en het Handboek voor de radiocommunicatie in de binnenvaart aan boord

Artikel 1.12. Gevaren verbonden aan het zich aan boord bevinden van voorwerpen; verlies van voorwerpen; hindernissen

Artikel 1.13. Bescherming van verkeerstekens

Artikel 1.14. Beschadiging van kunstwerken

Artikel 1.15. Verbod tot het te water doen geraken van voorwerpen of vloeistoffen

Artikel 1.16. Redding en bijstand

Artikel 1.17. Vastgevaren of gezonken schepen; aangifte van ongevallen

Artikel 1.18. Verplichting tot vrijmaking van het vaarwater

Artikel 1.19. Verkeersaanwijzingen

Artikel 1.20. Toezicht

Artikel 1.21. Bijzondere transporten; amfibievoertuigen

Artikel 1.22. Voorschriften van tijdelijke aard van de bevoegde autoriteit

Artikel 1.22a. Voorschriften van tijdelijke aard van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

Artikel 1.23. Toestemming voor evenementen

Artikel 1.24. Toepasselijkheid in havens en op laad- en losplaatsen

Artikel 1.25. Voorschriften, toestemmingen en vergunningen

Artikel 1.26. Ontheffing van dit reglement voor een schip waarop taken van de bemanning worden geautomatiseerd of een schip dat op afstand wordt bestuurd

Hoofdstuk 2. Kentekens en diepgangsschalen van schepen; meting

Artikel 2.01. Kentekens van schepen, met uitzondering van kleine schepen en zeeschepen

Artikel 2.02. Kentekens van kleine schepen

Artikel 2.03. Meting

Artikel 2.04. Inzinkingsmerken en diepgangsschalen

Artikel 2.05

Artikel 2.06. Kenteken van schepen die vloeibaar aardgas (LNG) als brandstof gebruiken ( bijlage 3: schets 66 )

I. Algemene bepalingen

Artikel 3.01. Begripsbepalingen en toepassing ( Bijlage 3: schets 1 )

Artikel 3.02. Lichten

Artikel 3.03. Vlaggen, borden en wimpels

Artikel 3.04. Cylinders, bollen, kegels en ruiten

Artikel 3.05. Verboden of bij uitzondering toegelaten tekens

Artikel 3.06

Artikel 3.07. Verboden verlichting, zoeklichten, vlaggen, borden, wimpels enz.

II. Nacht- en dagtekens

II.A. Tekens tijdens het varen

Artikel 3.08. Tekens van alleenvarende motorschepen ( Bijlage 3: schetsen 2, 3 en 64 )
Artikel 3.09. Tekens van varende slepen ( Bijlage 3: schetsen 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 )
Artikel 3.10. Tekens van varende duwstellen ( Bijlage 3: schetsen 11, 12, 13 en 14 )
Artikel 3.11. Tekens van varende gekoppelde samenstellen ( Bijlage 3: schetsen 15, 16 )
Artikel 3.12. Tekens van varende zeilschepen ( Bijlage 3: schets 17 )
Artikel 3.13. Tekens van varende kleine schepen ( Bijlage 3: schetsen 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26 )
Artikel 3.14. Bijkomende tekens van varende schepen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren ( Bijlage 3: schetsen 27a, 27b, 28a, 28b, 29, 30, 31, 32 )
Artikel 3.15. Teken van varende schepen die meer dan 12 passagiers mogen vervoeren en waarvan de maximale lengte van de romp minder is dan 20 m ( Bijlage 3: schets 33 )
Artikel 3.16. Tekens van varende veerponten ( Bijlage 3: schetsen 34, 35, 36 )
Artikel 3.17. Bijkomend teken van varende schepen die recht van voorrang hebben ( Bijlage 3: schets 37 )
Artikel 3.18. Bijkomende tekens van varende schepen die onmanoeuvreerbaar zijn ( Bijlage 3: schets 38 )
Artikel 3.19. Tekens van varende drijvende voorwerpen en drijvende inrichtingen ( Bijlage 3: schets 39 )

II .B. Tekens tijdens het stilliggen

Artikel 3.20. Tekens van stilliggende schepen ( Bijlage 3: schetsen 40, 41 )
Artikel 3.21. Bijkomende tekens van stilliggende schepen die bepaalde gevaarlijke stoffen vervoeren ( Bijlage 3: schetsen 42, 43, 44 )
Artikel 3.22. Tekens van op hun aanlegplaats stilliggende veerponten ( Bijlage 3: schets 45, 46 )
Artikel 3.23. Tekens van drijvende voorwerpen en drijvende inrichtingen bij het stilliggen ( Bijlage 3: schets 47 )
Artikel 3.24. Tekens van bepaalde stilliggende vissersschepen en van hun netten of uitleggers ( Bijlage 3: schets 48 )
Artikel 3.25. Tekens van in bedrijf zijnde drijvende werktuigen en van vastgevaren of gezonken schepen ( Bijlage 3: schetsen 49a, 49b, 50a, 50b, 51, 52 )
Artikel 3.26. Bijkomende tekens van schepen, drijvende voorwerpen en drijvende inrichtingen waarvan de ankers een gevaar voor de scheepvaart kunnen vormen en van hun ankers ( Bijlage 3: schetsen 53, 54, 55 )

III. Bijzondere optische tekens

Artikel 3.27. Teken van schepen van toezichthoudende ambtenaren ( Bijlage 3: schets 56 )

Artikel 3.28. Bijkomend teken van varende schepen die werkzaamheden in het vaarwater uitvoeren ( Bijlage 3, schets 57 )

Artikel 3.29. Bescherming tegen hinderlijke waterbeweging ( Bijlage 3: schets 58 )

Artikel 3.30. Noodtekens ( Bijlage 3: schets 59 )

Artikel 3.31. Teken van het verbod van toegang aan boord ( Bijlage 3: schets 60 )

Artikel 3.32. Teken van het verbod te roken, onbeschermd licht of vuur te gebruiken ( Bijlage 3: schets 61 )

Artikel 3.33. Teken van het verbod evenwijdig aan een schip ligplaats te nemen ( Bijlage 3: schets 62 )

Artikel 3.34. Bijkomende tekens van schepen die bij het duiken worden gebruikt ( Bijlage 3 : schets 65)

Hoofdstuk 4. Geluidsseinen van schepen; marifoon; informatie- en navigatieapparatuur

I. Geluidsseinen ( Bijlage 6)

Artikel 4.01. Algemene bepalingen
Artikel 4.02. Geven van geluidsseinen
Artikel 4.03. Verboden geluidsseinen
Artikel 4.04. Noodseinen

II. Marifoon

Artikel 4.05. Marifoon

III. Informatie- en navigatieapparatuur

Artikel 4.06. Radar
Artikel 4.07. Inland AIS en Inland ECDIS

Hoofdstuk 5. Verkeerstekens van de vaarweg

Artikel 5.01. Verkeerstekens

Artikel 5.02. Verkeerstekens ter markering van de vaarweg

Hoofdstuk 6. Vaarregels

I. Algemene bepalingen

Artikel 6.01. Snelle schepen
Artikel 6.02. Gedrag tussen kleine schepen en andere schepen
Artikel 6.02a. Vaarregels voor kleine schepen onderling

II. Ontmoeten en voorbijlopen

Artikel 6.03. Algemene beginselen
Artikel 6.04. Ontmoeten: Hoofdregels ( Bijlage 3: schets 63 )
Artikel 6.05. Ontmoeten: Afwijking van de hoofdregels
Artikel 6.06. Ontmoeten van snelle schepen en andere schepen en van snelle schepen onder elkaar
Artikel 6.07. Ontmoeten in een engte
Artikel 6.08. Verbod tot ontmoeten door tekens langs de vaarweg
Artikel 6.09. Voorbijlopen: Algemene bepalingen
Artikel 6.10. Voorbijlopen: Gedrag en seinen der schepen
Artikel 6.11. Verbod tot voorbijlopen door tekens langs de vaarweg

III. Andere vaarregels

Artikel 6.12. Varen in vakken waar de te volgen weg wordt voorgeschreven
Artikel 6.13. Keren
Artikel 6.14. Gedrag bij vertrek
Artikel 6.15. Verbod zich in de tussenruimten tussen de lengten van een sleep te begeven
Artikel 6.16. In- en uitvaren van havens en van nevenvaarwegen
Artikel 6.17. Op gelijke hoogte varen; verbod een schip te naderen
Artikel 6.18. Verbod om ankers, kabels of kettingen te laten slepen
Artikel 6.19. Zich laten drijven
Artikel 6.20. Hinderlijke waterbeweging
Artikel 6.21. Samenstelling van samenstellen
Artikel 6.22. Stremming van de scheepvaart en buiten gebruik gestelde gedeelten
Artikel 6.22a. Voorbijvaren van drijvende werktuigen in bedrijf en van vastgevaren of gezonken schepen ( Bijlage 3: schets 50a, 50b, 52 )

IV. veerponten

Artikel 6.23. Vaarregels voor veerponten

V. Doorvaren van bruggen, stuwen en sluizen

Artikel 6.24. Doorvaren van bruggen en stuwen; algemene bepalingen
Artikel 6.25. Doorvaren van vaste bruggen
Artikel 6.26. Doorvaren van schipbruggen
Artikel 6.27. Doorvaren van stuwen
Artikel 6.28. Doorvaren van sluizen
Artikel 6.28a. In- en uitvaren van sluizen
Artikel 6.29. Schutting bij voorrang

VI. Slecht zicht; gebruik van radar

Artikel 6.30. Alle varende schepen bij slecht zicht
Artikel 6.31. Stilliggende schepen
Artikel 6.32. Op radar varende schepen
Artikel 6.33. Niet op radar varende schepen
Artikel 6.34 [Vervallen per 01-04-2006]

Hoofdstuk 7. Regels voor het ligplaats nemen

Artikel 7.01. Algemene beginselen voor het ligplaats nemen

Artikel 7.02. Ligplaats nemen

Artikel 7.03. Ankeren en het gebruik van spudpalen

Artikel 7.04. Meren

Artikel 7.05. Ligplaatsen

Artikel 7.06. Gereserveerde ligplaatsen

Artikel 7.07. Minimum afstanden bij vervoer van gevaarlijke stoffen tijdens het stilliggen

Artikel 7.08. Bewaking en toezicht

Hoofdstuk 8. Aanvullende bepalingen

Artikel 8.01. Slepen van en door een duwstel

Artikel 8.02. Duwstellen met andere schepen dan duwbakken

Artikel 8.03. Duwstellen met zeeschipbakken

Artikel 8.04. Verplaatsen van duwbakken buiten het verband van een duwstel

Artikel 8.05. Koppelingen van duwstellen

Artikel 8.06. Telefoonverbinding aan boord van samenstellen

Artikel 8.07. Verplaatsing van personen aan boord van duwstellen

Artikel 8.08. Samenstellen van slepen

Artikel 8.09. "Blijf weg"-sein

Artikel 8.10. Veiligheid aan boord van schepen die meer dan 12 passagiers mogen vervoeren

Artikel 8.11. Veiligheid aan boord van schepen die vloeibaar aardgas (LNG) als brandstof gebruiken

II. Bijzondere bepalingen van toepassing op bepaalde riviergedeelten

Hoofdstuk 9. Bijzondere vaarregels en bijzondere regels voor het ligplaats nemen

Artikel 9.01. Beperkingen van de scheepvaart in Basel

Artikel 9.02. Het Grand Canal d’Alsace en de gekanaliseerde Rijn

Artikel 9.03. Voorbijvaren van de veerpont Seltz-Plittersdorf

Artikel 9.04. Ontmoeten: Afwijking van de hoofdregels

Artikel 9.05. Varen op gelijke hoogte door schepen en samenstellen

Artikel 9.06. Varen op de oude Rijnarmen tussen Mannheim en Mainz

Artikel 9.07. Beperkingen van de scheepvaart

Artikel 9.08. Nachtvaart op het riviergedeelte Bingen – St. Goar

Artikel 9.09. Beperking van de scheepvaart tussen Bad Salzig (km 564,30) en Gorinchem (km 952,50)

Artikel 9.10. Optische tekens en vaarregels voor multifunctionele schepen van het Franse en Duitse leger

Artikel 9.11. Varen bij slecht zicht benedenstrooms van het Spijksche Veer

Artikel 9.12. Boven-Rijn en Waal

Artikel 9.13. Pannerdensch Kanaal, Neder-Rijn en Lek

Hoofdstuk 10. Beperking van de scheepvaart bij hoogwater en laagwater

Artikel 10.01. Beperking van de scheepvaart bij hoogwater bovenstrooms van het Spijksche Veer

Artikel 10.02. Beperking van de scheepvaart bij laagwater tussen Bingen en St. Goar

Hoofdstuk 11. Ten hoogste toegelaten afmetingen van schepen, duwstellen en andere samenstellen

Artikel 11.01. Ten hoogste toegelaten afmetingen van schepen

Artikel 11.02. Ten hoogste toegelaten afmetingen van duwstellen en gekoppelde samenstellen

Artikel 11.03 [Vervallen per 01-12-2016]

Artikel 11.04 [Vervallen per 01-12-2016]

Artikel 11.05 [Vervallen per 01-12-2016]

Hoofdstuk 12. Riviergedeelten waar een meldplicht geldt dan wel waar de scheepvaart door waarschuwingsposten wordt geregeld

Artikel 12.01. Meldplicht

Artikel 12.02. Functie van de waarschuwingsposten op het riviergedeelte Oberwesel – St. Goar

Artikel 12.03. Bijzondere vaarregels voor het riviergedeelte met waarschuwingsposten

Hoofdstuk 13. Bijzondere voorschriften met betrekking tot de vaart met kanaalspitsen op het riviergedeelte Basel tot de sluizen te Iffezheim

Artikel 13.01. Toepassingsgebied

Artikel 13.02. Kentekens van schepen

Artikel 13.03. Inzinkingsmerken

Artikel 13.04. Diepgangsschalen

Artikel 13.05. Kentekens van ankers

Artikel 13.06. Samenstelling van samenstellen

Hoofdstuk 14. Voorschriften betreffende de reden op de Rijn

Artikel 14.01. Algemene bepalingen

Artikel 14.02. Basel

Artikel 14.03. Mannheim-Ludwigshafen

Artikel 14.04. Mainz

Artikel 14.05

Artikel 14.06. Bad Salzig

Artikel 14.07. Koblenz

Artikel 14.08. Andernach

Artikel 14.09. Wesseling

Artikel 14.10. Duisburg-Ruhrort

Artikel 14.11. Overnachtingshavens Boven-Rijn, Waal en Lek

Artikel 14.12. Vluchthaven te Emmerich

Artikel 14.13 [Vervallen per 01-04-2009]

III. Milieubepalingen

Hoofdstuk 15. Bescherming van het water tegen verontreiniging en verwijdering van scheepsafvalstoffen

Artikel 15.01. Begripsbepalingen en toepassing

Artikel 15.02. Algemene plicht tot waakzaamheid

Artikel 15.03. Verbod te lozen of te water te doen geraken

Artikel 15.04. Inzamelen en behandelen aan boord

Artikel 15.05. Olie-afgifteboekje, afgifte aan inrichtingen voor het ontvangen van afval

Artikel 15.06. Plicht tot waakzaamheid tijdens het bunkeren

Artikel 15.07. Plicht tot waakzaamheid bij het bunkeren van vloeibaar aardgas (LNG)

Artikel 15.08. Verzameling, afgifte en inname van afval van de lading

Artikel 15.09. Behandelen van de buitenkant van schepen

Bijlage 1. Letter of lettercombinatie ter onderscheiding van het land waar de thuishaven of de plaats van teboekstelling van een schip is gelegen

Bijlage 2

Bijlage 3. Optische tekens van schepen

Bijlage 4

Bijlage 5

Bijlage 6. Geluidsseinen

Bijlage 7. Verkeerstekens van de vaarweg

Bijlage 8. Verkeerstekens ter markering van de vaarweg

Bijlage 9

Annexe/Anlage/Bijlage 10. Modele de carnet de controle des huiles usees

Bijlage 11. Gegevens die in het Inland AIS-apparaat moeten worden ingevoerd: verklaring van de navigatiestatus en van het referentiepunt voor de positie-informatie op het schip

Bijlage 12. als bedoeld in artikel 12.01, tweede lid, onderdeel c

Bijlage 13. Lijst van scheepsbescheiden en andere documenten die overeenkomstig artikel 1.10 aan boord aanwezig moeten zijn