Home

Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren

Geldig vanaf 1 januari 2024
Geldig vanaf 1 januari 2024

Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken van 8 december 1993, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 415284/93/6 en nr. EA 93/U 3630, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, nr. CWW 85/008;

Gelet op artikel 9 van de Politiewet 1993;

De Raad van State gehoord (advies van 28 maart 1994, nr. W.O. 3.93.0838);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 7 april 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 433019/94/6, nr. EA 94/U1149, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1

1.

In dit besluit wordt verstaan onder ambtenaar:

  1. de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, van de Politiewet 2012, en de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder c of d, van die wet, die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;

  2. de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, en de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder c en d, van die wet, die is aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie dan wel de rijksrecherche, voor zover het betreft de artikelen 1 en 2 en hoofdstuk 5;

  3. degene die is benoemd tot aspirant voor de duur dat hij de praktijkstage volgt;

  4. de militair van de Koninklijke marechaussee in de uitvoering van de politietaken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Politiewet 2012;

  5. de militair van de krijgsmacht, bedoeld in de artikelen 58, 59 en 62 van de Politiewet 2012.

2.

In hoofdstuk 6 van dit besluit wordt onder ambtenaar mede verstaan de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, dan wel een andere persoon, voor zover die ambtenaar van politie of die persoon tevens buitengewoon opsporingsambtenaar is en door de korpschef is belast met de verzorging van ingeslotenen.

3.

In dit besluit wordt verstaan onder meerdere:

  1. de ambtenaar die uit hoofde van zijn functie of krachtens beschikking of aanwijzing met de leiding is belast of het bevel heeft over de taakuitvoering;

  2. indien op grond van het bepaalde onder a, geen meerdere kan worden aangewezen de ambtenaar van politie die een hogere rang heeft of, bij gelijkheid in rang, degene met de meeste dienstjaren, dan wel bij optreden door militairen van de Koninklijke marechaussee of van enig ander krijgsmachtonderdeel degene die ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel 67 van het Wetboek van Militair Strafrecht de meerdere is.

4.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. bevoegd gezag: het gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012;

  2. geweld: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken;

  3. aanwenden van geweld: het gebruiken van geweld, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van een geweldmiddel. In verband met de melding op grond van artikel 17 valt het ter hand nemen van het vuurwapen eveneens onder het aanwenden van geweld tenzij het vuurwapen standaard in de hand of over de schouder wordt gedragen;

  4. geweldmiddel:

    1. 1°.

      de krachtens artikel 22 van de Politiewet 2012 toegelaten bewapening, en

    2. 2°.

      de door Onze Minister van Defensie ter beschikking gestelde bewapening ten behoeve van de uitvoering van de politietaken, bedoeld in de artikelen 4, 57, 58, 59 en 62 van de Politiewet 2012;

  5. hulpmiddelen ten behoeve van uitzetting:

    1. 1º.

      de krachtens artikel 22 van de Politiewet 2012, aan de ambtenaar van politie, bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, ter beschikking gestelde uitrusting ten behoeve van de uitzetting van vreemdelingen, en

    2. 2º.

      de door Onze Minister van Defensie, in overeenstemming met Onze Minister, aan de ambtenaar van de Koninklijke marechaussee, bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, ter beschikking gestelde uitrusting ten behoeve van de uitzetting van vreemdelingen;

  6. vrijheidsbeperkende middelen, waaronder hulpmiddelen jegens ingeslotenen:

    1. 1°.

      de krachtens artikel 22 van de Politiewet 2012 toegelaten vrijheidsbeperkende middelen, en

    2. 2°.

      de door Onze Minister van Defensie ter beschikking gestelde vrijheidsbeperkende middelen;

  7. automatisch vuur: het lossen van meerdere schoten als gevolg van het eenmalig overhalen van de trekker van een vuurwapen;

  8. de arts: de dienstdoend adviserend arts;

  9. buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

  10. het gebruik van een vuurwapen: het richten, het gericht houden of het schieten met een vuurwapen;

  11. niet-penetrerend projectiel: projectiel dat is ontworpen om personen te treffen en daarbij niet het lichaam binnen te dringen;

  12. AOT-hond: hond bedoeld om te worden ingezet bij het optreden van een aanhoudings- en ondersteuningsteam of een bijstandseenheid als bedoeld in artikel 59 van de Politiewet 2012;

  13. ambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst: ambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten die is aangewezen voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 3 van die wet;

  14. geweldsregistratie: de registratie van het aangewende geweld, bedoeld in artikel 17, derde lid;

  15. surveillancehond: hond bedoeld om te worden ingezet bij de surveillancedienst, het optreden van de mobiele eenheid of het bewaken en beveiligen van personen, objecten en diensten;

  16. cel: een afsluitbare ruimte geschikt voor het dag- en nachtverblijf van een persoon;

  17. verplaatsing: het overbrengen van een persoon binnen eenzelfde locatie, zonder dat daarbij een vervoermiddel wordt gebruikt;

  18. dienstpistool: het rechtens aan de ambtenaar toegekende pistool.

5.

In dit besluit wordt onder ingeslotene verstaan degene die rechtens van zijn vrijheid is beroofd. Onder ingeslotene wordt mede verstaan degene die ten behoeve van de hulpverlening aan hem op het politie- of brigadebureau is ondergebracht.

6.

In dit besluit wordt onder wapenstok zowel de korte als de lange wapenstok verstaan.

Artikel 2

De ambtenaar legitimeert zich met het legitimatiebewijs dat aan hem is verstrekt:

  1. bij optreden in burgerkleding ongevraagd, tenzij bijzondere omstandigheden dit onmogelijk maken, en

  2. bij optreden in uniform, op verzoek daartoe.

Artikel 3

Hoofdstuk 2. Geweld

§ 1. Algemeen

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

§ 2. Vuurwapens

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10a

§ 2a. Niet-penetrerende projectielen

Artikel 11

Artikel 11a

Artikel 11b

Artikel 11c [Vervallen per 01-07-2022]

§ 2b. Pepperspray

Artikel 12a

Artikel 12b

§ 2c. Stroomstootwapen

Artikel 12c

Artikel 12d

§ 2d. Wapenstok

Artikel 12e

Artikel 12f

§ 3. Overige geweldmiddelen

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15a

Artikel 15b

Artikel 16

§ 4. Melding aanwenden van geweld

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 18a

Artikel 19

Hoofdstuk 3. Veiligheids- en vervoersfouillering

Artikel 20

Artikel 21

Hoofdstuk 4. Vrijheidsbeperkende middelen en hulpmiddelen

§ 1. Handboeien en mondafscherming ten behoeve van het vervoer of een verplaatsing

Artikel 22

Artikel 22a

Artikel 22b

Artikel 23

§ 2. Hulpmiddelen ten behoeve van de uitzetting van vreemdelingen

Artikel 23a

Artikel 23b

§ 3. Het gebruik van handboeien en blinddoeken ten behoeve van het ordelijk verloop van een aanhouding

Artikel 23c

Hoofdstuk 5. Hulpverlening

Artikel 24

Artikel 25

Hoofdstuk 6. Maatregelen jegens ingeslotenen

§ 1. Algemeen

Artikel 26

Artikel 27

§ 2. In bewaring nemen van kleding en voorwerpen

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 29a

Artikel 30

§ 3. Permanente camera-observatie

Artikel 31

§ 4. Medische bijstand

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

§ 5. Hulpmiddelen jegens ingeslotenen

Artikel 35a

§ 6. Invrijheidstelling

Artikel 36

Hoofdstuk 6a. Ambtenaar van een bijzondere opsporingsdienst

Artikel 36a

Artikel 36b

Hoofdstuk 7. Buitengewoon opsporingsambtenaar

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 39

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 39a

Artikel 40

Artikel 41